ECLI:NL:RBOVE:2019:2862

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 augustus 2019
Publicatiedatum
13 augustus 2019
Zaaknummer
08-993045-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van registeraccountant voor belastingfraude met aanzienlijke schade voor de Belastingdienst

Op 12 augustus 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 60-jarige registeraccountant, die samen met de leidinggevende van een bedrijf belastingfraude heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 1 januari 2014 en 31 mei 2016 opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting en loonheffing heeft ingediend voor zowel een besloten vennootschap als een eenmanszaak. De Belastingdienst is hierdoor voor bijna 230.000 euro benadeeld. De verdachte ontkende echter dat hij opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan en stelde dat hij niet wist dat de aangiften onjuist waren. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte en zijn medeverdachte bewust lagere bedragen hebben opgegeven om liquiditeit te genereren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als mantelzorger.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-993045-17 (P)
Datum vonnis: 12 augustus 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr. F.A. Demmers en van hetgeen door verdachte en de raadsman, mr J. Oude Egbrink, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 29 juli 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
met een ander namens [bedrijf 1] B.V. onjuiste aangiften omzetbelasting (feit 1) en onjuiste aangiften loonheffing (feit 2) heeft gedaan en namens eenmanszaak [bedrijf 1] onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan (feit 3).
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 31 mei 2016, in
de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als
bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een)
aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de besloten vennootschap [bedrijf 1]
BV (DOC-004, pagina e.v.), te weten waaronder in ieder
geval de aangiften over de tijdvakken:
-het eerste kwartaal van 2014 (DOC-017, p. 677), en/of
-het derde kwartaal van 2014 (DOC-019, p. 679), en/of
-het eerste kwartaal van 2015 (DOC-011, p. 651), en/of
-het derde kwartaal van 2015 (DOC-013, p. 657), en/of
-het eerste kwartaal van 2016 (DOC-015, p. 663)
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben doen of laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde (voorgenoemde) aangifte(n) voor de omzetbelasting (telkens) een onjuist althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, althans heeft/hebben doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
2
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 31 mei 2016, in
de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een)
aangifte(n) voor de loonheffing (DOC-003, pagina 606 e.v.) ten name van de
besloten vennootschap [bedrijf 1] BV, te weten waaronder in ieder geval de aangiften over de tijdvakken:
-het derde tijdvak 2014 (DOC-027, p. 689), en/of
-het zesde tijdvak 2014 (DOC-030, p. 692), en/of
-het elfde tijdvak 2014 (DOC-035, p. 697), en/of
-het derde tijdvak 2015 (DOC-040, p. 702), en/of
-het zesde tijdvak 2015 (DOC-043, p. 705), en/of
-het elfde tijdvak 2015 (DOC-048, p. 710), en/of
-het derde tijdvak 2016 (DOC-053, p. 715)
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben doen of laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde (voorgenoemde) aangifte(n) voor de loonheffing (telkens) een onjuist althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, althans heeft/hebben doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
3
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2014 tot en met 31 januari
2015,in de gemeente Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van de eenmanszaak [bedrijf 1] , te weten de aangiften over de tijdvakken:
-het eerste kwartaal 2014 (DOC-027, p. 689), en/of
-het tweede kwartaal 2014 (DOC-030, p. 692), en/of
-het derde kwartaal 2014 (DOC-035, p. 697), en/of
-het vierde kwartaal 2014 (DOC-040, p. 702),
(telkens) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan, althans heeft/hebben doen of laten doen, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde (voorgenoemde) aangifte(n) voor de loonheffing (telkens) een onjuist althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld en/of een te hoog bedrag aan voorbelasting opgegeven, althans heeft/hebben doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte (deels) dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat geen sprake is van een voldoende bewuste en nauwe samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ), temeer omdat niet duidelijk is wie de belastingaangiften heeft ingediend. Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet wie dat heeft gedaan en [medeverdachte] heeft pas na suggestieve bevraging door de FIOD bevestigend geantwoord op de vraag of verdachte de belastingaangiften heeft gedaan.
