ECLI:NL:RBOVE:2019:3065
Rechtbank Overijssel
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn ouders en gemachtigde mr. A.H.J. Damminga, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, dat op 22 juli 2019 het verzoek om een beschikking voor jeugdhulp bij Yes we Can (YWCC) had afgewezen. Op 12 augustus 2019 werd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarbij de voorzieningenrechter werd verzocht om te bevelen dat een intake bij YWCC kan plaatsvinden op kosten van verweerder.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak zonder zitting mogelijk is. De rechter concludeerde dat verzoeker in aanmerking komt voor een individuele voorziening voor jeugdhulp, maar dat er geen spoedeisend belang aanwezig was om een voorlopige voorziening te treffen. De ouders van verzoeker stelden dat er een spoedeisend belang was vanwege de noodzaak van een intake bij YWCC, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de wens van de ouders om de behandeling zo snel mogelijk te starten geen spoedeisend belang vormt zoals vereist in artikel 8:81 van de Awb.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bestreden besluit van verweerder niet evident onjuist was en het verzoek te verstrekkend was. De rechter benadrukte dat het aan verweerder is om te bepalen welke jeugdhulp het meest passend is en dat er geen acute noodsituatie was die een spoedige voorziening vereiste. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier mr. F. Ernens en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.