ECLI:NL:RBOVE:2019:3135

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 september 2019
Publicatiedatum
5 september 2019
Zaaknummer
08-770018-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en wapenbezit met verminderd bewustzijn van het slachtoffer

Op 5 september 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van verkrachting en het voorhanden hebben van een balletjespistool. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is hem een taakstraf van 180 uur opgelegd en moet hij het slachtoffer een schadevergoeding van bijna 5800 euro betalen. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 31 juli op 1 augustus 2017, waarbij de verdachte het slachtoffer seksueel binnendrong terwijl zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde door alcoholgebruik. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het slachtoffer met geweld of bedreiging had gedwongen, maar dat hij wel handelingen had gepleegd die bestonden uit seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet verantwoordelijk heeft gehouden voor zijn daden en dat hij het slachtoffer in een kwetsbare positie heeft misbruikt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn stabiele leefsituatie en het feit dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-770018-19 (P)
Datum vonnis: 5 september 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. S.M. Carabain-Klomp, advocaat te IJhorst, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de nacht van 31 juli 2017 op 1 augustus 2017 schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van aangeefster [slachtoffer] dan wel bij haar seksueel is binnengedrongen, terwijl zij in verminderde staat van bewustzijn verkeerde en voorts dat hij een balletjespistool voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2017 tot en met 1 augustus 2017 te Zwolle, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , door zijn penis in haar vagina en/of anus te brengen en/of de borsten van die [slachtoffer] te betasten en/of te likken, en bestaande dat geweld of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte wetende dat die [slachtoffer] (zwaar) onder invloed was van alcohol,
- die [slachtoffer] heeft meegenomen naar de slaapkamer en/of
- de kleren van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen
- die [slachtoffer] (op enig moment) heeft omgedraaid
- misbruik heeft gemaakt van zijn fysieke overwicht t.o.v. die [slachtoffer] en/of
- (meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand van die [slachtoffer] ;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2017 tot en met 1 augustus 2017 te Zwolle, althans in Nederland, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dat deze niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen, althans eenmaal, brengen van de penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] en/of het betasten en/of likken van de borsten van die [slachtoffer] ;
2.
hij op of omstreeks 25 april 2018 te Woudenberg, althans in Nederland, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een zogenaamd balletjespistool (PowerWin 304, 12D81958), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat hij seksuele handelingen met aangeefster heeft verricht.
Volgens de raadsvrouw zat aangeefster ten tijde van het voorval niet goed in haar vel, was zij erg dronken en heeft zij vage verklaringen afgelegd over wat er zou zijn gebeurd.
Zo heeft zij onder meer de dag na het voorval tegen haar vriendin [naam 1] gezegd dat zij niet zeker wist of zij was verkracht en dat zij er niets meer van wist.
Verder is opvallend dat aangeefster na het voorval contact met verdachte heeft proberen te zoeken, hetgeen er op duidt dat zij ook niet precies weet wat er is gebeurd, Verder hebben de telefoontaps geen bewijs opgeleverd.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde voorhanden hebben van een balletjespistool heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit:
Aangeefster heeft, kort gezegd, het volgende verklaard. [1]
Een weekend voordat het feit is gepleegd, is zij via Tinder in contact gekomen met een persoon die zich [naam 2] noemde (hierna: [naam 2] ). Zij stuurden elkaar seksueel getinte berichten. [2]
Op 31 juli 2017 stuurde [naam 2] haar een Whatsapp-bericht dat zijn vriend, [alias verdachte] , een slaapplek in Zwolle nodig had omdat deze tot laat in Zwolle moest werken en daar de volgende dag weer moest zijn. [3]
Hierop stuurde aangeefster [alias verdachte] een Whatsapp-bericht dat hij mocht komen, maar dat zij geen behoefte had aan intimiteit, [4] dat zij niet wilde dat er iets zou gebeuren en dat hij op het luchtbed in de kamer kon slapen. [5]
Vervolgens kwam [alias verdachte] op 31 juli 2017 rond 23:00 uur bij aangeefster aan de deur met een fles wodka. Hij vertelde dat hij een leuk drankspelletje wist. Aangeefster deed mee. [6] Op een gegeven moment zei aangeefster dat zij genoeg had gehad en dat zij naar bed wilde.