Ook kan in het aantal gevallen het opzet van verdachte op het doen van onjuiste aangiften niet worden bewezen, omdat verdachte niet kon weten dat ze onjuist waren. Dat geldt t.a.v. feit 1 wat betreft de periode vanaf medio 2015, t.a.v. feit 2 wat betreft de aangiften loonheffing in 2014 en volledig ten aanzien van feit 3. Daarnaast wordt bij feit 3 op de tenlastelegging niet verwezen naar pagina’s die zien op de omzetbelasting maar op de loonheffing van een andere entiteit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Algemeen
Verdachte was werkzaam als boekhouder en adviseur van eenmanszaak [bedrijf 1] en [bedrijf 1] B.V. [2] , waarvan [medeverdachte] (via holdingmaatschappij [bedrijf 2] B.V.) de eigenaar respectievelijk bestuurder en enig aandeelhouder was. [3] Naar eigen zeggen heeft verdachte ‘min of meer aan de wieg’ van de eenmanszaak gestaan [4] en heeft hij vanaf de oprichting werkzaamheden verricht voor [bedrijf 1] B.V. [5]
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat belastingaangiften voor de ondernemingen door hem of door [medeverdachte] werden gedaan. [6] Aangiften die niet via de software van ‘ [bedrijf 3] ’ zijn ingediend heeft verdachte ingediend. [7] Ook heeft hij verklaard dat hij en [medeverdachte] steeds overleg hebben gehad over de belastingaangiften. [8]
Uit het dossier blijkt dat op de aangifte wordt vermeld als een belastingaangifte wordt gedaan via software. [9]
Aangiften omzetbelasting namens [bedrijf 1] BV (feit 1)
Uit onderzoek van de FIOD blijkt dat in de aangiften omzetbelasting over de tijdvakken 1e en 3e kwartaal van 2014, 1e en 3e kwartaal van 2015 en het 1e kwartaal van 2016 te weinig omzet is aangegeven. Vanwege het ontbreken van volledige administratie is door de FIOD een reconstructie gemaakt van de in beslag genomen administratie om deze aangiften te kunnen beoordelen. Daaruit blijkt dat :
- over het
eerste kwartaal van 2014aangifte werd gedaan van een omzet van € 3.000,-- [10] , terwijl uit de aangetroffen in- en verkoopfacturen blijkt dat er een omzet was van € 53.746,82; [11]
- over het
derde kwartaal van 2014aangifte werd gedaan van een nihil-omzet [12] , terwijl uit de aangetroffen in- en verkoopfacturen blijkt dat er een omzet was van € 22.214,68; [13]
- over het
eerste kwartaal van 2015aangifte werd gedaan van een nihil-omzet [14] , terwijl uit de aangetroffen in- en verkoopfacturen blijkt dat er een omzet was van € 19.525,98; [15]
- over het
derde kwartaal van 2015aangifte werd gedaan van een omzet van € 5.000,-- [16] , terwijl uit de aangetroffen in- en verkoopfacturen blijkt dat er een omzet was van € 26.974,83; [17]
- over het
eerste kwartaal van 2016aangifte werd gedaan van een nihil-omzet [18] , terwijl uit de aangetroffen in- en verkoopfacturen blijkt dat er een omzet was van € 78.470,43. [19]
Alle voornoemde aangiften omzetbelasting zijn via internet – en dus niet via [bedrijf 3] [20] – ingediend. [21] Daarop staat de naam van verdachte vermeld, [22] met uitzondering van de aangifte over het derde kwartaal van 2014. Daarop staat de naam van [medeverdachte] vermeld. [23] Verdachte heeft over deze aangifte verklaard: ‘
ik denk echter dat ik de aangifte heb ingediend, omdat het voor [medeverdachte] te moeilijk was om zelfstandig die aangifte in te dienen (..) [medeverdachte] heeft mij de gegevens aangeleverd’. [24] Verdachte heeft verklaard dat hij de aangiften heeft ingediend op basis van de gegevens die [medeverdachte] hem verstrekte. [25]
Verdachte heeft verklaard dat hij niet exact wist hoeveel omzet er was en desondanks de aangiften opmaakte en indiende. [26] Hieruit volgt dat verdachte wist dat de aangiften niet juist konden zijn. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij en verdachte deze aangiften bewust onjuist deden om ervoor te zorgen dat er extra geld beschikbaar was. [27]
Door deze onjuiste aangiften is een belastingnadeel van € 37.091,71 geleden. [28]
Aangiften loonheffing namens [bedrijf 1] BV (feit 2)
