ECLI:NL:RBOVE:2019:2936

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
20 augustus 2019
Zaaknummer
7008164 \ CV EXPL 18-3365
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake bewijslevering en kostenvergoeding tussen [A] B.V. en Insidiamini Holding B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 6 augustus 2019 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen [A] B.V. en Insidiamini Holding B.V. De eiser, [A] B.V., vorderde betaling van een factuur van 21 april 2017, die betrekking had op kosten die in 2013 en 2014 waren gemaakt, en bedragen die aan Insidiamini Holding zouden zijn geleend. In een tussenvonnis van 4 december 2018 had de kantonrechter [A] opgedragen bewijs te leveren van haar stelling dat de kosten in opdracht van Insidiamini Holding waren gemaakt en dat er afspraken waren gemaakt over de lening.

Tijdens de bewijslevering zijn getuigen gehoord, waaronder de boekhouder van Insidiamini Holding, die verklaarde dat de kosten voor de werkzaamheden van [Z] ten behoeve van Insidiamini Holding waren gemaakt. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de boekhouder betrouwbaar was en dat er voldoende bewijs was dat Insidiamini Holding opdracht had gegeven voor deze kosten. De vordering van [A] voor dit onderdeel werd toegewezen.

Echter, voor andere kosten, zoals bekeuringen en accountantskosten, oordeelde de kantonrechter dat er onvoldoende bewijs was dat deze kosten in opdracht van Insidiamini Holding waren gemaakt. De kantonrechter wees deze onderdelen van de vordering af. Uiteindelijk werd een bedrag van € 13.455,51 toegewezen aan [A] B.V., te vermeerderen met wettelijke rente en proceskosten. Insidiamini Holding werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 2.520,02 werden begroot, en in de nakosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer : 7008164 \ CV EXPL 18-3365
Vonnis van 6 augustus 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap
[A] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [A] ,
gemachtigde: mr. S.E. Toffoletto,
tegen
de besloten vennootschap
INSIDIAMINI HOLDING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Dedemsvaart,
gedaagde partij, hierna te noemen Insidiamini Holding,
gemachtigde: mr. C.H. Schuth.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 december 2018
  • de processen-verbaal van getuigenverhoor van 11 januari 2019 en 16 april 2019
  • de conclusie na getuigenverhoor van [A]
  • de antwoordconclusie na getuigenverhoor van Insidiamini Holding
  • de brief van 9 juli van mr. Toffoletto, waarin wordt verzocht producties en onderdelen van de antwoordconclusie buiten beschouwing te laten
  • de brief van 9 juli van mr. Schuth met bezwaar tegen voormeld verzoek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

Tussenvonnis 4 december 2018

2.1.
[A] vordert van Insidiamini Holding in deze procedure betaling van een factuur van 21 april 2017 vanwege gemaakte kosten in 2013/2014 en van bedragen die zij in die periode aan Insidiamini Holding zou hebben geleend. In het tussenvonnis van 4 december 2018 heeft de kantonrechter [A] het bewijs opgedragen van haar stelling dat zij de betreffende kosten ten behoeve van en in opdracht van Insidiamini Holding heeft gemaakt c.q. dat partijen hebben afgesproken dat [A] de betreffende gelden zou lenen aan Insidiamini Holding.
Uitvoering bewijsopdracht
2.2.
[A] heeft ter uitvoering van haar bewijsopdracht de heer [X] doen horen, boekhouder van Insidiamini Group. In het tegengetuigenverhoor heeft Insidiamini Holding de heer [Y] doen horen.
2.3.
Vervolgens hebben partijen aktes genomen. Insidiamini Holding heeft in haar antwoordconclusie nieuwe producties in het geding gebracht. [A] heeft bezwaar gemaakt tegen het indien van de nieuwe producties en de nieuwe stellingen van Insidiamini Holding die vermeld staan in randnummers 5, 6, 8 t/m 12 en 17 van de antwoordakte. De kantonrechter zal de in de antwoordconclusie overgelegde producties als tardief en in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing laten. Deze producties hadden ten tijde van de comparitie en ieder geval uiterlijk ten tijde van de getuigenverhoren in het geding moeten worden gebracht. Voor zover Insidiamini Holding zich in de antwoordconclusie uitlaat over die producties of nieuwe standpunten inneemt waarop [A] niet heeft kunnen reageren, zal de kantonrechter deze eveneens wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing laten.
