Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- de eis in (voorwaardelijke) reconventie d.d. 21 januari 2019,
- de producties 1 tot en met 15 van de zijde van [Y] ,
- de mondelinge behandeling d.d. 23 januari 2019,
- de pleitnota’s van partijen.
2.De feiten
verklaarde op heden ter leen ontvangen te hebben van en mitsdien schuldig te zijn aan de schuldeiser[ [A] , toevoeging van de voorzieningenrechter]
een som van twee miljoen euro(€ 2.000.000,00).
- Kredietnemer[ [Y] , toevoeging van de voorzieningenrechter]
een lening heeft opgenomen onder hypothecair verband van [A] , in welke leningsovereenkomst kredietgever[ [X] , toevoeging van de voorzieningenrechter]
garant staat voor de betaling van rentes, kosten en (via een put-optie) een deel van de lening; - Kredietgever bereid is om deze garanties te verstrekken mits hij hiervoor van
Kredietnemer bereid is om voor de door kredietgever aangegane verplichtingen met
Kredietnemer en kredietgever tesamen een lijst zullen opmaken, vaststellen en tekenen van alle, in vorige alinea genoemde, activa,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voormeld vonnis bekrachtigd.
- kort gezegd - meegedeeld dat het er naar uit ziet dat het bestemmingsplan is goedgekeurd, dat hij benieuwd is hoe [F] in de lopende rechtszaak staat, en dat van de zijde van [X] aan [Y] een voorstel is gedaan om de onroerende zaak te kopen voor € 1.600.000,--, waarbij de financiering wordt ingevuld door een bankkrediet.
- kort gezegd - meegedeeld dat de gemeenteraad van de [gemeente] in positieve zin heeft besloten over het bestemmingsplan, dat zij ervan uitgaat dat het plan binnenkort ter inzage wordt gelegd en dat zij er van uitgaat dat het binnen afzienbare tijd tot ondertekening komt met de projectontwikkelaar.
juli 2018 zou worden vastgesteld, dat de [gemeente] geen woord hield, dat [Y] de [gemeente] aansprakelijk heeft gesteld voor de vertragingsschade, dat het bestemmingsplan bij besluit van de gemeenteraad van de [gemeente] van
24 september 2018 alsnog is vastgesteld, dat het bestemmingsplan tot 21 november 2018 ter inzage ligt en dat er nog geen overdracht heeft plaatsgevonden omdat de contractanten van [Y] ervoor hebben gekozen om enige weken te wachten, omdat het bestemmingsplan tot 21 november 2018 ter inzage ligt.
30 november 2018 onder (onder meer) de voorwaarde dat namens [X] [E] of een neutrale vertegenwoordiger deelneemt aan alle toekomstige gesprekken met de ontwikkelaar/contractant.
en gerekwireerde[ [Y] , toevoeging van de voorzieningenrechter]
is overeen gekomen dat rekwirant het uitdrukkelijke beslissingsrecht van gerekwireerde krijgt voor de verkoop van (delen van) het onroerend goed waarop bij akte d.d. 6 november 2009 (…), door gerekwireerde ten gunste van rekwirant het recht van tweede hypotheek is verleend op:
3.Het geschil
[te ondertekenen, toevoeging van de voorzieningenrechter],houdende onherroepelijke volmacht aan [X] om conform het bepaalde in artikel 6 van de geldleningsovereenkomst 2 de onroerende zaak te koop aan te bieden, daarover te onderhandelen en de onroerende zaak tegen een zo optimaal mogelijke opbrengst, gelet op de wens van verkoop op zo kort mogelijke termijn, te verkopen, dit laatste eerst na gezamenlijk overleg met [Y] , een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom;
4.De beoordeling
[gemeente] heeft het (gewijzigde) bestemmingsplan “ [adres 1] ” op
24 september 2018 vastgesteld en er zijn (vergaande) onderhandelingen met potentiële investeerders in en huurders van het zorgcentrum. In dit verband wordt - onder meer - verwezen naar het door [Y] overgelegde mailbericht van Solidare van
21 januari 2019 en het (ongedateerde) gespreksverslag dat is opgemaakt van een bijeenkomst (die na 24 september 2018 heeft plaatsgevonden) waarbij Zorgfederatie Oldenzaal, I-Prime, [Y] en ABZV aanwezig waren (productie 15 [Y] ). In het licht van het vorenstaande valt vooralsnog niet uit te sluiten dat de onroerende zaak voor een bedrag van (ongeveer) € 3.500.000,--, althans in ieder geval voor meer dan
€ 2.000.000,-- zal worden verkocht. [X] heeft ook niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat er (thans) potentiële gegadigden zijn die meer zouden willen bieden dan voornoemde bedragen. De voorzieningenrechter acht het bovendien niet waarschijnlijk dat (andere) potentiële gegadigden tot koop van de onroerende zaak zullen overgaan voordat er uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het beroep tegen het besluit van 24 september 2018.