Verdachte zei dat dit nooit zomaar kon en dat aangeefster dan in ieder geval nog drie rondes moest spelen. [7]
Aangeefster vond dat dit fair klonk en heeft vervolgens nog drie rondes doorgespeeld [8] die zij alle drie verloren heeft. [9]
Hierna merkte aangeefster dat zij echt dronken was. [10]
[alias verdachte] zei echter dat zij nog twee rondes moest spelen omdat dit zo hoorde. Aangeefster heeft dat gedaan, naar haar zeggen zodat zij hierna naar bed zou kunnen. [11] Pas toen zij ging staan merkte zij dat zij echt dronken was. [12] Zij had tussen de 10 en 15 shotglaasjes gedronken. [13]
Door de effecten van de genuttigde alcohol moest zij uiteindelijk op het toilet overgeven. [14]
Hierna trok [alias verdachte] aangeefster naar bed. Daar heeft aangeefster haar eigen bovenkleding uitgetrokken. [15]
Aangeefster zei dat zij het luchtbed niet meer op kon pompen. [alias verdachte] zei dat hij dan wel naast aangeefster kwam liggen en aangeefster zei dat dit mocht. [16]
[alias verdachte] trok vervolgens haar broek en onderbroek uit, kwam bovenop haar liggen en begon haar vaginaal te neuken. [17] Dit gaf een heel naar gevoel. [18] Hij maakte misbruik van hoe aangeefster er bij lag. Aangeefster kon eigenlijk niets doen. Aangeefster heeft meermalen gezegd dat zij het niet wilde en dat zij het niet kon, maar [alias verdachte] gaf hier geen gehoor aan. Hij reageerde door te zeggen dat hij aangeefster gewoon de hele nacht wilde neuken. [19]
Aangeefster werd vervolgens op haar buik gedraaid. Dat voelde niet fijn. Aangeefster weet niet of [alias verdachte] haar toen anaal of vaginaal geneukt heeft. Zij kon hier niets tegen doen omdat zij zo dronken was. [20] Aangeefster heeft niet meegewerkt of meebewogen. Zij dacht laat het maar gewoon over je heen komen, dan is het sneller klaar. [21]
Aangeefster was half aan het braken in haar bed. [alias verdachte] zat veel met zijn handen aan haar borsten. [22] Ook heeft hij haar tepels gelikt. [23]
Ineens was hij klaar. Hij ging naast aangeefster liggen en toen is aangeefster in slaap gevallen. [24]
De volgende ochtend werd aangeefster rond half 9 of 9 uur wakker [25] en [alias verdachte] was toen verdwenen. Ze zag dat zij om 3.30 uur een gemiste oproep van [naam 2] had. Verder zag zij dat Whatsapp van haar telefoon was verwijderd [26] en dat het nummer van [naam 2] was geblokkeerd. Toen aangeefster [alias verdachte] een bericht stuurde blokkeerde hij aangeefster bijna direct. Verder bleek de telefoonoplader van aangeefster te zijn verdwenen, zo heeft aangeefster verklaard. [27]
Verdachte heeft bekend dat hij op de avond van 31 juli 2017 vanaf 23:00 uur bij aangeefster in haar woning aan [adres 2] in Zwolle is geweest. Hij heeft echter stellig ontkend dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij via zijn vriend [naam 2] met aangeefster had afgesproken dat hij in haar woning zou slapen, zodat hij de volgende ochtend vanuit daar naar zijn werk in Zwolle kon gaan. Verdachte heeft zijn eigen naam niet gebruikt. Hij heeft voor de grap de naam ‘ [alias verdachte] ’ gebruikt.
Verdachte heeft ontkend dat hij de intentie had om seks met aangeefster te hebben. Hij had met aangeefster afgesproken dat zij een gezellige avond zouden hebben. Ze zouden wel zien hoe de avond zou lopen. Weliswaar had hij van [naam 2] gehoord dat aangeefster seksueel getinte gesprekken met [naam 2] had gevoerd maar hij was niet van plan om seks met aangeefster te hebben. Hij heeft ook niet uitgesloten dat dit toch zou kunnen gebeuren aangezien je dat nooit weet volgens verdachte.
Verdachte heeft voorts verklaard dat hij een fles wodka had meegenomen, dat zij die avond een drankspelletje hebben gespeeld en dat zij tijdens het drankspelletje wel hebben gezoend. Aangeefster had op een gegeven moment te veel gedronken. Ze zat van het één op het andere moment helemaal laveloos in de stoel, begon zich vreemd te gedragen en werd misselijk.