2.4.
[A] concludeert in haar conclusie na getuigenverhoor dat zij in haar bewijsopdracht is geslaagd. Zij ziet getuige [X] als een betrouwbare en onafhankelijke getuige, omdat hij werkzaam als boekhouder is voor Insidiamini Holding en Insidiamini Group en moet worden gezien als de rechterhand van [C] . Uit de getuigenverklaring van [X] volgt volgens [A] dat de door haar gefactureerde kosten zoals vermeld op de factuur van 21 april 2017 zijn gemaakt ten behoeve van en in opdracht van Insidiamini Holding. De verklaring van [Y] doen hieraan niets af, omdat hij niet betrokken is geweest bij de financiële afspraken die Insidiamini Holding en [A] in 2013 en 2014 hebben gemaakt.
Insidiamini Holding betwist dat [X] als een betrouwbare en onafhankelijke getuige moet worden gezien, omdat hij in loondienst is bij Insidiamini Group en er alle belang bij heeft om zijn werkgever tevreden te houden door ervoor te zorgen dat de factuur door Insidiamini Holding moet worden betaald en niet door Insidiamini Group. Voorts betwist Insidiamini Holding (per onderdeel van de factuur) dat partijen afspraken zouden hebben gemaakt dat Insidiamini Holding de kosten zou betalen. Meer specifiek stelt Insidiamini Holding dat de kosten voor [Z] zijn gemaakt ten behoeve van Natio B.V., een andere vennootschap van [C] . De factuur is ook gericht aan die vennootschap. De bekeuringen dienen volgens Insidiamini Holding voor rekening van de gebruiker van de auto zelf te komen. De accountantskosten moeten volgens Insidiamini Holding voor rekening van Insidiamini Group komen, omdat deze in het kader van de oprichting van Insidiamini Group zijn gemaakt.
Weergave getuigenverklaringen
2.5.
Getuige [X] heeft - voor zover van belang - het volgende verklaard:
In de aandeelhoudersvergadering van 23 juni 2016 is alsnog het besluit genomen dat alle kosten vóór oprichting van de Groep thuishoren in de B.V. die deze kosten ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Daarom is de factuur gecrediteerd aan de Groep en is er alsnog een nieuwe factuur gemaakt voor de Holding. De heer [D] (bestuurder en aandeelhouder), de heer [B] (aandeelhouder) en de accountant van Baker Tilly Berk waren aanwezig tijdens deze aandeelhoudersvergadering. [C] (aandeelhouder) was zelf niet aanwezig maar had een volmacht afgegeven aan [D] . De vergadering was uitgeroepen om de jaarcijfers te bespreken en het deponeren daarvan.
