In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 juni 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en de curator van de faillissementen van Coöperatie Coöperatief Produktschap De Oorsprong U.A. en Proeverij De Oorsprong B.V. De eiser, die als bestuurder van deze failliete vennootschappen aansprakelijk was gesteld voor de faillissementstekorten, vorderde de toepassing van de beslagvrije voet met terugwerkende kracht vanaf 10 september 2018. De curator had conservatoir beslag gelegd op de AOW en pensioen van de eiser zonder beslagvrije voet toe te passen, omdat de curator van mening was dat de eiser niet in Nederland woonde of zijn vaste verblijfplaats had.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij zijn woon- of vaste verblijfplaats in Nederland had. De rechter benadrukte dat de inschrijving in de Basis Registratie Personen (BRP) slechts een aanwijzing is en niet doorslaggevend voor de woonplaats. De eiser had een adres in de Verenigde Staten opgegeven en had geen concrete bewijsstukken overgelegd die zijn stelling dat hij in Nederland woonde onderbouwden. De rechter concludeerde dat er sterke indicaties waren dat de eiser niet in Nederland woonde of vast verbleef, en dat de beslagvrije voet op goede gronden niet was toegepast. De vorderingen van de eiser werden afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van de curator.