4.4.Thorbecke heeft geadviseerd de aanvraag om tegemoetkoming in geleden planschade af te wijzen, omdat het wettelijk minimum forfait van 2% voor het normaal maatschappelijk risico (€ 9.500) hoger is dan het gewaardeerde planschadebedrag.
5. In het primaire besluit van 22 maart 2018 heeft verweerder besloten conform het advies van Thorbecke.
6. In het bestreden besluit van 29 augustus 2018 heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Deze besluitvorming is gebaseerd op het advies d.d. 30 juli 2018 van de bezwarencommissie.
Beroepsgronden en beoordeling daarvan
7. Eisers stellen met verwijzing naar het rapport contra-expertise d.d. 3 december 2018 van Van Hoogmoed Taxatie- en Adviesbureau o.z. B.V. (hierna: Van Hoogmoed) in essentie dat de advisering van de bezwarencommissie en Thorbecke zodanige gebreken bevat dat verweerder deze adviezen niet aan zijn besluitvorming ten grondslag had mogen leggen.
Eisers voeren vijf gebreken aan. Ten eerste is onvoldoende rekening gehouden met de blokkering van de zichtbaarheid van de winkel door de overdekte terrassen op de locaties [adres 2] en [adres 3] ; de winkel is volledig ingebouwd komen te liggen. Ten tweede wordt als gevolg van de uitbreiding van de horecamogelijkheden meer geluids-overlast ondervonden. Ten derde is sprake van verminderde bereikbaarheid van de winkel wegens het autoluw maken van de Grotestraat. Ten vierde is inkomensschade opgetreden, waarmee geen rekening is gehouden. Ten vijfde wordt verwezen naar de overwegingen van Van Hoogmoed die leiden tot de conclusie dat de waarde van het perceel is verminderd van € 603.000 naar € 572.000 met € 31.000, wat na aftrek van 3% normaal maatschappelijk risico uitkomt op een bedrag van € 12.910 aan planschade.
8. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) volgt dat, indien in een advies van een door een bestuursorgaan benoemde onafhankelijke en onpartijdige deskundige op objectieve wijze verslag is gedaan van het door deze deskundige verrichte onderzoek en daarin op inzichtelijke wijze is aangegeven welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ervan ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies niet onbegrijpelijk zijn, dat bestuursorgaan bij het nemen van een besluit op een verzoek om tegemoetkoming in planschade van dat advies mag uitgaan, tenzij concrete aanknopings-punten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan naar voren zijn gebracht. Als voorbeeld verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2582. Dit brengt met zich dat het aan eisers is om concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van het advies van Thorbecke naar voren te brengen. De rechtbank zal hierna beoordelen of eisers daarin zijn geslaagd.
De rechtbank constateert daarbij dat eisers – al is dat eerst in beroep bij de rechtbank – het andersluidende advies van Van Hoogmoed hebben ingebracht. Anders dan Thorbecke wordt Van Hoogmoed in dit geval niet als onpartijdige maar als partijdeskundige aangemerkt.
9. De aangevoerde gebreken stellen in wezen de waardering van het planologisch nadeel bij de vergelijking van de onderscheiden planologische regimes door Thorbecke ter discussie. Niet althans onvoldoende is betwist dat Thorbecke de juiste bestemmingsplanbepalingen, gemaximaliseerd, heeft toegepast voor de planvergelijking. Het komt de rechtbank voor dat Van Hoogmoed in de door eisers bedoelde overwegingen enige kanttekeningen op dit vlak maakt, maar die zijn voor de rechtbank onvoldoende specifiek om daaruit de gevolgtrekking te maken dat verweerder het advies van Thorbecke niet mocht volgen.
Voor wat betreft de zichtbaarheid van het perceel heeft Thorbecke geadviseerd dat sprake is van een geringe verslechtering van de situeringswaarde. De door eisers geciteerde r.o. 6.3 in de uitspraak van de Afdeling inzake het bestemmingsplan “Veegplan kom Borne” betreft het voorziene winterterras voor [adres 3] De overweging heeft geen betrekking op het voorziene overdekte terras voor [adres 2] Tussen het perceel en [adres 3] is het pand [adres 4] gelegen, zodat van volledig inbouwen geen sprake is. Uitgaande van de planologische mogelijkheden – waarbij de reeds geruime tijd bestaande zomerterrassen – heeft verweerder in redelijkheid de waardering van Thorbecke van dit planologisch nadeel kunnen overnemen. De ter zitting door eisers getoonde foto’s leiden niet tot een ander oordeel. Deze foto’s zijn vanuit de minst voordelige zichthoek genomen. Zij passen ook niet bij de overweging van de Afdeling: “niet is uitgesloten dat de zichtlijn vanuit de Grotestraat en de zichtbaarheid van de winkel van [appellanten] als gevolg van het winterterras waarin het plan voorziet, enigszins zullen worden aangetast”.
Thorbecke heeft als planologisch nadeel een geringe toename van geluidsoverlast beschreven als gevolg van het toelaten van ruimere horeca-activiteiten in het nieuwe planologische regime. Eisers hebben met het rapport van Van Hoogmoed niet aannemelijk gemaakt dat verweerder de vergelijking en waardering met het oude regime volgens Thorbecke niet mocht volgen. De toename van geluid kan alleen worden toegeschreven aan enigszins verruimde horecamogelijkheden op de verdieping van [adres 2] en in de overdekte terrassen voor [adres 3] en [adres 3] waarbij op de bedoelde verdieping al enige horeca-activiteiten en voor de locaties al zomerterrassen waren toegestaan.
De verminderde bereikbaarheid van de winkel wegens het autoluw maken van de Grotestraat heeft Thorbecke niet aangemerkt als een planologisch nadeel. Ook Van Hoogmoed stelt dat wat dit betreft geen direct causaal verband bestaat met de planologische wijziging, aldus haar rapport (blz. 21, onder 9.4). Verweerders standpunt komt hiermee overeen.
Wat betreft inkomensschade als gevolg van planologisch nadeel wordt in beroep niet meer of anders gesteld dan dat er wel sprake is van dergelijke schade. Ook het rapport van Van Hoogmoed beschrijft geen inkomensschade als gevolg van de planologische wijziging. Er is voor de rechtbank geen grond voor het oordeel dat verweerder Thorbecke niet mocht volgen.
De taxatie van de planschade volgens Van Hoogmoed volgt de rechtbank niet. Uit het rapport van Van Hoogmoed blijkt niet welk gewicht in samenhang wordt toegekend aan het planologische nadeel. Bovendien gaat Van Hoogmoed – anders dan Thorbecke – niet uit van de juiste planologische vergelijking. Verweerder mocht de taxatie van de aan Thorbecke gelieerde taxateur volgen. De taxateur heeft daarbij terecht het perceel als geheel gewaardeerd, overeenkomstig de aanvraag van eisers.
10. Gelet op het vorenstaande hebben eisers geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van het advies van Thorbecke naar voren gebracht. Verweerder heeft dan ook zijn besluitvorming kunnen baseren op dit advies.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.