Na de aandeelhoudersvergadering is uitvoering gegeven aan het besluit dat genomen was. De factuur aan de Groep is gecrediteerd en de factuur aan de Holding is opgesteld. (…)
In een e-mail van 20 november 2017 heb ik de heer [C] specifiek aangegeven hoe het zit met de factuur. De heer [C] heeft hierop geantwoord dat hij dacht dat de factuur niet in de administratie van de Holding hoefde te worden opgenomen. Hierop heb ik vervolgens aangegeven dat het volgde uit een besluit van de aandeelhoudersvergadering en dat als hij het hier niet mee eens was, dat hij dan via de aandeelhoudersvergadering dit besluit moest aanvechten. (…)
Toen ik in januari 2014 ben begonnen bij de Groep is mij gevraagd met terugwerkende kracht de administratie over 2013 op te zetten van Insidiamini Holding. Ik heb begrepen van de heer [E] dat er een bedrag was betaald van € 10.000,- door [A] voor het schrijven van een businessplan voor Windmill. Dit was gedaan ten behoeve van Insidiamini Holding. Dit geheel is door mij geverifieerd bij de heer [C] en die heeft mij bevestigd dat er door [A] een bedrag van € 10.000,- is betaald ten behoeve van Insidiamini Holding. Vervolgens heb ik deze vordering meteen als zodanig opgenomen in de boekhouding van Insidiamini Holding als een vordering van [A] . (…)
De post bekeuring is een verkeersovertreding geweest van de heer [G] . Die was werkzaam voor Insidiamini Holding en was tevens aandeelhouder van Insidiamini Holding. Hij heeft gereden in een witte bestelauto die beschikbaar was gesteld door [A] . Er zijn geen kosten voor de auto in rekening gebracht bij de Holding, alleen de bekeuring is doorbelast. Ik heb niet met de heer [C] gesproken over deze bekeuring. Ik heb deze bekeuring wel besproken met de heer [E] . Er zijn mij geen restricties opgelegd dus ik ben er vanuit gegaan dat ik namens de Holding hierover afspraken kon maken met [A] .
Met betrekking tot de post “kosten Toyota” verklaar ik als volgt. Er is tijdelijk een auto beschikbaar gesteld door een autodealer met de restrictie dat Insidiamini Holding zelf de kosten moest dragen voor de verzekering en de wegenbelasting. Deze auto (Toyota) is gebruikt door de heer [C] . De wegenbelasting en de verzekering is geregeld door [A] omdat die over de juiste ingang en de middelen beschikte en die kosten zijn uiteindelijk doorbelast naar Insidiamini Holding. Insidiamini Holding had onvoldoende middelen op dat moment om zelf de kosten te dragen.
Over de post van € 1.600,- met omschrijving “ [C] ” verklaar ik als volgt. Daarbij ben ik niet betrokken geweest. Hier weet ik dan ook niets meer van dan de stukken die reeds zijn overgelegd.
De post accountantskosten van € 1.150,- zijn kosten die gemaakt zijn voor het onderzoek naar de haalbaarheid van de B.V.’s in verband met de windmolens. Insidiamini Holding heeft gebruik gemaakt van het netwerk en de kennis van [A] en is op die manier ook bij Baker Tilly Berk terecht gekomen. Na dit onderzoek is onder andere Insidiamini Groep opgezet. [A] heeft dit onderzoek voorgefinancierd.
Over de post “reis Marokko” weet ik niets.
De post representatiekosten, gaat over kosten waarvoor bonnen zijn ingeleverd door de heer [B] . Deze bonnen werden ingeleverd ofwel bij de heer [E] ofwel bij mij. Op het moment dat iemand binnen kwam met een bon voor dergelijke kosten en aangaf bij welke B.V. dit thuishoorde dan zorgden ik en de heer [E] ervoor dat dit in de map van de juiste B.V. terecht kwam. Wij hebben nooit getwijfeld aan de bonnen.
Er vond dagelijks overleg plaats tussen mij en de heer [E] over de financiële gang van zaken en er was minimaal 1 keer per week overleg tussen ons waarbij een van de bestuurders ( [C] of [B] ) of beiden aanwezig waren.
Op vragen van mr. Toffoletto:
U vraagt mij of de bonnen uit de post representatiekosten thuishoren in Insidiamini Holding, hierop antwoord ik bevestigend.
Over de post accountantskosten vraagt u mij of de kosten van € 1.150,- gemaakt zijn ten behoeve van Insidiamini Holding. Hierop antwoord ik dat dit kosten zijn die gemaakt zijn ten behoeve van het oprichten van een nieuwe B.V. In overleg met de heer [E] zijn deze kosten toegerekend aan Insidiamini Holding. Dit is niet specifiek met de heer [C] besproken.
De volledige factuur ten bedrage van € 18.823,97 is opgenomen in de jaarrekening over 2017 van Insidiamini Holding. In eerste instantie zijn de kosten van [A] gefactureerd aan de Groep en naar aanleiding van het besluit van de aandeelhouders vergadering, zoals ik hiervoor heb verklaard, zijn de kosten aan de hand van een nieuwe factuur gericht aan Insidiamini Holding en alsnog opgenomen in de jaarstukken van 2017.
