ECLI:NL:RBOVE:2019:2921

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
ak_18 _ 1887
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van nadeelcompensatie in verband met verkeersbesluit en de rol van deskundigen in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 16 augustus 2019, hebben eisers, eigenaren van een winkel in Borne, een verzoek om nadeelcompensatie ingediend na de uitvoering van een verkeersbesluit dat leidde tot het verwijderen van parkeerplaatsen. Het primaire besluit van 21 maart 2018, waarin het verzoek werd afgewezen, werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Borne, gebaseerd op het advies van de onafhankelijke deskundige Thorbecke B.V. Dit advies concludeerde dat er geen causaal verband was tussen de omzetdaling van de winkel en het verkeersbesluit. Eisers voerden aan dat de omzetdaling wel degelijk het gevolg was van het verkeersbesluit en dat de deskundige Van Hoogmoed onjuistheden in het rapport van Thorbecke had gesignaleerd. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet voldoende bewijs hadden geleverd om het advies van Thorbecke te weerleggen. De rechtbank concludeerde dat de schadeoorzaak ten tijde van de verkrijging van de eigendom niet voorzienbaar was en dat de omzetdaling niet rechtstreeks kon worden toegeschreven aan het verkeersbesluit. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak benadrukt de rol van deskundigen in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor eisers om concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de adviezen van deskundigen te presenteren.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 18/1887

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers,

gemachtigde: mr. J.T. Fuller,
en

het college van burgemeester en wethouders van Borne, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder heeft verzoek van eisers om nadeelcompensatie afgewezen.
Bij besluit van 29 augustus 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 augustus 2019.
Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, vergezeld door mr. S.G. van Hoogmoed, deskundige, werkzaam bij Van Hoogmoed Taxatie- en Adviesbureau o.z. B.V.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Kruit en mr. E.J. Diepenmaaat, vergezeld door mr. P. Scharenborg, deskundige, werkzaam bij Thorbecke B.V.

