ECLI:NL:RBOVE:2019:284

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 januari 2019
Publicatiedatum
29 januari 2019
Zaaknummer
08-952709-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een jongeman voor openlijke geweldpleging en verboden wapenbezit in Zwolle

Op 29 januari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige jongeman veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 43 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De jongeman was beschuldigd van openlijke geweldpleging in vereniging en verboden wapenbezit. De zaak kwam voort uit een incident op 13 augustus 2018 in Zwolle, waar de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer met geweld op de grond werkte en een vuurwapen op hem richtte. Het vuurwapen bleek echter niet geladen te zijn en de rechtbank oordeelde dat de aanslag in scène was gezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte maandenlang over de ware toedracht hebben gezwegen. De officier van justitie had aanvankelijk geprobeerd om de verdachte te veroordelen voor poging tot moord, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Wel werd de openlijke geweldpleging bewezen verklaard, evenals het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen. De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten en de impact op de omgeving, waaronder de partner en kinderen van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was, maar dat een deel van de straf voorwaardelijk kon worden opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-952709-18 (P)
Datum vonnis: 29 januari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 oktober 2018 en 15 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
J. Veenendaal en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na nadere omschrijving van de tenlastelegging van 15 januari 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich (al dan niet samen met (een) ander(en)) schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1 primair:poging tot moord dan wel poging tot doodslag;
Feit 1 subsidiair: openlijke geweldpleging;
Feit 2 primair:het voorhanden hebben van een verboden vuurwapen;
Feit 2 subsidiair:het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2018 in Zwolle, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven, één of meermalen (van korte afstand), op en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer] met een (hand)vuurwapen heeft gericht en/of op voornoemde [slachtoffer] met een (hand)vuurwapen (gericht) heeft geprobeerd te schieten en/of te vuren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 augustus 2018 in Zwolle, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [adres 2] , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het een of meermalen
- dragen van (gezichtsbedekkende) maskers en/of
- met (enige snelheid) voornoemde [slachtoffer] van achteren en/of van de zijkant benaderen en/of
- voornoemde [slachtoffer] (stevig) vast grijpen en/of pakken en/of
- op de grond gooien en/of trekken van voornoemde [slachtoffer] door middel van een nekklem en/of een (stevige) greep om de nek en/of
- op de grond vasthouden van voornoemde [slachtoffer] en/of
- (van korte afstand), op en/of in de richting van voornoemde [slachtoffer] met een (hand)vuurwapen en/of een op een (hand)vuurwapen gelijkend voorwerp richten
- en/of op voornoemde [slachtoffer] met een (hand)vuurwapen (gericht) proberen te schieten en/of te vuren;
2.
hij op of omstreeks 13 augustus 2018 in Zwolle, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, een vuurwapen van categorie II en/of een vuurwapen en/of pistool van categorie III, voorhanden heeft gehad;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 13 augustus 2018 in Zwolle, in de gemeente Zwolle, in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met (een) vuurwapen en/of pistool en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp voorhanden heeft gehad;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot moord dan wel poging tot doodslag niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Hiertoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat het door de verdediging geschetste alternatieve scenario dat de aanslag in scene is gezet aannemelijk is en daarom niet bewezen kan worden dat verdachte opzet op de dood van aangever [slachtoffer] heeft gehad.
De onder 1 subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging kan volgens de officier van justitie wel bewezen worden verklaard nu de handelingen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn te kwalificeren als geweldshandelingen die hebben plaatsgevonden op de openbare weg en dat hierdoor de openbare orde is aangetast. Dat aangever hiervoor toestemming heeft gegeven doet hier niet aan af.
Het onder 2 primair ten laste gelegde wapenbezit kan ook bewezen worden verklaard aangezien er volgens de verklaring van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] sprake is geweest van een echt vuurwapen. Gelet hierop hebben zij een wapen van categorie II dan wel III voorhanden gehad.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem onder 1 primair ten laste gelegde feit integraal moet worden vrijgesproken omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hiertoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte de waarheid heeft verteld, inhoudende dat de aanslag in scene is gezet en dit door de inhoud van de dossierstukken niet is weerlegd.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde openlijke geweld heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het onder 2 ten laste gelegde wapenbezit kan volgens de raadsman wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde:
Net zoals de officier van justitie en de raadsman van verdachte is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit medeplegen van poging tot moord dan wel poging tot doodslag heeft begaan.