Alleen de kosten voor [Z] van € 10.000,- zijn apart opgenomen in de jaarcijfers van 2013 van Insidiamini Holding. (…)
Op vragen van mr. Boelens:
(…)
U houdt mij voor dat boven de factuur van [Z] van € 10.000,- staat dat het gericht is aan ‘Natio’. U vraagt mij waarom dit gericht is aan Natio. Hierop antwoord ik dat Natio niets deed met de ontwikkeling van de windmolens. Natio had volgens mij ook geen opdracht gegeven om een businessplan op te stellen. Als ik dit zo zie, verbaast het mij niets. De heer [C] riep altijd een willekeurige B.V. waaraan gefactureerd moest worden. Ik maakte dit vervolgens dan in orde in de boekhouding. Ik weet niet meer precies of dat in dit geval zo is gebeurd. Ik weet alleen dat ik heb geverifieerd bij [C] hoe het zat met de factuur en dat ik in de boekhouding moest opnemen dat [A] € 10.000,- had betaald aan [Z] ten behoeve van Insidiamini Holding. (…)
U vraagt mij of er iets is afgesproken over de BTW die over de factuur is berekend. U houdt mij voor dat het gaat om posten waarin geen BTW is berekend. Hierop antwoord ik dat het heel normaal is dat wanneer je als bedrijf kosten doorberekend aan een ander bedrijf je BTW erover berekend. Het maakt dan niet uit of het gaat om kosten waarin in eerste instantie géén BTW is berekend. Dit is gewoon een eis van de Belastingdienst.
De heer [C] reed zowel zakelijk als privé in de Toyota.
U vraagt mij of ik bij de heer [C] heb geverifieerd dat de door [B] overgelegde bonnen in deze procedure thuishoren bij Insidiamini Holding. Hierop antwoord ik dat ik dit niet heb geverifieerd. Andersom gebeurde dit ook niet, ik controleerde ook niet de bonnen die de heer [C] inleverde. Dit ging op basis van vertrouwen.
De accountantskosten van € 1.150,- betreffen werkzaamheden voor onderzoek voor een nieuwe B.V. die de activiteiten van Insidiamini Holding zou overnemen. Uiteindelijk is hiervoor de Groep opgericht. De werkzaamheden zagen ook op het oprichten van Insidiamini B.V.
2.6.
Getuige [Y] heeft - voor zover van belang - het volgende verklaard:
(…) Over de betrokkenheid bij Insidiamini Holding B.V. kan ik zeggen dat ik in de periode 2012 tot 2013 betrokken ben geraakt bij de voorganger van de Holding als mogelijke participant. Dit was vanuit de entiteit Vilam. Vilam was een holding bestaande uit 3 verschillende installatiebedrijven, waaronder [AA] B.V.
[AA] zou het technische deel van de windmolens voor haar rekening nemen. Ik was in die tijd de DGA van [AA] . Begin 2014 is [AA] failliet gegaan. Vanuit [AA] was ik dus betrokken bij Insidiamini Holding B.V. en de ontwikkeling van de windmolens. (…) De factuur van 21 april 2017 kende ik niet voor deze procedure. Ik herken wel de kosten die op die factuur vermeld staan.
