ECLI:NL:RBOVE:2019:3065

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 augustus 2019
Publicatiedatum
28 augustus 2019
Zaaknummer
ak_19 _ 1483
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 augustus 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn ouders en gemachtigde mr. A.H.J. Damminga, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, dat op 22 juli 2019 het verzoek om een beschikking voor jeugdhulp bij Yes we Can (YWCC) had afgewezen. Op 12 augustus 2019 werd een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, waarbij de voorzieningenrechter werd verzocht om te bevelen dat een intake bij YWCC kan plaatsvinden op kosten van verweerder.

De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak zonder zitting mogelijk is. De rechter concludeerde dat verzoeker in aanmerking komt voor een individuele voorziening voor jeugdhulp, maar dat er geen spoedeisend belang aanwezig was om een voorlopige voorziening te treffen. De ouders van verzoeker stelden dat er een spoedeisend belang was vanwege de noodzaak van een intake bij YWCC, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de wens van de ouders om de behandeling zo snel mogelijk te starten geen spoedeisend belang vormt zoals vereist in artikel 8:81 van de Awb.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bestreden besluit van verweerder niet evident onjuist was en het verzoek te verstrekkend was. De rechter benadrukte dat het aan verweerder is om te bepalen welke jeugdhulp het meest passend is en dat er geen acute noodsituatie was die een spoedige voorziening vereiste. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier mr. F. Ernens en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/1483

uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening

in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

wettelijk vertegenwoordigd door zijn ouders,
gemachtigde: mr. A.H.J. Damminga,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zwolle, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 22 juli 2019 heeft verweerder het verzoek van de ouders van verzoeker
om een beschikking voor jeugdhulp bij Yes we Can (YWCC) afgewezen. Namens verzoeker is op 9 augustus 2019 bezwaar gemaakt.
Op 12 augustus 2019 is een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan.
Aan de voorzieningenrechter is verzocht verweerder bij wijze van voorlopige voorziening
te bevelen dat met het oog op de beoogde opname van verzoeker op kosten van verweerder een intake bij YWCC kan plaatsvinden.
Verweerder heeft verweer gevoerd op 20 augustus 2019.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan
de voorzieningenrechter zonder zitting uitspraak doen. De voorzieningenrechter acht in dit geval aanleiding aanwezig om deze bepaling toe te passen, waarbij de voorzieningenrechter het volgende heeft overwogen.
2. Op basis van artikel 2.3 van de Jeugdwet in samenhang met artikel 9 van de Verordening Jeugdhulp Gemeente Zwolle 2018 kan verweerder een individuele voorziening voor jeugdhulp toekennen.
3. Niet in geschil is dat verzoeker ( [verzoeker] ) voor een individuele voorziening voor jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen in aanmerking komt.
Partijen verschillen van mening in welke vorm de jeugdhulp moet worden geboden.
De ouders van verzoeker staan een intake en opname bij YWCC op zo kort mogelijke termijn voor. Verweerder acht opname bij YWCC niet passend en heeft de individuele voorziening daartoe bij het bestreden besluit geweigerd. Verweerder heeft in verweer erop gewezen, dat het aan hem is om te beoordelen en vast te stellen welke voorziening het
meest passend is.
4. Voor het treffen van een voorlopige voorziening is het vereist dat er sprake is van een spoedeisend belang in de zin van artikel 8:81 van de Awb.
Volgens de ouders van verzoeker is er sprake van een spoedeisend belang omdat er op
26 augustus 2019 dan wel spoedig erna een intake van [verzoeker] bij YWCC gericht op opname bij die instelling kan plaatsvinden. Daarnaast is het van belang dat [verzoeker] zo spoedig mogelijk moet worden behandeld, dus ook voor zijn agressie, die tot spanningen in het gezin leidt. Gevreesd wordt dat de politie bij een onverhoopt volgend geweldsdelict justitieel zal ingrijpen.
5. De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Voor het aannemen van spoedeisendheid in de zin van artikel 8:81 van de Awb is het nodig dat sprake is van een acute en actuele noodsituatie waarin het met spoed treffen van een (nood)voorziening is vereist omdat de afhandeling van de bezwaarprocedure niet kan worden afgewacht.
Van zo’n noodsituatie is de voorzieningenrechter niet gebleken. Die noodsituatie ligt niet
in het gegeven dat op korte termijn een intake bij YWCC voor opname kan plaatsvinden.
Ook niet in de enkele mogelijkheid van een volgend geweldsdelict binnen het gezin.
Het verzoek is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ingegeven door de wens van
de ouders om op zo kort mogelijke termijn de door hen voorgestane behandeling van [verzoeker] op te starten. Die wens vormt geen spoedeisend belang als vereist.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter ruimte om een voorlopige voorziening toe te
wijzen als het bestreden besluit evident onjuist is. Duidelijk is dat er is tussen partijen verschil van inzicht bestaat over de wenselijke vorm van jeugdhulp voor [verzoeker] .
In dat geschil is het besluit van verweerder inhoudelijk niet apert fout. Daarbij dient
in aanmerking te worden genomen dat het voortouw voor het bepalen van welke hulp
het meest aangewezen is bij verweerder ligt en ook, dat verweerder heeft betoogd het onderzoek nog niet te hebben afgerond, maar op verzoek van de ouders duidelijkheid
te hebben willen verschaffen met het uitreiken van het voorliggende besluit.
Tenslotte zou een voorlopig oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven
in dit geval niet kunnen leiden tot het toewijzen van de gevraagde voorziening, omdat
het verzoek te verstrekkend is. Er wordt de voorzieningenrechter immers geen noodverband gevraagd maar (definitief) te treden in een bevoegdheid van verweerder met een bevel aan verweerder tot de door verzoekers gewenste jeugdhulp. Dat gaat het kader van een spoedprocedure te buiten.
6. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen ruimte over te gaan tot het treffen van
een voorlopige voorziening. Het verzoek wordt daarom als kennelijk ongegrond afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F. Ernens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.