Overwegingen

Vaststaande feiten
1. Eisers zijn sedert 1 maart 1999 eigenaars van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te Borne en kadastraal bekend als gemeente Borne, sectie [nummer] (hierna: het perceel). Het perceel betreft een winkel met bovenwoning.
2. Bij besluit van 22 april 2014 (hierna: het verkeersbesluit) heeft verweerder een gedeelte van de Grotestraat ter hoogte van het perceel gewijzigd in voetgangerszone, waarbij fietsen en laden/lossen is toegestaan en een gehandicapten parkeerplaats is opgeheven. Bij de uitvoering van het verkeersbesluit zijn de gehandicapten parkeerplaats en één algemene parkeerplaats voor het perceel verwijderd. Tevens zijn drie andere algemene parkeerplaatsen in de nabijheid van het perceel verwijderd. Het verkeersbesluit is onherroepelijk.
Juridisch kader
3. De Algemene wet bestuursrecht kent (nog) geen regeling voor nadeelcompensatie. Het is vaste rechtspraak dat degene, die schade lijdt als gevolg van rechtmatig overheidsoptreden, het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor dat optreden kan verzoeken om nadeelcompensatie. Die compensatie kan worden toegekend op grond van een wettelijk voorschrift of een beleidsregel dan wel het égalitébeginsel (égalité devant les charges publiques), het ongeschreven rechtsbeginsel van gelijkheid voor de openbare lasten. Dit beginsel brengt mee dat men recht heeft op vergoeding van schade die het rechtstreeks gevolg is van rechtmatig overheidsoptreden, waardoor men onevenredig zwaar wordt getroffen in vergelijking met andere burgers/bedrijven die in een vergelijkbare positie verkeren. Er moet sprake zijn van een speciale last en een abnormale last om aanspraak te hebben op schadevergoeding. Het ligt in het algemeen op de weg van het bestuursorgaan om bij een verzoek om nadeelcompensatie te onderzoeken of er een grondslag bestaat voor het nemen van een appellabel besluit op het verzoek.
Aanvraag en besluitvorming hierover
4. Met een aanvraagformulier d.d. 31 maart 2017, ontvangen op 31 maart 2017, hebben eisers verweerder verzocht om compensatie van nadeel in verband met de uitvoering van het verkeersbesluit. De schade – voor zover in beroep relevant – bestaat uit inkomensschade wegens omzetderving van de winkel. De schade is het gevolg van het autoluw maken van de Grotestraat en het verwijderen van de parkeerplaatsen en wordt volgens eisers veroorzaakt door het verkeersbesluit.
5. Verweerder heeft de aanvraag ter advisering voorgelegd aan Thorbecke B.V. als onpartijdige en onafhankelijke deskundige. Thorbecke heeft op 2 maart 2018 definitief advies uitgebracht, waarbij zij heeft gereageerd op de door eisers ingebrachte contra-expertise d.d. 6 februari 2018 van Van Hoogmoed Taxatie- en Advies bureau o.z. B.V. (hierna: Van Hoogmoed). In haar advies heeft Thorbecke het navolgende geconcludeerd.
5.1.
Op het verzoek van eisers is geen nadeelcompensatie verordening van toepassing. Het verzoek kan op grond van het égalitébeginsel worden afgehandeld. Aansluiting is gezocht bij de procedureverordening voor planschadeverzoeken. Het verzoek is binnen de verjarings-termijn van vijf jaar ingediend. Er is sprake van een rechtmatig besluit en rechtmatige handelingen door dan wel namens de gemeente Borne. Het verkeersbesluit kan in beginsel dienen als grondslag voor nadeelcompensatie.
5.2.
De schadeoorzaak was ten tijde van de verkrijging van de eigendom van het perceel niet voorzienbaar voor eisers.
5.3.
Het causale verband tussen de gestelde inkomensderving enerzijds en het verkeersbesluit met bijbehorende feitelijke publiekrechtelijke handelingen anderzijds ontbreekt. Daarom komt Thorbecke niet toe aan de beoordeling van de speciale en abnormale last.
5.4.
Thorbecke heeft geadviseerd het verzoek om nadeelcompensatie wegens ontbreken van enig causaal verband af te wijzen.
6. In het primaire besluit van 21 maart 2018 heeft verweerder besloten conform het advies van Thorbecke.
7. In het bestreden besluit van 29 augustus 2018 heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Deze besluitvorming is gebaseerd op het advies d.d. 30 juli 2018 van de bezwarencommissie.
Beroepsgronden en beoordeling daarvan
8. Eisers stellen met verwijzing naar de brief d.d. 24 april 2018 aan [naam] VOF (de vennootschap van eisers) en het rapport contra-expertise d.d. 3 december 2018 van Van Hoogmoed dat eisers het causale verband tussen de omzetdaling en het verkeersbesluit wel hebben aangetoond. Subsidiair wijzen eisers op door Van Hoogmoed gesignaleerde onjuistheden in het rapport van Thorbecke.
9. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat, indien in een advies van een door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, dat bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies mag uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht. Als voorbeeld verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582.
Dit brengt met zich dat het aan eisers is om concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies van Thorbecke naar voren te brengen. De rechtbank zal hierna beoordelen of eisers daarin zijn geslaagd.
10. De rechtbank constateert daarbij dat eisers, alvorens Thorbecke advies heeft uitgebracht aan verweerder en daarna in beroep, de andersluidende expertises van Van Hoogmoed hebben ingebracht. Anders dan Thorbecke wordt Van Hoogmoed in dit geval niet als onpartijdige maar als partijdeskundige aangemerkt. De niet nader onderbouwde, enkele verwijzing naar door Van Hoogmoed gesignaleerde onjuistheden in het rapport van Thorbecke ontstijgen het niveau van kritische kanttekeningen niet. Zij doen niet af aan de positie van Thorbecke als onafhankelijke en onpartijdige deskundige.
11. Cruciaal is de vraag of eisers aannemelijk hebben gemaakt dat de vastgestelde omzetdaling van de winkel het rechtstreeks gevolg is van het verkeersbesluit. Thorbecke en Van Hoogmoed zijn beiden uitgegaan van dezelfde jaarcijfers van de omzet van de winkel. Van Hoogmoed heeft in zijn rapport van 3 december 2018 een jaarcijfer over 2017 betrokken dat bij de ex tunc toetsing door de rechtbank buiten beschouwing behoort te blijven, omdat dat eerst na het bestreden besluit bekend is geworden en verweerder(s deskundige) daarnaar geen onderzoek heeft kunnen doen.
Thorbecke constateert dat de omzet een dalende lijn vertoont vanaf 2008 tot 2014 en daarna weer stijgt. De omzetdaling kan volgens Thorbecke niet aan de inwerkingtreding van het verkeersbesluit en de daarop volgende werkzaamheden worden gekoppeld. De aangeleverde omzetcijfers laten een duidelijke afname zien die zich in 2015 herstelt. Volgens Thorbecke spelen economische omstandigheden een rol. Uit marktcijfers blijkt dat de omzet in detailhandel in het algemeen en de kleding en schoenenverkoop in het bijzonder eveneens een dalende lijn vertoont. De kledingmarkt herstelt zich na 2014, wat overeenkomt met de omzetcijfers van verzoekers. Thorbecke wijst daarnaast op de tendens dat steeds meer online wordt gewinkeld en dat die tendens met name de detailhandel in kleding en schoenen raakt. Thorbecke wijst erop dat de omzet al dalende was en dat eisers niet hebben aangetoond dat deze lijn werd versterkt nadat de gestelde schadeveroorzakende handelingen (ten gevolge van het verkeersbesluit) kenbaar waren.
Van Hoogmoed concludeert – zo stellen eisers in navolging van de in beroep overgelegde contra-expertise – dat:
  • de omzetdaling geen gevolg kan zijn van andere factoren; er is geen sprake van nieuwe concurrenten of een andere winkelformule;
  • wel is in de branche sprake van enige achteruitgang;
  • als de branchecijfers zouden worden gevolgd zou de jaar omzet rond € 45.000 hoger moeten liggen;
  • hiermee is het causale verband gegeven, andere oorzaken kunnen immer niet worden aangewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers met deze berekening van een mogelijk te realiseren hogere omzet een redenering gevolgd die niet aantoont dat de voordien dalende lijn in de omzet na 2014 werd versterkt als gevolg van het verkeersbesluit. Voor de hand ligt – gelet op de rapporten van zowel Thorbecke en Van Hoogmoed – dat de omzet van de winkel van eisers onder invloed van de economische omstandigheden fluctueert. Daarmee is het voor nadeelcompensatie vereiste rechtstreeks gevolg van rechtmatig overheidsoptreden niet aannemelijk geworden.
12. Gelet op het vorenstaande hebben eisers geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van het advies van Thorbecke naar voren gebracht. Verweerder heeft dan ook zijn besluitvorming kunnen baseren op dit advies.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, rechter, in aanwezigheid van
G. Kootstra, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.