ECLI:NL:RBOVE:2019:2901
Rechtbank Overijssel
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in familiezaken met betrekking tot omgangsregeling en ouderschapsplan
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 3 juni 2019 het verzoek tot wraking van mr. M.H. van der Lecq afgewezen. Verzoeker, die betrokken was in een familiezakenprocedure, had op 23 april 2019 een wrakingsverzoek ingediend, omdat hij meende dat de rechter partijdig was in haar beslissingen met betrekking tot de omgangsregeling van zijn minderjarige kind. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek ontvankelijk was, aangezien de procedure nog niet was geëindigd. Verzoeker voerde aan dat de rechter de wet en het ouderschapsplan niet respecteerde en dat zij partij koos voor de andere betrokken partij, mevrouw [naam]. Hij stelde dat de rechter hem onterecht verantwoordelijk hield voor spanningen bij het kind en dat zij de indruk wekte dat het kind bij de moeder mocht verhuizen, wat volgens hem duidde op een vooringenomen besluit.
De rechter heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek betwist dat er sprake was van vooringenomenheid en heeft toegelicht dat haar taak als kinderrechter is om het belang van het kind voorop te stellen. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter in haar rol de ruimte moet hebben om partijen te confronteren met hun eigen aandeel in het conflict. De beslissing van de rechter om de status quo te handhaven in afwachting van een raadsonderzoek werd als gerechtvaardigd beschouwd.
Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, omdat verzoeker niet voldoende concrete feiten had aangedragen die de vrees voor partijdigheid objectief konden rechtvaardigen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.