Verdachte heeft aangeefster toen naar de wc gebracht waar zij vijf á tien minuten hevig heeft overgegeven. Hierna heeft verdachte haar een glas water gegeven en heeft hij haar rond 01:00 uur naar de slaapkamer begeleid.
Verdachte heeft vervolgens gevraagd of hij op de bank moest liggen of dat hij naast haar mocht liggen. Aangeefster zei hierop dat het luchtbed nog niet was opgepompt en dat verdachte wel naast haar mocht komen liggen.
Verdachte is vervolgens naast aangeefster in bed gaan liggen. Verdachte lag boven de dekens met zijn kleren aan. Aangeefster heeft zelf haar topje uitgetrokken, maar had haar bh nog aan.
Omdat aangeefster daar laveloos lag en het bed naar braaksel stonk omdat zij ook in bed had overgegeven kon verdachte niet slapen, aldus verdachte.
Uiteindelijk is hij (naar verdachte ter terechtzitting heeft verklaard) rond 2:00 uur á 2:30 uur met de auto terug naar zijn huis in [woonplaats] gereden. Vanuit daar is hij de volgende ochtend naar zijn werk in Zwolle gereden waar hij rond 8:00 uur is begonnen. Dat hij eerder bij de politie heeft verklaard dat hij rond 5:30 uur á 06:00 uur is weggegaan bij aangeefster naar zijn werk, klopt niet. Dat heeft hij verklaard omdat hij bang was dat hij zou worden vervolgd voor rijden onder invloed.
Gedurende de avond heeft verdachte vijftien á twintig shotjes gedronken. Hierdoor was hij redelijk aangeschoten.
Verdachte heeft niet aan de telefoon van aangeefster gezeten, heeft Whatsapp niet van haar telefoon verwijderd en heeft haar telefoonoplader niet meegenomen. Wel heeft hij het nummer van aangeefster dezelfde nacht nog uit zijn telefoon verwijderd. [28]
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster en verdachte over de aanloop naar en de gebeurtenissen van de avond grotendeels gelijkluidend zijn, tot aan het moment dat zij in de slaapkamer in hetzelfde bed lagen.
Nu de verklaringen van aangeefster en verdachte haaks op elkaar staan voor wat betreft de seksuele handelingen die daar volgens aangeefster hebben plaatsgevonden en het vermeende dwangaspect, ziet de rechtbank zich in het kader van de feitenvaststelling allereerst voor de vraag gesteld of de door aangeefster afgelegde verklaring, waaruit geconcludeerd kan worden dat verdachte de ten laste gelegde feitelijkheden heeft gepleegd, als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Vervolgens zal de rechtbank de vraag beantwoorden of voldoende steunbewijs voorhanden is.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Aangeefster heeft allereerst in haar aangifte bij de politie uitvoerig en gedetailleerd verklaard over de wijze waarop seksuele handelingen door verdachte hebben plaatsgevonden. Daarnaast is aangeefsters verklaring op essentiële onderdelen consistent gebleken. De rechtbank benoemt hierbij het punt dat aangeefster heeft verklaard dat zij door alcohol de controle kwijt was; dat verdachte, ondanks aangeefsters weigering, toch seks met haar heeft gehad en dat zij zich niet tegen verdachte kon verzetten of verweren. Hierin is zij in al haar verklaringen standvastig en consistent gebleken; de rechtbank ziet geen aanleiding aan de authenticiteit daarvan te twijfelen.
Verder is de getuigenverklaring van [naam 1] , aan wie aangeefster de volgende ochtend heeft verteld wat er is gebeurd, in grote lijnen en op cruciale onderdelen, gelijkluidend aan het door aangeefster gerelateerde verhaal. [29]
De betrouwbaarheid wordt verder versterkt door de WhatsApp-gesprekken tussen aangeefster en [naam 2] op 1 augustus 2017 waarin zij aan hem schrijft:

jij zal me sws beter behandelen dan die vriend van je?”, “die ‘beste maat’ van je vannacht ..wil zoiets gewoon niet nog een keer!”, “hetgeen wat ik me nog herinneren kan is écht niet oké [naam 2] ”, “Heb vanochtend huilend m’n vriendin opgebeld”, “Ik wilde niet meer shotten”, “Maar moest van [alias verdachte] ”, “Maar ik wilde het niet, alleen was ik daar niet sterk genoeg in”. [30] . Ook uit deze gesprekken via Whatsapp leidt de rechtbank af dat aangeefster refereert aan seks met verdachte die heeft plaatsgevonden en die zij niet wilde.