Ten aanzien van de ontwikkelkosten van EUR 10.000,00 heb ik begrepen dat dit een factuur was van [Z] . Ik was niet betrokken bij de finance. Daarmee bedoel ik dat ik niet degene zou zijn die de bank zou zijn of finance zou aanboren maar ik zou wel op de hoogte worden gehouden van de ontwikkelingen van de finance. Ik werd ook op de hoogte gehouden van die ontwikkelingen en dat was voor mijn bedrijf ook van belang. Volgens mij betrof die EUR 10.000,00 een voorschotnota voor de kosten voor de werkzaamheden van [Z] . Zijn werk bestond eruit om fondsen te organiseren voor de windmolens. Voor zover ik weet was hij in dienst van of ingehuurd door Natio. Natio was één van de participanten en een bedrijf van [C] . De bedoeling was dat ik met Vilam voor 20% zou participeren in de holding. Daarvoor zou ik aandelen inleveren en daarvoor funding terugkrijgen. Het onderzoek van [Z] had ook daar betrekking op. Het verbaast mij niet dat de kosten van [Z] in rekening zijn gebracht van de Holding. De kosten hebben betrekking op werkzaamheden die zijn gemaakt ten gunste van de gehele Holding. In september 2013 is de Holding opgericht. De Holding zou een stevig fundament zijn voor de ontwikkeling van de windmolens. De kosten (EUR 10.000,00) waren voor funding om alles mogelijk te maken, ook voor [AA] en de andere participanten.
U vraagt mij naar de bekeuringen zoals genoemd op de factuur. Die geloof ik direct, maar daar kan ik verder niets over verklaren. Ten aanzien van de Toyota merk ik op dat ik weet dat [C] in deze auto heeft gereden. De afspraken hierover gingen op vriendschappelijke wijze. Ik ben niet bij bijeenkomsten geweest die gingen over het vergoeden van dergelijke kosten. Ik weet alleen dat als er een auto nodig was en de ander dit kon organiseren, dat het dan ook gebeurde. Er werd niet expliciet besproken wie die kosten vervolgens zou dragen. Zo gingen we niet met elkaar om en ik maakte me daar geen zorgen over.
Over het bedrag van EUR 1600,00 met de omschrijving “ [C] ” weet ik niets, ook niet nadat u mij vertelt dat dit zou zien op geleend geld. Dat een entiteit een bedrag van EUR 1600,00 aan [C] verstrekt heeft geloof ik direct maar welke entiteit en onder welke voorwaarde zou ik niet weten.
Over accountantskosten van EUR 1150,00 merk ik op dat ik direct geloof dat die kosten gemaakt zijn, ongetwijfeld in verband met het oprichten van de Holding.
U houdt mij productie 12 voor met een factuur van Baker Tilly Berk, ook daaruit maak ik op dat de kosten zagen op het oprichten van de Holding.
Over de kosten voor de reis naar Marokko merk ik op dat ik me kan herinneren dat er een reis naar Marokko heeft plaatsgevonden waarbij in ieder geval [B] aanwezig was. Het kan zijn dat [C] is meegegaan, of [F] en misschien ook allebei. Ik kan me niet meer herinneren of dit specifiek voor de Holding was. Ik weet niet meer waarvoor de reis was. Volgens mij had het geen directe invloed op de ontwikkeling van de windmolens.
Op uw vraag of is afgesproken dat deze kosten voor rekening van de Holding zouden komen, antwoord ik dat ik dat niet weet.
Ten aanzien van de representatiekosten merk ik op dat ik direct geloof dat die kosten gemaakt zijn. Er zijn in die periode veel gesprekken geweest in verband met de ontwikkeling van de windmolens. Ik heb in die periode nooit kosten gedeclareerd. Dat was ook niet aan de orde. Het was voor mij geen probleem om dergelijke kosten zelf te financieren. Ik weet niet of over de kosten van [A] afspraken gemaakt zijn. Dat zou ik wel logisch vinden.
Ik kan verder niets verklaren over de discussie of de op de factuur genoemde kosten voor rekening van de Groep of de Holding moesten komen. Die discussie is ontstaan nadat ik niet meer betrokken was bij de Holding. Deze informatie is niet met mij gedeeld .(…)
Beoordeling bewijsopdracht: kosten [Z]
2.7.
De kantonrechter zal de bewijsopdracht van [A] per post bespreken. Dat Insidiamini Holding in algemene zin (achteraf) akkoord heeft gegeven voor alle kosten die op de factuur vermeld staan, is op basis van voornoemde getuigenverklaringen in combinatie met de overgelegde stukken niet komen vast te staan.
2.8.
