Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de eis in reconventie,
- de mondelinge behandeling d.d. 6 augustus 2019, waar partijen, bijgestaan door hun advocaten, zijn verschenen.
2.De feiten
de woning aan [het adres] te [woonplaats] tegen een waarde van € 195.000,-, onder de verplichting de op deze woning rustende hypothecaire schuld voor zijn rekening te nemen en aan de vrouw wegens overbedeling te voldoen de helft van de overwaarde(€ 195.000,- minus de nog resterende schuld uit de hypothecaire geldlening en minus de kosten voor ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire geldlening en minus de notariskosten), zulks onder de opschortende voorwaarden dat de levering van de echtelijke woning aan de man plaats zal vinden binnen drie maanden na heden én de vrouw uit haar verplichtingen uit de hypothecaire geldlening zal zijn ontslagen;
3.Het geschil in conventie en in reconventie
mr. Huiskes), opgestelde akte van verdeling te ondertekenen en te bepalen dat, in het geval de vrouw niet binnen de gestelde termijn aan de levering meewerkt, dit vonnis in de plaats zal treden van de vereiste medewerking van de vrouw, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure alsmede de kosten van eventuele executiemaatregelen.
4.De beoordeling
In conventie
€ 195.000,--) terwijl in de genoemde dictumonderdelen de termijn van drie maanden wordt gekoppeld aan de levering van de woning aan de man. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dient het er voorshands voor te worden gehouden dat de rechter de bedoeling heeft gehad dat er op enig moment duidelijkheid zou moeten komen of toedeling van de woning aan de man tegen een waarde van € 195.000,-- onder de (gebruikelijke) voorwaarden dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en het voldoen van de helft van de overwaarde aan de vrouw, mogelijk is en dat de man hier voortvarend mee aan het werk zou moeten gaan. Door de rechter is de inschatting gemaakt dat een termijn van drie maanden voldoende zou zijn om de duidelijkheid te verkrijgen. De in het dictum gebruikte terminologie is hier tegenstrijdig aan, althans gaat een stap verder, en vereist dat de woning (ook) binnen drie maanden aan de man geleverd moet worden. Duidelijk is dat de woning niet binnen drie maanden na 13 maart 2019 aan de man is geleverd. Gelet op de geconstateerde tegenstrijdigheid kan de vrouw aan de gestelde termijn van drie maanden voor zover deze is gekoppeld aan de levering van de woning geen rechten ontlenen. In zoverre is de termijn van 3 maanden arbitrair en kan niet worden geoordeeld dat er sprake is van een fatale termijn. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ook in aanmerking dat voor de levering van de woning aan de man de medewerking van de vrouw noodzakelijk is en zij daartoe een akte van levering dient te ondertekenen. Zij zou derhalve de toedeling van de woning aan de man kunnen frustreren door de akte van levering niet (tijdig) te ondertekenen.