De waarnemingen van de getuigen [naam 1] en [naam 3] versterken tevens de bewijskracht van de door aangeefster afgelegde verklaring.
[naam 1] heeft verklaard dat aangeefster de dag na het voorval erg stil en in zichzelf gekeerd was en dat zij heeft gehuild. [31]
[naam 3] heeft verklaard dat aangeefster op het moment dat zij over het voorval sprak in shock was en ook wel beschaamd. Zij kon niet goed uit haar woorden komen en was helemaal van slag. [32]
Ook verder is er voldoende steunbewijs voorhanden. In de eerste plaats heeft verdachte zelf de omstandigheden rondom de door aangeefster gestelde seksuele handelingen en de context bevestigd. Hij heeft immers verklaard dat aangeefster zeer dronken was, dat zij hebben gezoend, en dat zij samen in bed hebben gelegen.
Voor de juistheid van aangeefsters verklaring zijn voorts aanknopingspunten te vinden in de door verdachte en [naam 2] na het voorval gevoerde telefoongesprekken.
In het op 10 april 2018 om 16:25 uur afgetapte telefoongesprek tussen verdachte en [naam 2] zegt verdachte:
Zij wil een half jaar later of een jaar later, nadat ze geneukt is, wil ze aangifte gaan doen van wat? Dat ze zichzelf bezopen heeft gemaakt? (…) meisje heeft geen poot om op te staan (…) want haar hebben d’r wel honderd geneukt, hou eens op man (…).ik kan me daar echt niet meer druk om maken om die naïeve wijzen die zich helemaal de tering in zuipen,dan seks nemen met jeen dan vervolgens gaan zeggen van ja, hij heeft me aangerand ofzo, he rot op man, laat me met rust man, ik heb wel wat beters te doen, kijk wat ik op het spel heb staan ten opzichte van hun, ga toch spelen. [33]
In het op 13 april 2018 om 14:34 uur afgetapte telefoongesprek tussen [naam 2] en een onbekende man zegt [naam 2] :
“die gekke gast van [verdachte] ging naar een chick toe, heeft ie haar toch geneukt? (…) ik zei tegen [naam 4] ik zei ik had contact met een wijf en uh die jongen, die vriend van mij, die voelt zich helemaal niet lelijk..zei ik..en euh, ik heb met haar overlegd ik zei ik heb haar zijn nummer aan haar gegeven en hebben ze die avond hebben ze samen gedronken bij haar thuis in ZWOLLE, hebben ze best veel alcohol op en hebben ze seks gehad zei ik, en vervolgens belt ze mij laatst...de dag daarop en om te zeggen van ja eigenlijk ..nvt ..(storing) niet de bedoeling..en wil gaan seksen, dus uh wat moet ik nou doen?” [34]
In het op 13 april 2018 om 14:32 uur afgetapte telefoongesprek tussen een onbekende man en [naam 2] zegt de onbekende man: “
want [verdachte] heeft toch alles letterlijk verwijderd van haar”.
Hierop reageert [naam 2] met “
ja, daarom” waarop de onbekende man zegt: “ [alias verdachte] , haha. [35]
Verder zegt verdachte in het op 14 april 2018 om 20:23 uur afgetapte telefoongesprek tussen hem en een onbekende man:

die chick gewoon teveel gezopen, kotsen weet ik veel wat allemaal, weet je wel en uh…ik ben gewoon naar mijn werk gegaan, ’s ochtends om vijf uur...ja, zij is in paniek geraakt toen ze wakker werd omdat uh…ik denk alles onder de kots zat ofzo (…) Jaa hoofdpijn (…) moet een keer klaar zijn met die domme geiten allemaal, dat je iemand daar uh overdreven veel gaat drinken want je weet uh..uh..je weet dat er een keer iemand tussen zit die uh verkeerde intenties heeft, terwijl het allemaal van die fucking goedkope domme skins (fon) zijn, die de hele dag op TINDER Jan en alleman over de vloer krijgen en lopen te neuken met Jan en alleman, ze heeft met [alias verdachte] al een jaar in contact, continue afspreken, rij een keer naar ZWOLLE, daarna weer met [alias verdachte] contacten en afspreken (…) dat zij de hele boel onder kotste en dat je daar gewoon niet meer weet wat je doet, prima, dat is jouw probleem, maar dan moet je maar gwoon uh instaan voor je eigen dingen (…) dan is d’r ’s ochtends niemand en dan raakt ze in paniek, ja ik ben je vader niet dat ik naast je moet blijven zitten van joh, gaat het wel met je ja?””. [36]
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig in het dossier dat de door aangeefster gestelde en door verdachte ontkende seksuele handelingen hebben plaatsgevonden.