Uit onderzoek van de FIOD blijkt dat in ieder geval in de aangiften loonheffing over het derde, zesde en elfde tijdvak van 2014, over het derde, zesde en elfde tijdvak van 2015 en het derde tijdvak van 2016 te weinig loonheffing is aangegeven. Uit de administratie die is aangetroffen blijkt dat steeds een nihilaangifte werd gedaan, terwijl in de betreffende tijdvakken wel sprake is van ingehouden loonheffingen:
- over het
derde tijdvak van 2014werd een nihilaangifte gedaan [29] terwijl er minimaal € 830,85 aan loonheffing werd ingehouden [30] ;
- over het
zesde tijdvak van 2014werd een nihilaangifte gedaan [31] terwijl er minimaal € 1.385,68 aan loonheffing werd ingehouden [32] ;
- over het
elfde tijdvak van 2014werd een nihilaangifte gedaan [33] terwijl er minimaal € 961,95 aan loonheffing werd ingehouden [34] ;
- over het
derde tijdvak van 2015werd een nihilaangifte gedaan [35] terwijl er minimaal € 462,64 aan loonheffing werd ingehouden [36] ;
- over het
zesde tijdvak van 2015werd een nihilaangifte gedaan [37] terwijl er minimaal € 1.833,55 aan loonheffing werd ingehouden [38] ;
- over het
elfde tijdvak van 2015werd een nihilaangifte gedaan [39] terwijl er minimaal € 2.010,99 aan loonheffing werd ingehouden [40] ;
- over het
derde tijdvak van 2016werd een nihilaangifte gedaan [41] terwijl er minimaal € 3.146,20 aan loonheffing werd ingehouden. [42]
Alle voornoemde aangiften loonheffing zijn via internet – en dus niet via [bedrijf 3] [43] – ingediend. [44] Op al deze aangiften staat de naam van verdachte vermeld. [45] [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte deze aangiften heeft gedaan. [46] Verdachte heeft verklaard dat hij niet exact wist hoeveel loonheffing er was ingehouden en desondanks de aangiften opmaakte en indiende. [47] Hieruit volgt dat verdachte wist dat de aangiften niet juist konden zijn. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij en verdachte deze aangiften bewust onjuist deden om ervoor te zorgen dat er extra geld beschikbaar was. [48]
Uit het dossier blijkt dat alle aangiften van het eerste tijdvak van 2014 tot en met het vierde tijdvak van 2016 nihilaangiften zijn, [49] terwijl er wel loonheffing werd ingehouden. [50] Al deze aangiften hebben plaatsgevonden in de ten laste gelegde periode. [51] Het belastingnadeel dat daardoor is geleden bedraagt € 183.466,87. [52]
Aangiften omzetbelasting namens eenmanszaak [bedrijf 1] (feit 3)
Uit onderzoek van de FIOD blijkt dat in de aangiften omzetbelasting over het eerste kwartaal 2014 tot en met het vierde kwartaal 2014 te weinig omzet is aangegeven. Vanwege het ontbreken van een volledige administratie is door de FIOD een reconstructie gemaakt van de in beslag genomen administratie om deze aangiften op juistheid te kunnen beoordelen. Daaruit blijkt dat :
- over het
eerste kwartaal van 2014aangifte werd gedaan van een omzet van € 1.263,-- [53] , terwijl uit de aangetroffen in- en verkoopfacturen blijkt dat er een omzet was van € 39.357,57; [54]
- over het
tweede kwartaal van 2014aangifte werd gedaan van een nihil-omzet [55] , terwijl uit de aangetroffen in- en verkoopfacturen blijkt dat er een omzet was van € 1.489,07; [56]
- over het
derde kwartaal van 2014aangifte werd gedaan van omzet van € 756,-- [57] , terwijl uit de aangetroffen in- en verkoopfacturen blijkt dat er een omzet was van € 2.620,51; [58]
- over het
vierde kwartaal van 2014aangifte werd gedaan van een nihil-omzet [59] , terwijl uit de aangetroffen in- en verkoopfacturen blijkt dat er een omzet was van € 7.016,20. [60]
Alle voornoemde aangiften omzetbelasting zijn via internet – en dus niet via [bedrijf 3] [61] – ingediend. [62] Op al deze aangiften staat de naam van verdachte vermeld. [63] Verdachte heeft verklaard [64] dat [medeverdachte] de gegevens voor de aangiften omzetbelasting van de eenmanszaak bij hem aanleverde. Met die gegevens diende verdachte de aangiften in. Verdachte wist dat de door [medeverdachte] aangeleverde omzetgegevens onjuist waren. Hij en [medeverdachte] hadden besproken om lagere omzetbedragen aan te geven, teneinde liquiditeit te genereren. Er zijn nooit correcties op de aangiften ingediend. [medeverdachte] heeft dit bevestigd. [65]