De rechtbank overweegt hiertoe dat zij het door verdachte geschetste alternatieve scenario, te weten dat de aanslag in scene is gezet, aannemelijk acht nu dit scenario door medeverdachte [medeverdachte] wordt bevestigd en dit scenario ook steun vindt in de overige onderdelen van het dossier. Gelet hierop kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte opzet op de dood van aangever [slachtoffer] heeft gehad en zal verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, openlijke geweldpleging, heeft begaan.
Ten aanzien van dit feit is sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring van dit feit hebben geleid.
Uit deze bewijsmiddelen blijkt dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] aangever [slachtoffer] op de stoep voor zijn woning heeft aangevallen op het moment dat aangever zijn daar geparkeerd staande auto met de afstandsbediening vergrendelde.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen, met name de verklaringen van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en de camerabeelden vast dat medeverdachte [medeverdachte] daarbij aangever [slachtoffer] van de zijkant heeft benaderd, hem stevig heeft vastgepakt en hem met een nekklem tegen de grond heeft gewerkt en hem daar heeft vastgehouden.
Vervolgens heeft verdachte een vuurwapen op [slachtoffer] gericht, hiermee een doorladende beweging gemaakt, en hierna nog een keer met het vuurwapen op [slachtoffer] gericht. Zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] droegen daarbij een masker.
Verdachte heeft hiermee een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld geleverd. De geweldpleging heeft bovendien op een openbare weg, te weten op de [adres 2] te Zwolle, plaatsgevonden. Daarmee was de geweldpleging ook openlijk.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer] .
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde feit is ook sprake van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv. De rechtbank zal daarom ook ten aanzien van dit feit in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1. subsidiair:
hij op 13 augustus 2018 in Zwolle openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [adres 2] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het een of meermalen
- dragen van gezichtsbedekkende maskers en
- met snelheid voornoemde [slachtoffer] van de zijkant benaderen en
- voornoemde [slachtoffer] (stevig) vast grijpen en
- op de grond gooien van voornoemde [slachtoffer] door middel van een nekklem en
- op de grond vasthouden van voornoemde [slachtoffer] en
- van korte afstand, op voornoemde [slachtoffer] met een handvuurwapen richten.
2 primair:
hij op 13 augustus 2018 in Zwolle, tezamen en in vereniging met één ander een vuurwapen van categorie II of III voorhanden heeft gehad;
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De omstandigheid dat aangever [slachtoffer] toestemming heeft gegeven om geweld tegen hem te gebruiken kan niet worden gezien als een rechtvaardigingsgrond op grond waarvan de wederrechtelijkheid aan het handelen van verdachte komt te ontvallen. De rechtbank overweegt hiertoe dat artikel 141 Sr niet alleen de lichamelijke integriteit van personen tegen wie geweld wordt aangewend beoogt te beschermen, maar dat ook de openbare orde het beschermd belang is. Door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde feit is de openbare orde verstoord waardoor van een rechtvaardigingsgrond geen sprake is.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1 subsidiair
het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2 primair
het misdrijf:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, of een wapen van categorie III.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om bij een veroordeling ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feit te volstaan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, eventueel aangevuld met een onvoorwaardelijke taakstraf.
De raadsman heeft daarbij gewezen op de omstandigheid dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] geen kwaadaardige bedoelingen hadden, doch dat het wapenbezit en het vastpakken van aangever [slachtoffer] slechts onderdeel was van het opgevoerde toneelstuk.
Daarnaast heeft de raadsman verzocht om rekening te houden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging gericht tegen een persoon.
