4.4De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 6 februari 2018 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van runderen, opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 50 runderen in stal A, en
- 10 runderen in stal A, en
- 49 runderen in stal B,
over een schone en droge ligplaats konden beschikken, zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
hij op 6 februari 2018 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van runderen, opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat:
- 50 runderen in stal A, en
- 49 kalveren in stal B
toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
hij in de periode vanaf 5 februari 2018 tot en met 5 maart 2018 te Slagharen in de gemeente Hardenberg, als houder van runderen, opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat het rund met werknummer 0803, welk rund ziek of gewond was, op passende wijze werd verzorgd, zulks terwijl voornoemde overtreding plaatsvond in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
hij op 28 maart 2017, te Slagharen, gemeente Hardenberg, als degene die 100 runderen hield in de ligboxenstal en 35 runderen in de jongveestal, opzettelijk er niet voor heeft zorggedragen dat (een deel van) die runderen een toepassende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden aangezien:
- de bodem van de ligboxen in de ligboxenstal aangekoekt was met een laag oude en verse mest en de roostervloer van de looppaden bedekt was met natte mest waar de runderen doorheen moesten waden om zich te verplaatsen en bij de drinkbak en voerbak te komen
- de aanwezige ligboxen in de jongveestal vervuild waren met aangekoekte oude en verse mest,
terwijl deze overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden;
hij op 28 maart 2017, te Slagharen, gemeente Hardenberg, als houder van 6 zieke en/of gewonde runderen, die voor landbouwdoeleinden werden gehouden, opzettelijk deze runderen, die zich tussen andere runderen bevonden, terwijl dit nodig was, niet heeft afgezonderd in een passend onderkomen dat, terwijl dit nodig was, niet was voorzien van droog strooisel, immers waren 4 van die runderen, met de nummers 5343, 3446, 61684 en 2943 ernstig kreupel en/of wilden of konden deze runderen niet één of meerdere poten belasten en was het rund met het nummer 7209 erg mager en futloos en hoestte dit rund en was het rund met het nummer 6694 erg mager en kon dit rund niet overeind komen, terwijl deze overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet Dieren aangewezen soorten of categorieën, worden gehouden;
hij op 29 maart 2017, te Slagharen, gemeente Hardenberg, opzettelijk 11 runderen die niet overeenkomstig de regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd, heeft gehouden (de runderen waren niet voorzien van oormerken).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het onder 2, tweede gedachtestreepje, ten laste gelegde ‘stal A’, beschouwt de rechtbank als een kennelijke verschrijving, nu er gelet op het dossier en het debat ter terechtzitting redelijkerwijs geen onduidelijkheid over kan bestaan dat het hier ‘stal B’ betrof. In de bewezenverklaring is die verschrijving dan ook verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.