Het grootste deel van de kosten betreft de vergoeding van de werkzaamheden van [Z] . [X] verklaart hierover dat de kosten betrekking hadden op het schrijven van een businessplan voor de windmolens ten behoeve van Insidiamini Holding. Hij heeft geverifieerd bij [C] of deze kosten voor rekening van Insidiamini Holding moesten komen, waarna [C] bevestigde dat er door [A] een bedrag van € 10.000,00 is betaald ten behoeve van Insidiamini Holding. Vervolgens heeft [X] deze vordering meteen opgenomen in de boekhouding van Insidiamini Holding als een vordering van [A] . De kantonrechter ziet deze verklaring - in combinatie met de factuur en de betaling door [A] - als betrouwbaar en onafhankelijk. Het standpunt van Insidiamini Holding in haar antwoordakte over de betrouwbaarheid van [X] volgt de kantonrechter niet. [X] was en is de boekhouder van onder andere Insidiamini Holding en de heer [C] heeft ter comparitie over hem verklaard dat de communicatie voornamelijk via [X] verliep en dat hij alle vertrouwen in hem had. [C] hield zich vooral bezig met de techniek. [X] is om die reden bij uitstek degene die over deze zaken kan verklaren. Aangezien [X] uitdrukkelijk verklaart dat [C] heeft bevestigd dat het bedrag van € 10.000,00 aan [Z] is betaald ten behoeve van Insidiamini Holding, is daarmee met de vereiste redelijke mate van zekerheid komen vast te staan dat Insidiamini Holding hiervoor opdracht heeft gegeven en de kosten moet terugbetalen aan [A] . Dat op de factuur Natio staat en de verklaring die [Y] daarover geeft, doet hieraan niet af. Over die vermelding heeft [X] een nadere toelichting gegeven en overeind blijft dat hij de zaken heeft geverifieerd bij [C] . Bovendien heeft [Y] aan zijn verklaring toegevoegd dat het hem niet verbaast dat de kosten van [Z] in rekening zijn gebracht van de Holding. De kantonrechter concludeert dat het betreffende onderdeel van de vordering ad € 10.000,00 zal worden toegewezen.
Bekeuring
2.9.
De bekeuring ad € 442,00 ziet op een auto ( [kenteken 1] ) waarvan Insidiamini Holding heeft betwist dat deze van haar is. [X] heeft verklaard dat [G] (werknemer van Insidiamini Holding) in de betreffende auto heeft gereden en dat hij de verkeersovertreding heeft gemaakt. Hij heeft [C] hierover niet gesproken, maar ging ervan uit dat hij namens Insidiamini Holding hierover afspraken kon maken met [A] . Naar het oordeel van de kantonrechter is vanwege het ontbreken van concrete afspraken met de bestuurder van Insidiamini Holding dat de (verhoogde) kosten door Insidiamini Holding en niet door bijvoorbeeld de werknemer zelf zouden moeten worden voldaan, onvoldoende komen vast te staan dat deze kosten in opdracht van Insidiamini Holding zijn gemaakt. Dit onderdeel van de vordering ligt daarom voor afwijzing gereed.
Kosten Toyota
2.10.
Ten aanzien van de kosten voor de Toyota ( [kenteken 2] ) ad € 376,00 is op basis van de getuigenverklaringen komen vast te staan dat [C] zowel zakelijk als privé in de auto reed. Dat wordt overigens ook niet gemotiveerd betwist door Insidiamini Holding. Aan de nieuwe stelling (na het getuigenverhoor) dat het wagenpark onder Natio zou vallen, gaat de kantonrechter (zie r.o. 2.3) voorbij. Nu Insidiamini Holding onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat partijen hierover afspraken hebben gemaakt, is voldoende komen vast te staan dat de kosten voor de Toyota ten behoeve van Insidiamini Holding zijn gemaakt en dat zij de kosten aan [A] dient te voldoen. Het bedrag van € 376,00 zal worden toegewezen.
Lening [C]
2.11.
