ECLI:NL:RBOVE:2019:3136

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
5 september 2019
Zaaknummer
08-950457-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van groepsleider scouting voor ontucht met minderjarige

Op 5 september 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 40-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 163 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De man, die als groepsleider van een scoutinggroep fungeerde, heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met een 10-jarig jongetje dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte tijdens een scoutingkamp in Dronten ontuchtige handelingen heeft gepleegd door de penis en het scrotum van het slachtoffer te betasten. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aangifte van het slachtoffer, het studioverhoor en de resultaten van DNA-onderzoek, waaruit bleek dat het DNA van de verdachte op de geslachtsdelen van het slachtoffer was aangetroffen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar en consistent. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan de proeftijd, waaronder een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling en een contactverbod met het slachtoffer en de kinderen van zijn partner. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding van 827 euro aan het slachtoffer betalen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-950457-18 (P)
Datum vonnis: 5 september 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 18 juni 2019 en 22 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. W.N. Ramnun, advocaat te Breda, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 22 augustus 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte met iemand jonger dan zestien jaar ontuchtige handelingen heeft gepleegd terwijl die aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 september 2018 te Dronten, althans in Nederland, met de tienjarige [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, zijnde die [slachtoffer] een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, door de (ontblote) penis en/of het (ontblote) scrotum van die [slachtoffer] te betasten;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen [1]
4.1.
Inleiding
Op 26 september 2018 heeft [vader] namens zijn toentertijd tienjarige zoon [slachtoffer] aangifte tegen verdachte gedaan van het plegen van seksueel misbruik.
Aangever heeft, kort gezegd, verklaard dat [slachtoffer] op een weekendkamp van de scouting in het clubgebouw van de scouting in Dronten was geweest.
Na afloop van dit kamp had [slachtoffer] emotioneel en huilend aan hem in de auto verteld dat hij afgelopen nacht was betast aan zijn piemel.
Iemand had, terwijl hij in de slaapzaal op bed lag, zijn onderbroek omhoog gedaan en met dezelfde of een andere hand zijn piemel betast. Toen [slachtoffer] dit merkte heeft hij zich direct omgedraaid.
[slachtoffer] had zich op het moment dat het gebeurde een paar keer in zijn gezicht geslagen om te kijken of hij wel echt wakker was en heeft die nacht bijna niet meer geslapen.
[slachtoffer] zei dat hij was betast door een lange man, die direct naar een slaapplek bij de tafel die in de zaal stond liep en daar is gaan liggen.
[slachtoffer] hoorde op een later tijdstip zijn vriendje [naam 1] praten met degene bij die slaapplek en hij herkende toen de stem van verdachte.
De volgende ochtend zag [slachtoffer] verdachte op die plek liggen en zag hij dat de rits van zijn eigen slaapzak nog open was.
Aangever heeft verklaard dat [slachtoffer] hetzelfde verhaal tegen aangevers vrouw heeft verteld en dat zijn vrouw toen [getuige] van de leiding van de scouting heeft opgehaald. [2]
De getuige [getuige] heeft verklaard dat de moeder van [slachtoffer] vroeg of zij mee wilde lopen en dat getuige vervolgens zag dat [slachtoffer] verdrietig was, dat hij wilde dat zijn vader het zou zeggen en dat zijn vader hierop zei dat [slachtoffer] op kamp wakker was geworden, dat zijn onderbroek werd uitgedaan en dat er aan hem werd gezeten en dat hij het gezicht van verdachte zag.
[slachtoffer] zei vervolgens zelf dat zijn slaapzak nog open was toen hij wakker werd.
Getuige verklaarde dat het meerdere collega’s was opgevallen dat verdachte heel erg knuffelig was richting de kinderen. [3]
Op 2 oktober 2018 is [slachtoffer] vervolgens door een gecertificeerd zedenrechercheur in een kindvriendelijke studio gehoord. Dit verhoor werd audiovisueel geregistreerd. In dit verhoor heeft [slachtoffer] voor verdachte belastende verklaringen afgelegd.
Tijdens dit verhoor heeft [slachtoffer] onder meer verklaard dat hij wakker werd van het openritsen van de slaapzak, dat zijn onderbroek met een hand naar beneden werd gedaan en dat zijn piemel helemaal in de lengte werd aangeraakt.
[slachtoffer] draaide zich vervolgens snel om en toen stopte het.