Met betrekking tot de onjuiste aangiften over het eerste en derde kwartaal van 2014 is een belastingnadeel van € 8.656,60 geleden. [66] Ten aanzien van het tweede en vierde kwartaal is er geen nadeelberekening in het dossier opgenomen, maar aangezien ook over deze tijdvakken te lage omzetbedragen zijn aangegeven, moet worden vastgesteld dat ten aanzien daarvan ook belastingnadeel is geleden.
Conclusie ten aanzien van alle feiten
Gelet op de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte en de aangiften, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte steeds degene is geweest die de ten laste gelegde onjuiste belastingaangiften heeft ingediend. Verdachte deed dat op basis van de door [medeverdachte] aangeleverde gegevens terwijl verdachte wist dat die gegevens niet klopten. Het door verdachten onderling afgestemde doel was geld beschikbaar te houden voor de onderneming en/of privéuitgaven van [medeverdachte] . Verdachte en [medeverdachte] hebben aldus in samenspraak welbewust (veel) lagere bedragen dan de daadwerkelijk behaalde omzet respectievelijk ingehouden loonheffing aangegeven bij de Belastingdienst.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben zij daarmee zo nauw en bewust samengewerkt dat sprake is van medeplegen. Daarom kunnen de handelingen aan zowel [medeverdachte] als aan verdachte worden toegerekend, ook als die slechts door één van hen feitelijk is verricht. Uit het bewust indienen van onjuiste aangiften volgt ook dat verdachte opzet heeft gehad. De verweren van de raadsman ten aanzien van medeplegen en opzet worden dan ook verworpen.
Tot slot heeft de raadsman betoogd – kennelijk niet als verweer ten aanzien van de geldigheid van de dagvaarding maar als bewijsverweer, zo begrijpt de rechtbank – dat in de tekst van de tenlastelegging bij feit 3 niet wordt verwezen naar pagina’s die zien op omzetbelasting maar op loonheffing van een andere entiteit. Met de raadsman constateert de rechtbank dat op dit onderdeel van de tenlastelegging naar onjuiste pagina’s wordt verwezen. Van deze verwijzingen op de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij in de periode van 01 januari 2014 tot en met 31 mei 2016, in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als
bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten een
aangifte voor de omzetbelasting ten name van de besloten vennootschap [bedrijf 1]
B.V., over de tijdvakken:
- het eerste kwartaal van 2014, en
- het derde kwartaal van 2014, en
- het eerste kwartaal van 2015, en
- het derde kwartaal van 2015, en
- het eerste kwartaal van 2016,
telkens onjuist heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader, telkens opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde voorgenoemde aangiften voor de omzetbelasting telkens een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
2
hij in de periode van 01 januari 2014 tot en met 31 mei 2016, in
Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten een
aangifte voor de loonheffing ten name van de
besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., te weten waaronder de aangiften over de tijdvakken:
- het derde tijdvak 2014, en
- het zesde tijdvak 2014, en
- het elfde tijdvak 2014, en
- het derde tijdvak 2015, en
- het zesde tijdvak 2015, en
- het elfde tijdvak 2015, en
- het derde tijdvak 2016,
telkens onjuist heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader, telkens opzettelijk op de bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde aangiften voor de loonheffing telkens een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
3
hij in de periode van 01 januari 2014 tot en met 31 januari 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte als bedoeld in de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen, te weten een aangiften voor de omzetbelasting ten name van de eenmanszaak [bedrijf 1] , te weten de aangiften over de tijdvakken:
- het eerste kwartaal 2014, en
- het tweede kwartaal 2014, en
- het derde kwartaal 2014, en
- het vierde kwartaal 2014,
telkens onjuist heeft gedaan, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader, telkens opzettelijk op die bij de inspecteur der belastingen te Apeldoorn ingeleverde voorgenoemde aangiften voor de omzetbelasting telkens een te laag bedrag aan belasting opgegeven, terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, feit 2 en feit 3, telkens:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een beroepsverbod voor de duur van drie jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd een geheel voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, omdat in het voordeel van verdachte rekening moet worden gehouden met meerdere omstandigheden. Zo heeft verdachte zelf geen voordeel gehad van de onjuiste aangiften, is het ontstane nadeel door het inwinnen van gelden van de Geblokkeerde rekening (G-rekening) van [bedrijf 1] B.V. ongedaan gemaakt, neemt verdachte zijn verantwoordelijkheid en is hij mantelzorger van zijn moeder.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich – met medeverdachte [medeverdachte] – in zijn hoedanigheid van boekhouder en adviseur van de ondernemingen van [medeverdachte] gedurende meerdere jaren schuldig gemaakt aan belastingfraude door onjuiste aangiften omzetbelasting en loonheffing te doen. Uiteindelijk hebben zij een nadeel voor de maatschappij veroorzaakt van tenminste € 229.215,18. Met zijn handelswijze heeft verdachte het vertrouwen geschaad dat aan de inhoud van belastingaangiftes mag worden ontleend. Bovendien beschermt de strafbaarstelling van belastingontduiking niet alleen de gemeenschapsbelangen die door belastingheffing worden gediend, maar ook de belangen van eerlijke belastingbetalers. Belastingontduiking kan immers leiden tot verzwaring van de belastingdruk voor anderen. De handelingen van verdachte dragen bij aan het ondermijnen van de belastingmoraal. De rechtbank neemt verdachte het plegen van deze misdrijven in het bijzonder kwalijk, omdat van hem als registeraccountant een hoge mate van integriteit en professionaliteit verwacht mag worden en hij met zijn handelen het aanzien van en vertrouwen in zijn beroepsgenoten heeft geschaad. Reeds daarom, en gezien de ernst van de feiten, kan geen sprake zijn van een geheel voorwaardelijk straf zoals door de raadsman is betoogd.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Voor een benadelingsbedrag tussen de € 125.000,-- en € 250.000,-- wordt daarin een gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden als oriëntatiepunt gegeven.
Ten gunste van verdachten heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachten door gelden te alloceren op een G-rekening wel de intentie hebben gehad om de achterstallige belasting uiteindelijk te betalen, naar eigen zeggen via suppleties als de administratie weer op orde zou zijn. Uit het dossier blijkt dat ook voldoende saldo op deze rekening heeft gestaan (DOC-517, pagina 1321), maar dat andere aanslagen door de Belastingdienst met het saldo van deze rekening zijn verrekend. Daarin ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd en aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten die gelden voor een benadelingsbedrag van € 70.000,-- tot € 125.000,--. Daarvoor geeft het LOVS als oriëntatiepunt vijf tot negen maanden gevangenisstraf of een taakstraf, gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Vervolgens heeft de rechtbank ten gunste van verdachte meegewogen dat hij blijkens het hem betreffende uittreksel justitiële documentatie van 24 juni 2019 niet eerder met justitie in aanraking is geweest, dat hij door de belastingfraude zelf geen voordeel heeft gehad en dat hij zich tot op zekere hoogte het kwalijke van zijn handelen lijkt te realiseren. De rechtbank heeft oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die mantelzorger is, maar ziet geen aanleiding om dat mee te wegen bij de op te leggen straf.