) van 21 mei 2019, waaruit voldoende blijkt dat het voor de man op basis van de NHG-regelgeving mogelijk is om de woning over te nemen. Daarnaast blijkt uit deze brief dat er enige vertraging is ontstaan in het proces ter zake de aanvraag voor een hypothecaire geldlening door de man die haar oorzaak vindt in de relatie tussen
en de (beoogd) hypotheeknemer [Y] Hypotheken B.V. (hierna: [Y] ). De voorzieningenrechter heeft voorshands geen redenen om te twijfelen aan de inhoud van deze brief en is op basis daarvan van oordeel dat de vertraging die hierdoor is ontstaan buiten de macht van de man ligt. Uit de door de man overgelegde brieven van
7 juni 2019 blijkt dat hem een renteaanbod is gedaan door [Y] . Uit de brief van [Y] van 7 juni 2019 die gericht is aan [X] blijkt bovendien dat de offerte betrekking heeft op het hoofdelijk ontslag van de vrouw en de verhoging voor de uitkoop van de vrouw. In de voornoemde brieven van 7 juni 2019 wordt verzocht om - onder
andere - een concept akte van verdeling en levering toe te sturen. De man heeft daartoe contact gezocht met Huiskes Notariaat. Uit de zich in het dossier bevindende stukken blijkt dat dit notariskantoor bij brief van 12 juni 2019 de vrouw heeft benaderd, althans haar heeft willen benaderen, ter zake de verdeling en levering van de woning. De vrouw betwist dat zij de brief van 12 juni 2019 heeft ontvangen. De voorzieningenrechter constateert dat de brief van 12 juni 2019 zich ook niet in het dossier bevindt. Daargelaten of de vrouw deze brief heeft ontvangen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er, mede gelet op de onafhankelijke positie die een notaris behoort te bekleden, voorshands in ieder geval vanuit mag worden gegaan dat het notariskantoor vóór of op 12 juni 2019 is benaderd door de man om een (concept) akte van verdeling en levering op te stellen en dat het notariskantoor daarop de vrouw bij brief van 12 juni 2019 heeft aangeschreven. In de nadien gevoerde correspondentie met (de advocaat van) de vrouw wordt ook verwezen naar de brief van
12 juni 2019. Het notariskantoor heeft bij mailbericht van 25 juni 2019 en bij brief van
27 juni 2019 (opnieuw) de advocaat van de vrouw respectievelijk de vrouw benaderd en de (concept) akte van verdeling toegestuurd met de vraag of de vrouw akkoord is met de inhoud en bereid is om deze akte te ondertekenen. In de brief van 27 juni 2019 wordt ook vermeld dat het notariskantoor inmiddels in het bezit is van de benodigde financieringsstukken. Hoewel aan de vrouw kan worden toegegeven dat het dossier geen stuk bevat waarin expliciet aan haar door [Y] is meegedeeld dat zij zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake de hypothecaire geldlening en op welk moment dat duidelijk is geworden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat, anders dan de vrouw stelt, op basis van de zich in het dossier bevindende stukken, ook in onderlinge samenhang bezien, voldoende aannemelijk is geworden dat de man medio/eind juni 2019 in ieder geval de benodigde financiering kon verkrijgen, waarbij de vrouw zou worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening. In dit verband wordt gewezen op de brief van [Y] van 26 juni 2019 aan [X] en de door mr. S.H.P. Huiskes, notaris, opgestelde akte van verdeling d.d. 27 juni 2019 die de vrouw bij brief van 27 juni 2019 is toegezonden. In deze akte is onder punt L. een bepaling opgenomen over het ontslag uit de hoofdelijkheid van de vrouw. Gelet op de eerdergenoemde onafhankelijke positie van een notaris en de verplichtingen die op hem rusten bij de uitoefening van zijn functie, heeft de voorzieningenrechter geen redenen om te twijfelen aan de inhoud van deze bepaling in de akte. Dat de termijn van drie maanden mogelijk enigszins is overschreden, rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het onderhavige geval niet de conclusie dat de man zijn recht op toedeling heeft verspeeld, te meer nu uit het vorenstaande volgt dat de beschikking niet eenduidig is wat betreft de termijn en de vertraging niet geheel aan hem is te wijten. Bovendien kan niet uit het oog worden verloren dat de rechtsverhouding tussen deelgenoten wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid.
- hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen - maar ook of daarnaast sprake is van feiten en/of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken dient te worden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn in het onderhavige geval geen dan wel onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld of gebleken om te kunnen concluderen dat de vrouw bij deze geldvordering (thans) een spoedeisend belang heeft. Deze vordering zal dan ook (reeds daarom) worden afgewezen.
5.De beslissing
binnen twee wekenna dagtekening van dit vonnis haar medewerking te verlenen aan:
binnen één (1) weekna dagtekening van dit vonnis aan de advocaat van de vrouw een schriftelijke verklaring van [Y] Hypotheken B.V. (de hypotheeknemer) toestuurt waaruit blijkt dat de vrouw zal worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de bestaande hypothecaire verplichtingen;
mr. M.L.J. Koopmans op 14 augustus 2019. [1]