De persoon die hem heeft betast was lang en had krullerig haar, net als verdachte.
De persoon ritste de slaapzak na afloop weer half dicht, liep naar de slaapzak van verdachte en ging daar in liggen.
Toen [slachtoffer] deze persoon later kort daarna hoorde praten herkende hij hierin de stem van verdachte. [4]
Verdachte is op 28 november 2018 aangehouden en verhoord. Verdachte heeft toen stellig ontkend dat hij ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij de avond/nacht van zaterdag 22 september op 23 september 2018 wel op dezelfde slaapzaal als [slachtoffer] heeft geslapen en dat hij [slachtoffer] toen enkel heeft aangeschud op zijn schouder, omdat hij onrustig sliep. Verdachte deed dit met zijn rechterhand en raakte daarbij het linker sleutelbeen van [slachtoffer] op de blote huid aan. [5]
Op 28 november 2018 is, met schriftelijk toestemming van verdachte, celmateriaal van hem afgenomen ten behoeve van DNA onderzoek. [6]
Op 23 september 2018 was reeds bij [slachtoffer] een forensisch medisch onderzoek uitgevoerd, waarbij een aantal sporen is veilig gesteld. [7] De politie heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) verzocht om deze zogenoemde zedenkit (ZAAC9643NL) te onderzoeken.
Op 22 februari 2019 heeft het NFI een rapportage opgemaakt. Van voormelde zedenkit zijn acht bemonsteringen van de penis en het scrotum van [slachtoffer] aan DNA-onderzoek onderworpen. [8]
Drie bemonsteringen, te weten van:
- de onderzijde penis scrotum nat (ZAAC9643NL#05),
- de penis nat (ZAAC9643NL#07) en
- de penis droog (ZAAC9643NL#08)
matchen met het DNA-profiel van verdachte. De kans dat een willekeurig gekozen man met dit DNA-profiel matcht, is kleiner dan 1 op 1 miljard.
Twee bemonstering, te weten van:
- de slijmvlies van de voorhuid nat (ZAAC9643NL#01)
- de onderzijde penis scrotum droog (ZAAC9643NL#06)
bevatten het DNA-mengprofiel van verdachte en het slachtoffer.
De kans dat een willekeurig gekozen man met dit afgeleide DNA-profiel matcht, is kleiner dan 1 op 1 miljard. [9]
Verdachte is op 5 maart 2019 opnieuw aangehouden en verhoord. Verdachte bleef bij zijn verklaring dat hij geen ontuchtige handelingen met [slachtoffer] heeft gepleegd en dat hij [slachtoffer] alleen maar heeft aangeschud om hem wakker te maken.
Verdachte heeft geen verklaring voor de omstandigheid dat zijn DNA-materiaal op de penis en scrotum van [slachtoffer] is aangetroffen. [10]
Ook ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] niets heeft aangedaan, dat hij [slachtoffer] enkel heeft geprobeerd wakker te schudden en dat hij de match niet kan verklaren. [11]
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Gelet op de aangifte, het studioverhoor van [slachtoffer] , de verklaring van verdachte dat hij
die avond in de nabijheid van [slachtoffer] is geweest en de resultaten van het DNA-onderzoek
is er voldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte de ten laste gelegde ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] heeft gepleegd.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat aan de rapportage van het NFI geen bewijskracht toekomt, omdat in deze rapportage niet specifiek naar de afgenomen swabnummers wordt verwezen, zodat niet kan worden vastgesteld waar en op welke plaatsen er sprake is van een DNA-match tussen [slachtoffer] en verdachte.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat het DNA-materiaal van verdachte via een andere weg op de in de tenlastelegging genoemde plaatsen op het lichaam van [slachtoffer] terecht is gekomen, via handencontact.
4.4
het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De door [slachtoffer] afgelegde verklaring, waaruit blijkt dat verdachte zijn penis en scrotum heeft betast, kan als betrouwbaar worden aangemerkt.
Er is geen reden te twijfelen aan zijn duidelijke, gedetailleerde en consistente verklaring omtrent het ten laste gelegde feit, te meer nu die verklaring wordt ondersteund door de rapportage van het NFI over de afgenomen bemonsteringen.
Blijkens die rapportage is uit een aantal bemonsteringen van de penis en het scrotum van [slachtoffer] het DNA-profiel van verdachte verkregen wat exact past in de door [slachtoffer] beschreven toedracht.