Vervolgens dient te worden beoordeeld hoe dit handelen van verdachte moet worden gekwalificeerd.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde verkrachting niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij hem hiervan zal vrijspreken.
Voor een bewezenverklaring van verkrachting is immers vereist dat komt vast te staan dat verdachte door gebruik van geweld of een andere feitelijkheid, dan wel dreiging daarmee, aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van seksuele handelingen.
Deze dwang kan niet wettig en overtuigend bewezen worden. De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte (van meet af aan) opzet had om de seksuele handelingen tegen de wil van aangeefster te verrichten.
Onvoldoende kan worden vastgesteld dat verdachte aangeefster opzettelijk dronken heeft gevoerd om daarmee te bewerkstelligen dat zij fysiek weerloos zou worden en daardoor niet meer in staat zou zijn om zich tegen zijn seksuele handelingen te verzetten.
Gelet hierop kan het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook niet wettig en overtuigend bewezen worden geacht. Anders wordt geoordeeld ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde en wel op grond van het volgende.
De rechtbank gaat op basis van de hiervoor besproken verklaringen van aangeefster en verdachte uit van een situatie die zag op het door beiden met instemming nuttigen van alcohol. Op het moment dat aangeefster en verdachte in de slaapkamer zijn beland is er, zo is af te leiden uit aangeefsters verklaring, sprake van uiteenlopende wensen ten aanzien van het verdere verloop van de nacht, waarna seks heeft plaatsgehad.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 Sr heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen waakzaamheid en geheel van de wereld zijn, waarbij van degene die verminderd bewust is in
redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander.
Op grond van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat aangeefster op de bewuste avond en nacht in een zodanig vergaande staat van dronkenschap en daardoor verminderd bewustzijn verkeerde, dat zij nauwelijks normaal meer kon functioneren en waarin zij niet meer in staat was weerstand te bieden tegen de handelingen van de verdachte. Aangeefster verklaarde daarover dat ze er niets tegen kon doen en dat ze het maar liet gebeuren, zodat het snel over zou zijn.
Dat dit kenbaar was voor hem, volgt uit verdachtes eigen verklaring dat aangeefster door het gebruik van alcohol helemaal laveloos was en (ook in bed) moest overgeven.
De rechtbank is van oordeel dat hiermee wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 augustus 2019; [37]
- het proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant, [verbalisant] . [38]
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1 subsidiair.
hij in de periode van 31 juli 2017 tot en met 1 augustus 2017 te Zwolle, met [slachtoffer] , van wie hij, verdachte, wist dat deze in staat van verminderd bewustzijn verkeerde handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen brengen van de penis in de vagina en het betasten en likken van de borsten van die [slachtoffer] ;
2.
hij op 25 april 2018 te Woudenberg, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een zogenaamd balletjespistool (PowerWin 304, 12D81958), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
het misdrijf:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ten aanzien van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de strafmaat geen standpunt ingenomen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte is seksueel binnengedrongen in het lichaam van het slachtoffer, terwijl zij in staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
Aldus heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, dat nog altijd de gevolgen van het gebeurde ondervindt, wat ook is gebleken uit de ter terechtzitting door het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring.
Verdachte heeft ter bevrediging van zijn eigen lustgevoelens misbruik gemaakt van de onmachtige situatie waarin het slachtoffer verkeerde. Hij heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor het gebeurde. Integendeel, hij heeft het slachtoffer achtergelaten, heeft zich vervolgens onbereikbaar gehouden en ook ter zitting heeft hij een weinig schuldbewuste houding aangenomen.
Verder heeft verdachte een balletjespistool voorhanden gehad.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte d.d. 12 juli 2019, waaruit blijkt dat hem op 24 december 2018 een geldboete is opgelegd door het CIJB wegens overtreding van artikel 8, tweede lid aanhef onder van de Wegenverkeerswet 1994.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 31 juli 2019, waarin de reclassering adviseert om de zaak af te doen zonder reclasseringsbemoeienis.