Alles afwegende en rekening houdend met de straf die aan medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer 08/993043-17) is opgelegd, acht de rechtbank voor verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een maximale taakstraf van 240 uren passend en geboden. Uit het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 28 juni 2019 blijkt niet dat daarvoor contra-indicaties zijn. De rechtbank zal aan verdachte geen beroepsverbod opleggen, teneinde een eventuele beslissing daaromtrent van de Accountantskamer (waarvoor verdachte zich op het moment van de terechtzitting nog diende te verantwoorden) niet op voorhand te doorkruisen.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het als feit 1, feit 2 en feit 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, feit 2 en feit 3, telkens:
het misdrijf:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en mr. M. van Berlo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst met dossiernummer 60029. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 6 november 2017 (V-004-02), pagina 499 en pagina 503.
3.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] op 6 november 2017 (V-002-01), pagina 388.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 6 november 2017 (V-004-01), pagina 494.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 6 november 2017 (V-004-02), pagina 504.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 7 november 2017 (V-004-04), pagina 518 (vijfde alinea) en proces-verbaal van verhoor verdachte op 8 november 2017 (V-004-06), pagina 538 (vierde alinea).
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 7 november 2017 (V-004-05): pagina 523 (eerste alinea) met betrekking tot de aangiften omzetbelasting van [bedrijf 1] B.V, pagina 529 (tweede alinea) met betrekking tot de aangiften loonheffing van [bedrijf 1] B.V. en proces-verbaal van verhoor verdachte op 7 november 2017 (V-004-04), pagina 514 (eerste alinea) met betrekking tot de aangiften omzetbelasting van eenmanszaak [bedrijf 1] .
8.Verklaring van verdachte ter zitting van 29 juli 2019.
9.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de wijze van indienen van de aangiften omzetbelasting en loonheffing (AMB-027), pagina 370.
10.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-004), pagina 622.
11.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Omzetbelasting 1e kwartaal 2014 tot en met 1e kwartaal 2016: verkoopfacturen’ (DOC-505d), pagina 1300.
12.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-004), pagina 624.
13.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Omzetbelasting 1e kwartaal 2014 tot en met 1e kwartaal 2016: verkoopfacturen’ (DOC-505d), pagina 1302.
14.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-004), pagina 628 tot en met 630.
15.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Omzetbelasting 1e kwartaal 2014 tot en met 1e kwartaal 2016: verkoopfacturen’ (DOC-505d), pagina 1304.
16.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-004), pagina 634 tot en met 636.
17.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Omzetbelasting 1e kwartaal 2014 tot en met 1e kwartaal 2016: verkoopfacturen’ (DOC-505d), pagina 1306.
18.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-004), pagina 640 tot en met 642.
19.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Omzetbelasting 1e kwartaal 2014 tot en met 1e kwartaal 2016: verkoopfacturen’ (DOC-505d), pagina 1307.
20.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de wijze van indienen van de aangiften omzetbelasting en loonheffing (AMB-027), pagina 370.
21.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-004), pagina 614 tot en met 642.
22.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-004), pagina 614 tot en met 642.
23.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-004), pagina 624.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 7 november 2017 (V-004-05), pagina 524.
25.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 7 november 2017 (V-005-05), pagina 523.
26.Verklaring van verdachte ter zitting van 29 juli 2019.
27.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] op 8 november 2017 (V-002-05), pagina 433.
28.Nota van berekening (DOC-519), pagina 1338 tot en met 1341.
29.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Loonaangifte 24-02-2014 tot en met 23-03-2014’ (DOC-027), pagina 689.
30.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Overzicht minimaal bedrag ingehouden loonheffing’ (DOC-516), pagina 1320.
31.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Loonaangifte 19-05-2014 tot en met 15-06-2014’ (DOC-030), pagina 692.