Het DNA-profiel uit de sporen is bovendien extreem zeldzaam. De kans dat het DNA-profiel van een andere willekeurig gekozen man afkomstig is dan van verdachte, is kleiner dan één op één miljard.
De rechtbank acht op basis van de verklaring van [slachtoffer] , de bemonsteringen en het NFI rapport bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] .
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat niet vastgesteld kan worden waar en op welke plaatsen er sprake is van een DNA-match tussen [slachtoffer] en verdachte.
In het NFI-rapport worden namelijk niet enkel de SIN-nummers van de monsters uit de zedenkit ZAAC9643NL genoemd (ZAAC9643NL#01 tot en met ZAAC9643NL#08), maar ook de daarbij bijbehorende omschrijvingen.
Deze omschrijvingen komen zodanig overeen met de omschrijvingen van de swabnummers in de zedenkit [12] dat er geen enkele reden tot twijfel bestaat over op welke plaatsen het DNA materiaal van verdachte is aangetroffen en dat dit het onderzochte materiaal betreft.
De rechtbank verwerpt ook het verweer dat het aannemelijk is dat het DNA-materiaal van verdachte via een andere weg, door contaminatie of secundaire overdracht, op de penis en het scrotum van [slachtoffer] terecht is gekomen.
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] is de meest plausibele toedracht dat verdachte met zijn hand de penis en het scrotum van [slachtoffer] heeft betast.
Het eerst ter zitting door de raadsman geschetste alternatieve scenario, dat het DNA-materiaal op de geslachtsdelen van [slachtoffer] terecht is gekomen via zijn eigen handen doordat [slachtoffer] na aanraking door verdachte op een andere plek op het lichaam, bijvoorbeeld de schouder of sleutelbeen, is gaan plassen, is op geen enkele wijze nader onderbouwd. Dit is, mede in het licht van de voormelde meest plausibele toedracht, dan ook niet aannemelijk geworden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 23 september 2018 te Dronten, met de tienjarige [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, zijnde die [slachtoffer] een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, door de ontblote penis en het ontblote scrotum van die [slachtoffer] te betasten.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen waarvan 163 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van drie jaren met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden, met dien verstande dat de voorwaarde ‘geen contact met minderjarigen’ met name dient te bestaan uit een contactverbod met [slachtoffer] , [naam 2] en [naam 3] zolang dit noodzakelijk wordt geacht door Veilig Thuis, Centrum Jeugd en Gezin, reclassering en de wijkagent.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte daarnaast de aanwijzingen van de reclassering dient op te volgen met betrekking tot de invulling van werk en dagbesteding en de omgang met minderjarigen.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd om de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden uit te spreken.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een veroordeling ter zake van het ten laste gelegde te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van
de reeds ondergane voorlopige hechtenis, al dan niet gecombineerd met een voorwaardelijk gedeelte, met oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich als groepsleider van een scoutinggroep schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een tienjarig jongetje dat aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd. Tijdens een scoutingkamp heeft verdachte de slaapzak van de jongen opengeritst en de penis en scrotum van de jongen onzedelijk betast.
Door zijn handelwijze heeft verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer geschonden, hetgeen in het algemeen door slachtoffers als zeer ingrijpend wordt ervaren en voor hen nadelige psychische gevolgen van langere duur met zich kan brengen. Uit het namens het slachtoffer uitgeoefende spreekrecht is gebleken dat het feit reeds de nodige nadelige gevolgen voor het slachtoffer heeft gehad.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij weigert verantwoordelijkheid te nemen voor het door hem gepleegde feit en zichzelf aanhoudend in een slachtofferrol plaatst, waarbij hij zich enkel met de nadelige gevolgen van het feit voor hemzelf lijkt bezig te houden.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte d.d. 3 mei 2019, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van de Pro Justitia rapportage d.d. 15 mei 2019. In deze rapportage heeft de deskundige N. van der Weegen, GZ-psycholoog, geconcludeerd dat bij verdachte geen sprake is van een stoornis en dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar is. Van der Weegen heeft daarom geen zorg- en/of interventie-advies gegeven.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 14 augustus 2019
De reclassering adviseert verdachte een behandeling bij Transfore/de Tender in het verplichtende kader van een bijzondere voorwaarde op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke straf met daarnaast een meldplicht en een contactverbod met minderjarige kinderen.