Ten aanzien van de modaliteit en hoogte van een aan verdachte op te leggen straf overweegt de rechtbank dat voor een zedendelict als het onderhavige waarbij sprake is van seksueel binnendringen een gevangenisstraf van enige omvang in beginsel aangewezen lijkt. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit geschonden van een slachtoffer die hem heeft uitgenodigd in haar eigen woning, waar zij een ander verloop van de avond voor ogen had. Dat verdachte met betrekking tot de ontmoeting mogelijk andere ideeën had over een eventueel seksueel engagement doet niet af aan het feit dat hij voorbij is gegaan aan de positie waarin aangeefster lopende de avond was terechtgekomen. Hierbij heeft hij de grenzen van het toelaatbare ruim overschreden.
Aan de andere kant heeft de rechtbank oog voor het gegeven dat verdachte, die geruime tijd na het strafbare feit is aangehouden door de politie, niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en een stabiele leefsituatie lijkt te hebben met vast werk en een relatie. Door een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal dit stabiele leven doorkruist worden. Hierin ziet de rechtbank aanleiding een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en een werkstraf. Alles afwegend zal de rechtbank verdachte als straf opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar alsmede een werkstraf voor de duur van 180 uren.
De voorwaardelijke straf dient ertoe verdachte, die zich nauwelijks bewust lijkt te zijn van de laakbaarheid van zijn handelen, ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De vordering is nader onderbouwd bij brief van 15 augustus 2019 door mr. B.A.A. Postma, advocaat te Utrecht.
De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 14.282,86 , te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde schade bestaat uit de volgende posten:
- materiële schade, ten bedrage van € 4.282,86 (€ 770,00 voor eigen risico, € 12,86 voor medicijnen en € 3.500,00 voor toekomstige schade);
- immateriële schade ten bedrage van € 10.000,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de materiële schade wordt toegewezen tot een bedrag van € 782,86 en dat de benadeelde partij voor wat betreft de toekomstige schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Verder dient immateriële schade te worden toegekend maar voor wat betreft de vaststelling van de hoogte daarvan heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het totaal toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gelet op de door haar bepleite vrijspraak dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de raadsvrouw geen inhoudelijk standpunt ingenomen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadeposten ‘eigen risico’ en ‘medicijnen’ zijn voldoende onderbouwd en niet betwist. De rechtbank zal deze posten dan ook toewijzen.
De begroting van de gevorderde toekomstige schade levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij voor wat betreft de post ‘toekomstige schade’ niet ontvankelijk worden verklaard.
Voorts is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden. Die schade is ook onderbouwd en niet betwist. Op grond van artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding, anders dan vermogensschade als de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in haar eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in haar persoon is aangetast.
De rechtbank ziet in dit geval, gelet op alle omstandigheden van het geval, aanleiding om de immateriële schade te begroten op een bedrag van € 5.000,00.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het gevorderde deels toewijzen tot een bedrag van € 5.782,86, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 subsidiair is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair:
met iemand van wie hij weet dat hij in staat van verminderd bewustzijn verkeert, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
2 (twee) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (feit 1 subsidiair) van een bedrag van
€ 5.782,86(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.782,86,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 augustus 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 63 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor een deel van € 8500,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. M.J.C.M. Manders en mr. D.L. Westendorp, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 september 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, met nummer 2017423016, onderzoek ONRBC18408 Lijsterbes. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina’s 101 en 108,
3.Pagina’s 101, 105, 106
4.Pagina’s 101.
5.Pagina’s 106
6.Pagina’s 106
7.Pagina’s 106
8.Pagina’s 109
9.Pagina’s 106
10.Pagina’s 109
11.Pagina’s 109
12.Pagina’s 109
13.Pagina’s 109
14.Pagina’s 101, 106
15.Pagina’s 106
16.Pagina’s 106, 111
17.Pagina’s 106, 110
18.Pagina’s 110
19.Pagina’s 106 en 111
20.Pagina’s 106
21.Pagina’s 111
22.Pagina’s 106
23.Pagina’s 111
24.Pagina’s 111
25.Pagina’s 107
26.Pagina’s 107.
27.Pagina’s 107
28.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 augustus 2019
29.Pagina 224, laatste alinea, pagina 225, eerste alinea.
30.Pagina’s 136 en 137
31.Pagina 225, zesde alinea
32.Pagina 230, onderste vier regels.
33.Pagina 243 t/m 245
34.Pagina 247
35.Pagina 249
36.Pagina 252 t/m 256
37.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 augustus 2019
38.Pagina’s 269 t/m 273