ECLI:NL:RBOVE:2019:2901

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juni 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
C/08/231597 / KG RK 19-230
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in familiezaken met betrekking tot omgangsregeling en ouderschapsplan

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 3 juni 2019 het verzoek tot wraking van mr. M.H. van der Lecq afgewezen. Verzoeker, die betrokken was in een familiezakenprocedure, had op 23 april 2019 een wrakingsverzoek ingediend, omdat hij meende dat de rechter partijdig was in haar beslissingen met betrekking tot de omgangsregeling van zijn minderjarige kind. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek ontvankelijk was, aangezien de procedure nog niet was geëindigd. Verzoeker voerde aan dat de rechter de wet en het ouderschapsplan niet respecteerde en dat zij partij koos voor de andere betrokken partij, mevrouw [naam]. Hij stelde dat de rechter hem onterecht verantwoordelijk hield voor spanningen bij het kind en dat zij de indruk wekte dat het kind bij de moeder mocht verhuizen, wat volgens hem duidde op een vooringenomen besluit.

De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek betwist dat er sprake was van vooringenomenheid en heeft toegelicht dat haar taak als kinderrechter is om het belang van het kind voorop te stellen. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter in haar rol de ruimte moet hebben om partijen te confronteren met hun eigen aandeel in het conflict. De beslissing van de rechter om de status quo te handhaven in afwachting van een raadsonderzoek werd als gerechtvaardigd beschouwd.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat verzoeker niet voldoende concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief konden rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/231597 / KG RK 19-230
Beslissing van 3 juni 2019
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking.

1.De procedure

1.1.
Op 23 april 2019 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van
mr. M.H. van der Lecq, rechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder C/08/225778 / FA RK 18-2888 tussen verzoeker en de belanghebbende mevrouw [naam] .
1.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking.
1.3.
Op 19 mei 2019 is een e-mailbericht van verzoeker ingekomen, met als bijlage een geluidsbestand van de zitting van 19 april 2019, welk bestand hij als bewijsstuk aandraagt.
1.4.
Het wrakingsverzoek van verzoeker is op 20 mei 2019 ter zitting met gesloten deuren behandeld. Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker,
- mr. M.H. Hasselo, advocaat van mevrouw [naam] ,
- mevrouw T.C. Connor namens de raad voor de kinderbescherming, verder ook te noemen de raad.

2.De feiten

Na sluiting van de behandeling op 19 april 2019 in de procedure onder zaaknummer C/08/225778 / FA RK 18-2888 heeft de rechter mondeling uitspraak gedaan en bepaald dat [kind] , het minderjarige kind van verzoeker en mevrouw [naam] , in de zomervakantie van 26 juli 2019 tot vrijdag 2 augustus 2019 om 18.00 uur en van
9 augustus 2019 tot vrijdag 16 augustus 2019 om 18.00 uur bij haar vader - verzoeker - verblijft en dat iedere verdere beslissing wordt aangehouden. Zij heeft voorts bepaald dat de mondelinge uitspraak binnen vier weken na 19 april 2019 in een beschikking wordt vastgelegd.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek, zakelijk weergegeven, ten grondslag gelegd:
- dat de rechter met de door haar gedane uitspraken de wet en het ouderschapsplan niet respecteert en partij kiest voor mevrouw [naam] ,
- dat de rechter hem zonder feitelijke gegevens verantwoordelijk houdt voor spanningen bij [kind] ,
- dat de rechter de indruk wekt dat [kind] mee mag verhuizen, wat duidt op een voorgenomen besluit,
- dat de rechter de indruk wekt dat mevrouw [naam] zich mag verdedigen en verzoeker niet, wat duidt op subjectieve partijdigheid,
- dat het niet aan de rechter is om te bepalen dat er onwaarheden of onjuiste informatie aan [kind] mogen worden verteld en/of gegevens waar [kind] haar eventuele beslissingen in de toekomst op zal gaan baseren,
- dat het niet aan de rechter is om voor [kind] te bepalen dat zij het leuk dient te vinden dat zij twee papa’s heeft die van haar houden,
- dat de rechter partij kiest voor mevrouw [naam] , nu zij haar het recht geeft om geen informatie over [kind] aan hem te verschaffen,
-dat door het recht om geen informatie te verschaffen, verzoeker de zeggenschap en zorg niet naar behoren kan uitoefenen en de rechter de schijn wekt dat mevrouw [naam] niet gebonden is aan het ouderschapsplan,
- dat de rechter hem beperkingen oplegt betreffende de omgangsregeling, anders dan is vastgesteld in het bindende ouderschapsplan, terwijl hij geen inspraak krijgt,
- dat de rechter de indruk van partijdigheid wekt door alleen te luisteren naar mevrouw [naam] en andere wettelijke regelingen buiten beschouwing laat,
- dat de rechter zonder dat daarvoor goede argumenten bestaan zijn omgang met [kind] vermindert en lijkt te denken dat hij niet goed voor [kind] kan zorgen.