Met de deskundige van de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het noodzakelijk is dat verdachte een (ambulante) behandeling zal ondergaan om herhaling te voorkomen.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf, inclusief de aanvullende bijzondere voorwaarden en de dadelijke uitvoerbaarheid, passend en geboden. De aan verdachte op te leggen vrijheidsstraf zal grotendeels in voorwaardelijke vorm worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw dergelijke feiten te plegen. De hieraan gekoppelde voorwaarden van behandeling voor zijn problematiek en het contactverbod met [slachtoffer] en de minderjarige kinderen van de partner van de verdachte zijn erop gericht te voorkomen dat verdachte opnieuw in een situatie terechtkomt waarin hij feiten als de bewezenverklaarde zou kunnen plegen. De rechtbank acht het van het grootste belang dat verdachte zich eerst onder behandeling stelt teneinde het recidivegevaar dienaangaande te verminderen.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.
Hiertoe is redengevend dat uit het reclasseringsadvies d.d. 14 augustus 2019 valt af te leiden dat verdachte totaal geen inzicht heeft in zijn eigen drijfveren, terwijl hij in zijn privé-situatie direct in contact met minderjarigen kan komen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich, vertegenwoordigd door zijn ouders als wettelijk vertegenwoordigers, gevoegd in dit strafproces.
De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.506,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde schade bestaat uit de volgende posten:
- materiële schade, ten bedrage van € 756,35 (bestaande uit € 678,59 voor verlofopname ouders en € 77,76 aan reiskosten);
- immateriële schade ten bedrage van € 750,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering geheel wordt toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu hij voor vrijspraak heeft gepleit.
Subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De reiskosten die de ouders van [slachtoffer] hebben gemaakt zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. Deze kosten kunnen als verplaatste schade in de zin van artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek worden aangemerkt en dienen als zodanig door verdachte vergoed te worden. De gevorderde reiskosten ten bedrage van € 77,76 worden daarom toegewezen.
De overige gevorderde materiële schade komt naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking. Namens [slachtoffer] is een vergoeding voor verlof opname van de ouders gevorderd, omdat zij niet hebben kunnen werken vanwege de afhandeling van de zaak. Dit betreft geen schade die door hun zoon [slachtoffer] zelf is geleden en vervolgens naar de ouders is verplaatst.
Er is dus geen sprake van daadwerkelijke verplaatste schade als bedoeld in 6:107, eerste lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek. Ten aanzien van deze schade (in totaal € 678,59) zal de benadeelde partij daarom in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade te begroten op het gevorderde bedrag van € 750,00.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 827,76, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 14e Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde
minderjarige.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
270 (tweehonderd zeventig)dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
163 (honderd drieënzestig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
De verdachte meldt zich en blijft zich melden op afspraken met Tactus Reclassering Zwolle,
zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
Daarbij houdt hij zich aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft en werkt hij mee
aan huisbezoeken.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door de forensische polikliniek De Tender, onderdeel van
Transfore te Zwolle of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering.
De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Contactverbod
Verdachte zal op geen enkele wijze - direct of indirect - contact opnemen, zoeken of hebben
met:
- [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007;
- [naam 2] , geboren op [geboortedatum 3] 2009;
- [naam 3] , geboren op [geboortedatum 4] 2011; zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Hij werkt mee aan een ketenaanpak die wordt vastgesteld door Veilig Thuis, Centrum Jeugd
en Gezin, reclassering, de forensische polikliniek en de wijkagent.
- Verdachte zal de aanwijzingen van de reclassering opvolgen met betrekking tot de invulling
van werk en dagbesteding en de omgang met minderjarigen.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van
€ 827,76te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 827,76,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 16 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 678,59 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Westendorp, voorzitter, mr. M.J.C.M. Manders en mr. F. van der Maden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2019.
Mr. M.J.C.M. Manders is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, team Zeden, met nummer 20190326.0747, onderzoek Ariel ONRBC18430
2.Pagina’s 29 t/m 39.
3.Pagina’s 69 t/m 74
4.Pagina’s 40 t/m 50.
5.Pagina 105.
6.Pagina’s 120.
7.Pagina’s 20 en 21.
8.Pagina’s 123.
9.Pagina’s 125.
10.Pagina’s 142.
11.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 augustus 2019
12.Pagina 27, onder het kopje ‘bemonsteringen penis’