32.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Overzicht minimaal bedrag ingehouden loonheffing’ (DOC-516), pagina 1320.
33.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Loonaangifte 06-10-2014 tot en met 02-11-2014’ (DOC-035), pagina 697.
34.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Overzicht minimaal bedrag ingehouden loonheffing’ (DOC-516), pagina 1320.
35.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Loonaangifte 23-02-2015 tot en met 22-03-2015’ (DOC-040), pagina 702.
36.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Overzicht minimaal bedrag ingehouden loonheffing’ (DOC-516), pagina 1320.
37.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Loonaangifte 18-05-2015 tot en met 14-06-2015’ (DOC-043), pagina 705.
38.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Overzicht minimaal bedrag ingehouden loonheffing’ (DOC-516), pagina 1320.
39.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Loonaangifte 05-10-2015 tot en met 01-11-2015’ (DOC-048), pagina 710.
40.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Overzicht minimaal bedrag ingehouden loonheffing’ (DOC-516), pagina 1320.
41.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Loonaangifte 29-02-2016 tot en met 27-03-2016’ (DOC-053), pagina 715.
42.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Overzicht minimaal bedrag ingehouden loonheffing’ (DOC-516), pagina 1320.
43.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de wijze van indienen van de aangiften omzetbelasting en loonheffing (AMB-027), pagina 370.
44.Ambtsedige verklaring loonheffing (DOC-003), pagina 606 tot en met 613.
45.Steeds een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, te weten de hiervoor genoemde DOC-027, DOC-030, DOC-035, DOC-040, DOC-043, DOC-048 en DOC-053.
46.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] op 8 november 2017 (V-002-05), pagina 429 tot en met 435.
47.Verklaring van verdachte ter zitting van 29 juli 2019.
48.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] op 8 november 2017 (V-002-05), pagina 433.
49.Steeds een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, te weten de loonaangiften die zien op deze tijdvakken, pagina 687 (DOC-025) tot en met pagina 716 (DOC-054).
50.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Loonheffing 1 januari 2014 tot en met 30 april 2016’ (DOC-505-a), pagina 1290 tot en met pagina 1293.
51.Steeds een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, te weten de loonaangiften die zien op deze tijdvakken, pagina 687 (DOC-025) tot en met pagina 716 (DOC-054).
52.Nota van berekening (DOC-519), pagina 1338, en pagina 86 van het overzichtsproces-verbaal.
53.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-016), pagina 671.
54.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Omzetbelasting 1e kwartaal 2014 tot en met 4e kwartaal 2014: verkoopfacturen’ (DOC-505c), pagina 1298.
55.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-016), pagina 672.
56.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Omzetbelasting 1e kwartaal 2014 tot en met 4e kwartaal 2014: verkoopfacturen’ (DOC-505c), pagina 1299.
57.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-016), pagina 673.
58.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Omzetbelasting 1e kwartaal 2014 tot en met 4e kwartaal 2014: verkoopfacturen’ (DOC-505c), pagina 1299.
59.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-016), pagina 674 tot en met 676.
60.Een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 Sv, genaamd ‘Omzetbelasting 1e kwartaal 2014 tot en met 4e kwartaal 2014: verkoopfacturen’ (DOC-505c), pagina 1299.
61.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de wijze van indienen van de aangiften omzetbelasting en loonheffing (AMB-027), pagina 370.
62.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-016), pagina 667.
63.Ambtsedige verklaring omzetbelasting (DOC-016), pagina 666 tot en met 676 (specifiek met betrekking tot het eerste kwartaal van 2014: pagina 671, met betrekking tot het tweede kwartaal: pagina 672, met betrekking tot het derde kwartaal: pagina 673 en met betrekking tot het vierde kwartaal: pagina 674 tot en met 676).
64.Proces-verbaal van verhoor verdachte op 7 november 2017 (V-004-04), pagina 518.
65.Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] op 8 november 2017 (V-002-05), pagina 433, en op 7 februari 2018 (V-002-07), pagina’s 447-448.
66.Nota van berekening (DOC-520), pagina 1342.