4.Het standpunt van de rechter

4.1.
De rechter heeft op 13 mei 2019 schriftelijk gereageerd op het wrakingsverzoek. Zij stelt zich - samengevat - op het standpunt dat, voor zover de wraking ziet op de door haar genomen beslissingen, verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de wraking tardief is. Voorts betwist zij dat sprake is geweest van een (schijn van) vooringenomenheid aan de zijde van de rechtbank. Zij brengt ter toelichting naar voren dat het als kinderrechter haar taak is om het belang van de minderjarige voorop te stellen en ouders, indien nodig, een spiegel voor te houden om hen te laten zien wat hun eigen aandeel is in het conflict of de moeizaam verlopende communicatie. Zij merkt voorts op dat tijdens de mondelinge behandeling hoor en wederhoor is toegepast, dat zij partijen gelijkelijk heeft behandeld en dat de man ruimschoots de gelegenheid heeft gehad om op diverse punten te reageren. Zij heeft echter zonder duidelijke informatie door middel van een raadsonderzoek geen aanleiding gezien om de huidige situatie rondom [kind] te wijzigen, noch door de man meer omgang toe te staan, noch door aan mevrouw [naam] toestemming te geven om te verhuizen.

5.De beoordeling

de ontvankelijkheid
5.1.
Een verzoek tot wraking kan in beginsel in elke stand van de procedure worden gedaan, dus ook na afloop van de behandeling. Het verzoek moet evenwel zijn ingediend vóórdat de behandeling van de zaak door het wijzen van een einduitspraak is geëindigd (HR 18 december 1998, LJN AD2977; NL 1999/271). In de onderhavige zaak is in afwachting van een (beschermings)onderzoek door de raad op 19 april 2019 mondeling een tussenbeslissing gegeven. Nu de procedure nog niet is geëindigd, acht de wrakingskamer verzoeker ontvankelijk in zijn verzoek.
vooraf
5.2.
Verzoeker stelt dat het door hem gestuurde geluidsbestand van de zitting van
19 april 2019 door hem, op grond van artikel 139a en volgende van het Wetboek van Strafrecht, als bewijsstuk mag worden aangedragen, nu hij de opnemende partij is en zelf deelneemt aan het gesprek. In de huisregels van deze rechtbank staat echter vermeld dat het in verband met de privacy en het portretrecht van justitiabelen en bezoekers niet is toegestaan geluidsapparatuur te gebruiken in het gebouw van de rechtbank, tenzij hiervoor uitdrukkelijk toestemming is verleend. Deze huisregels zijn niet in strijd met de wet, met name niet in strijd met artikel 139a van het Wetboek van Strafrecht. Nu voor het maken van de opname geen toestemming is verzocht en/of verleend, zal de wrakingskamer geen acht slaan op deze geluidsopname. Het argument van verzoeker dat het proces-verbaal van de zitting niet volledig is, doet daaraan niet af. Een proces-verbaal is een zakelijke weergave van hetgeen besproken is over de ter zake doende onderwerpen. Verzoeker is in de gelegenheid gesteld om ter zitting van de wrakingskamer naar voren te brengen welke informatie volgens hem in het proces-verbaal ontbreekt maar wel relevant is.
het verzoek
5.3.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.4.
Naar het oordeel van de wrakingskamer is van vooringenomenheid of partijdigheid van de rechter niet gebleken. De door verzoeker aangedragen argumenten raken met name aan de speelruimte die een rechter op de zitting moet hebben om, zoals de rechter aanvoert, partijen een spiegel voor te houden, om hen te laten zien wat het eigen aandeel in het conflict is of in de moeizaam verlopende communicatie. Zij heeft daarbij getracht om partijen een andere kant te laten zien, wat niet negatief behoeft te worden uitgelegd. Dat verzoeker uit deze vragen en opmerkingen afleidt dat de rechter vooringenomen en/of partijdig is, is een conclusie die niet objectief gerechtvaardigd is. Dat, zoals de wrakingskamer uit hetgeen verzoeker aanvoert begrijpt, partijen niet in dezelfde mate een spiegel is voorgehouden, is niet althans niet voldoende uit het proces-verbaal van de behandeling gebleken.
