5.4.Thorbecke heeft geadviseerd het verzoek om nadeelcompensatie wegens ontbreken van enig causaal verband af te wijzen.
6. In het primaire besluit van 21 maart 2018 heeft verweerder besloten conform het advies van Thorbecke.
7. In het bestreden besluit van 29 augustus 2018 heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Deze besluitvorming is gebaseerd op het advies d.d. 30 juli 2018 van de bezwarencommissie.
Beroepsgronden en beoordeling daarvan
8. Eisers stellen met verwijzing naar de brief d.d. 24 april 2018 aan [naam] VOF (de vennootschap van eisers) en het rapport contra-expertise d.d. 3 december 2018 van Van Hoogmoed dat eisers het causale verband tussen de omzetdaling en het verkeersbesluit wel hebben aangetoond. Subsidiair wijzen eisers op door Van Hoogmoed gesignaleerde onjuistheden in het rapport van Thorbecke.
9. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat, indien in een advies van een door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, dat bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies mag uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht. Als voorbeeld verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582. Dit brengt met zich dat het aan eisers is om concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies van Thorbecke naar voren te brengen. De rechtbank zal hierna beoordelen of eisers daarin zijn geslaagd.
10. De rechtbank constateert daarbij dat eisers, alvorens Thorbecke advies heeft uitgebracht aan verweerder en daarna in beroep, de andersluidende expertises van Van Hoogmoed hebben ingebracht. Anders dan Thorbecke wordt Van Hoogmoed in dit geval niet als onpartijdige maar als partijdeskundige aangemerkt. De niet nader onderbouwde, enkele verwijzing naar door Van Hoogmoed gesignaleerde onjuistheden in het rapport van Thorbecke ontstijgen het niveau van kritische kanttekeningen niet. Zij doen niet af aan de positie van Thorbecke als onafhankelijke en onpartijdige deskundige.
11. Cruciaal is de vraag of eisers aannemelijk hebben gemaakt dat de vastgestelde omzetdaling van de winkel het rechtstreeks gevolg is van het verkeersbesluit. Thorbecke en Van Hoogmoed zijn beiden uitgegaan van dezelfde jaarcijfers van de omzet van de winkel. Van Hoogmoed heeft in zijn rapport van 3 december 2018 een jaarcijfer over 2017 betrokken dat bij de ex tunc toetsing door de rechtbank buiten beschouwing behoort te blijven, omdat dat eerst na het bestreden besluit bekend is geworden en verweerder(s deskundige) daarnaar geen onderzoek heeft kunnen doen.
Thorbecke constateert dat de omzet een dalende lijn vertoont vanaf 2008 tot 2014 en daarna weer stijgt. De omzetdaling kan volgens Thorbecke niet aan de inwerkingtreding van het verkeersbesluit en de daarop volgende werkzaamheden worden gekoppeld. De aangeleverde omzetcijfers laten een duidelijke afname zien die zich in 2015 herstelt. Volgens Thorbecke spelen economische omstandigheden een rol. Uit marktcijfers blijkt dat de omzet in detailhandel in het algemeen en de kleding en schoenenverkoop in het bijzonder eveneens een dalende lijn vertoont. De kledingmarkt herstelt zich na 2014, wat overeenkomt met de omzetcijfers van verzoekers. Thorbecke wijst daarnaast op de tendens dat steeds meer online wordt gewinkeld en dat die tendens met name de detailhandel in kleding en schoenen raakt. Thorbecke wijst erop dat de omzet al dalende was en dat eisers niet hebben aangetoond dat deze lijn werd versterkt nadat de gestelde schadeveroorzakende handelingen (ten gevolge van het verkeersbesluit) kenbaar waren.
Van Hoogmoed concludeert – zo stellen eisers in navolging van de in beroep overgelegde contra-expertise – dat:
- de omzetdaling geen gevolg kan zijn van andere factoren; er is geen sprake van nieuwe concurrenten of een andere winkelformule;
- wel is in de branche sprake van enige achteruitgang;
- als de branchecijfers zouden worden gevolgd zou de jaar omzet rond € 45.000 hoger moeten liggen;
- hiermee is het causale verband gegeven, andere oorzaken kunnen immer niet worden aangewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers met deze berekening van een mogelijk te realiseren hogere omzet een redenering gevolgd die niet aantoont dat de voordien dalende lijn in de omzet na 2014 werd versterkt als gevolg van het verkeersbesluit. Voor de hand ligt – gelet op de rapporten van zowel Thorbecke en Van Hoogmoed – dat de omzet van de winkel van eisers onder invloed van de economische omstandigheden fluctueert. Daarmee is het voor nadeelcompensatie vereiste rechtstreeks gevolg van rechtmatig overheidsoptreden niet aannemelijk geworden.
12. Gelet op het vorenstaande hebben eisers geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van het advies van Thorbecke naar voren gebracht. Verweerder heeft dan ook zijn besluitvorming kunnen baseren op dit advies.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.