[A] is niet geslaagd in haar bewijsopdracht dat een bedrag van € 1.600,00 door [A] zou zijn geleend aan Insidiamini Holding. De getuigen konden hierover niets verklaren uit eigen wetenschap. Dat er afspraken zouden zijn gemaakt met Insidiamini Holding (en niet bijvoorbeeld met [C] in privé) voor het lenen van geld is daarom niet komen vast te staan. Dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
Accountantskosten
2.12.
De accountantskosten ten bedrage van € 1.150,00 zien volgens [X] op de oprichting van een nieuwe vennootschap die de activiteiten van Insidiamini Holding zou overnemen. Uiteindelijk is hiervoor Insidiamini Group opgericht. De werkzaamheden zagen volgens hem ook op het oprichten van Insidiamini B.V. [X] verklaart voorts dat deze kosten in overleg met de heer [E] zijn toegerekend aan Insidiamini Holding en dat dit niet specifiek met de heer [C] is besproken. Al met al levert deze verklaring van [X] onvoldoende bewijs op om met redelijke mate van zekerheid vast te kunnen stellen dat Insidiamini Holding opdracht heeft gegeven voor deze werkzaamheden danwel dat deze kosten ten behoeve van Insidiamini Holding zijn gemaakt. De gevorderde accountantskosten zullen om die reden worden afgewezen.
Kosten reis Marokko
2.13.
Dat [A] kosten voor een reis naar Marokko in rekening mocht brengen bij Insidiamini Holding is evenmin komen vast te staan. De getuigen hebben niets verklaard over afspraken die daarover gemaakt zouden zijn, zodat [A] niet in haar bewijsopdracht op dit onderdeel is geslaagd.
Diverse representatiekosten
2.14.
Ten aanzien van de representatiekosten ad € 230,00 is op basis van de getuigenverklaringen onvoldoende komen vast te staan dat de overgelegde bonnen zagen op kosten die ten behoeve van of in opdracht van Insidiamini Holding zijn gemaakt. [X] heeft enkel verklaard dat de bonnen “thuishoorden” bij Insidiamini Holding en dat hij niet twijfelde aan de juistheid van de door [A] gedeclareerde bonnen, maar dat is zonder nadere toelichting onvoldoende. Deze vordering zal eveneens worden afgewezen.
Conclusie
2.15.
De kantonrechter concludeert dat een bedrag van in totaal (€ 10.000,00 + € 376,00) zal worden toegewezen, te vermeerderen met de btw (€ 12.554,96). Hoofdregel is dat alle kosten die doorbelast worden aan een andere vennootschap worden verhoogd met btw. Gesteld noch gebleken dat op die hoofdregel in dit geval een uitzondering zou moeten worden gemaakt. Tevens zal de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW worden toegewezen vanaf 6 mei 2017, aangezien het hier gaat om overeenkomsten tussen rechtspersonen om baat die partijen verplichten iets te geven of te doen.
2.16.
De gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen eveneens worden toegewezen. De kantonrechter stelt vast dat [A] voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Voor de verschuldigdheid van de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet relevant welke incassohandelingen de schuldeiser heeft verricht (HR 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405, r.o. 3.6), zodat in beginsel een enkele brief voldoende is. De kantonrechter zal gelet op de gedeeltelijke afwijzing het gevorderde bedrag matigen conform het wettelijke tarief tot € 900,55.
2.17.
De kantonrechter zal Insidiamini Holding als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordelen, op basis van het toegewezen bedrag tot op heden aan de zijde van [A] begroot op € 2.520,02:
 € 1.440,00 voor salaris gemachtigde (4 punten x tarief € 360,00)
 € 38,00 wegens kosten getuigen
 € 90,02 voor explootkosten
 € 952,00 voor griffierecht.
2.18.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna vermeld.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt Insidiamini Holding aan [A] te betalen een bedrag van
€ 13.455,51 (€ 12.554,96 + 900,55), te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel
6:119a BW vanaf 6 mei 2017 tot de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt Insidiamini Holding in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [A] begroot op € 2.520,02, en in de nakosten begroot op € 120,00, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dit vonnis worden voldaan;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J.S. Groeneveld-Koekkoek, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2019. (SG)