Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
UNIVERSITEIT TWENTE,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede,
wonende te [woonplaats] ,
Rechtbank Overijssel
In deze zaak vorderde de Universiteit Twente terugbetaling van een lening van € 20.000,00 die aan de gedaagde was verstrekt in het kader van een subsidieprogramma. De lening was bedoeld voor de oprichting en instandhouding van de onderneming van de gedaagde. De gedaagde had financiële problemen en had een schuldhulpregeling aangevraagd. In het kader van deze regeling werd een voorstel gedaan voor finale kwijting, waar de Universiteit Twente niet mee akkoord ging. In plaats daarvan werd op 4 april 2016 een aanvullende overeenkomst ondertekend, waarin werd vastgelegd dat er geen finale kwijting zou worden verleend. De gedaagde stelde dat hij onder druk was gezet om deze overeenkomst te ondertekenen, omdat de Universiteit Twente anders niet akkoord zou gaan met de schuldhulpregeling.
De kantonrechter oordeelde dat de Universiteit Twente misbruik had gemaakt van de omstandigheden van de gedaagde. De rechter concludeerde dat de overeenkomst van 4 april 2016 vernietigbaar was, omdat de Universiteit Twente had geprofiteerd van de kwetsbare situatie van de gedaagde. Hierdoor was de Universiteit Twente gebonden aan de finale kwijting die in de akkoordverklaring was opgenomen. De vordering van de Universiteit Twente werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is uitgesproken op 30 juli 2019 door kantonrechter U. van Houten.