Het bezwaar van verzoeker dat het proces-verbaal niet de volledige weergave van de mondelinge behandeling betreft, acht de wrakingskamer, zoals hierboven reeds overwogen, niet relevant, nu een proces-verbaal een zakelijke weergave betreft van hetgeen ter zitting besproken is en van hetgeen de rechter voor de beoordeling van de zaak van belang heeft geacht. Of een en ander wel of niet van belang is voor een goede beoordeling van de zaak is niet ter beoordeling aan de wrakingskamer.
5.5.
Bovendien is het de taak van de behandelend rechter om, in afwachting van een raadsonderzoek, indien nodig voor de tussenliggende periode een beslissing te nemen waarbij het belang van de minderjarige als uitgangspunt dient te worden genomen. Een aantal van de door de man naar voren gebrachte bezwaren betreft de huidige situatie, dat voorwerp van onderzoek is. De rechter heeft, in afwachting van het raadsonderzoek, voorlopig bepaald dat de status quo wordt gehandhaafd. Zij heeft derhalve geen beslissing genomen over de door verzoeker verzochte uitbreiding van de omgang en evenmin over de door mevrouw [naam] gewenste toestemming voor de verhuizing met [kind] . Met betrekking tot de komende zomervakantie heeft zij reden gezien om gelet op het belang van [kind] een voorlopige voorziening te treffen. Dat is de bevoegdheid van de rechter en daarmee zet zij niet het ouderschapsplan opzij.
Dat verzoeker, zoals hij stelt, geen inspraak heeft, acht de wrakingskamer onvoldoende aannemelijk. Naar aanleiding van het voorstel van de rechter over de zomervakantie heeft verzoeker gezegd geen financiële middelen te hebben om op vakantie te gaan, dat hij zich gediscrimineerd voelt als vader nu hij maar twee weken in plaats van de helft van de vakantie omgang met [kind] heeft, alsook dat hij het aan de rechter overlaat. Hieruit blijkt dat verzoeker voldoende in de gelegenheid is gesteld om op het voorstel van de rechter te reageren. Het had dan ook in de rede gelegen om op dat moment aan te geven of het voorstel voor hem al dan niet uitvoerbaar was. Verzoeker heeft in ieder geval niet gezegd dat dat niet mogelijk was, zodat de rechter er van uit mocht gaan dat die vakantie voor verzoeker geen problemen zou opleveren. Naar het oordeel van de wrakingskamer is ook met betrekking tot deze voorlopige beslissing niet gebleken van enige vooringenomenheid of partijdigheid.
5.6.
De wrakingskamer merkt daarbij op dat de juistheid van de beslissing op zichzelf niet door middel van een wrakingsverzoek aan de orde worden gesteld. Dat kan alleen door een rechtsmiddel (zoals verzet of hoger beroep) tegen de beslissing aan te wenden. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de rechter bij het geven van deze beslissing vooringenomen was tegen verzoeker of dat de objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond, heeft verzoeker overigens niet aangevoerd. Uit het enkele feit dat de rechter niet heeft beslist zoals verzoeker wenst, kan de wrakingskamer dat niet afleiden. Ook daarom moet het verzoek worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. U. van Houten, voorzitter, mr. A.M.S. Kuipers en mr. C. Verdoold, in tegenwoordigheid van M.T. Hovius-Huisman als griffier en in openbaar uitgesproken op 3 juni 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.