Aangever [slachtoffer] is op de stoep voor zijn woning door medeverdachte [medeverdachte] met geweld tegen de grond gewerkt en vervolgens heeft verdachte een vuurwapen op aangever gericht, waarbij hij een doorladende beweging heeft gemaakt. Het behoeft geen betoog dat een dergelijke actie in de samenleving, met name in de wijk Stadshagen in de directe omgeving van de [adres 2] , gevoelens van onveiligheid heeft veroorzaakt. Zo is de partner van aangever, die van het voorval getuige is geweest, blijkens de door haar bij de politie afgelegde verklaring hevig geschrokken en heeft zij nog lang gezeten met het idee hoe anders het had kunnen aflopen. Ook de (jonge) kinderen van [slachtoffer] waren in de woning aanwezig. In de media is er ook de nodige aandacht voor het geweldsincident geweest. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat het geweldsincident midden op straat in een woonwijk, juist de plaats waar men zich veilig moeten kunnen voelen, heeft plaatsgevonden. Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben door hun handelwijze de openbare orde dan ook in ernstige mate aangetast. De omstandigheden dat de aanslag in scene is gezet en dat in het door verdachte vastgehouden vuurwapen geen kogels zaten, doen daar onvoldoende aan af. Die omstandigheden zijn immers lang onbekend gebleven, omdat verdachten daar maandenlang over gezwegen hebben. Eerst na geruime tijd zijn verdachten met het alternatieve scenario gekomen dat het een verzonnen aanslag was. Dat verdachte en zijn mededader hun directe omgeving – waaronder kinderen - en buurtbewoners direct en/of indirect hebben geconfronteerd met hun verwerpelijke toneelstuk maakt het bewezenverklaarde handelen extra laakbaar.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zonder meer een gevangenisstraf toekomt. Een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is noodzakelijk omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank heeft in het kader van de strafoplegging verder rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die blijken uit het reclasseringsadvies d.d. 10 oktober 2018 en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging ook acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 13 december 2018 waaruit blijkt dat verdachte op 2 november 2016 door de politierechter in de rechtbank Amsterdam is veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren ter zake van het medeplegen van verduistering en dat hij op 3 februari 2015 een transactie heeft aanvaard ter zake van diefstal uit een auto.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht houdt de rechtbank bij het opleggen van de hierna te melden straf voorts rekening met de straf die de verdachte bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam d.d. 30 november 2018 is opgelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk ter zake van een bedrijfsinbraak.
Verdachte heeft 137 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. Inmiddels is verdachte ruim een maand op vrije voeten. Rekening houdend met het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet opnieuw naar de gevangenis hoeft. Wel acht de rechtbank het van belang dat een gedeelte van de straf voorwaardelijk wordt opgelegd met daaraan gekoppeld een proeftijd van twee jaren. Hiertoe overweegt de rechtbank dat zowel verdachten als aangever lid van de groepering [naam 1] zijn (geweest) en dat verdachte als zogenaamde prospect kennelijk blindelings de orders van aangever heeft opgevolgd, die als zogenaamde ‘general’ binnen de club hoger was geplaatst. Verdachtes loyaliteit jegens die ‘general’ ging zelfs zover dat hij niettegenstaande een niet ingecalculeerd voorarrest bereid was maandenlang de ware toedracht van het gebeuren te verzwijgen. Gelet hierop is niet uit te sluiten dat verdachte, die kennelijk gemakkelijk beïnvloedbaar is en die weinig betekenis lijkt te hechten aan de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen, in de toekomst opnieuw in strafbaar gedrag zou kunnen vervallen, hetgeen moet worden voorkomen.
Al met al ziet de rechtbank aanleiding aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 43 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2 primair:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, of een wapen van categorie III.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
43 (drieënveertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Haar, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. M.J.C.M. Manders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2019.
Mr. K. Haar is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, onderzoek [nummer] , dan wel het aanvullend zaaksdossier.Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
1.
Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 15 januari 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 augustus 2018, pagina’s 31 t/m 34, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring;
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 21 augustus 2018, pagina’s 88 en 89 inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring;
4.
Een proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 27 augustus 2018, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina’s 58 en 73);
5.
Een proces-verbaal van biologisch vooronderzoek d.d. 22 augustus 2018 inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] (pagina’s 074 en 075);
6.
Een geschrift, te weten een rapport DNA-onderzoek naar aanleiding van een poging tot doodslag/moord in Zwolle op 13 augustus 2018, inhoudende de verklaring van [naam 2] , NFI-deskundige forensisch DNA onderzoek (pagina’s 076 t/m 078).
7.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 14 augustus 2018, inhoudende de door [getuige 1] afgelegde verklaring (pagina’s 090 en 090A);
8.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 augustus 2018, inhoudende de door [getuige 2] afgelegde verklaring, met de daarbij gevoegde bijlagen (pagina’s 103 t/m 117);
9.
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 29 november 2018, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] (pagina’s 009 t/m 014 aanvullend zaaksdossier);
10.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2018, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] (pagina’s 016 t/m 018 aanvullend zaaksdossier);
11.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2018, inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 4] (pagina’s 020 t/m 049 aanvullend zaaksdossier);
12.
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 7 januari 2019, inhoudende de bekennende verklaring van [medeverdachte] (pagina’s 077 t/m 084 aanvullend zaaksdossier);
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde:
13.
Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 15 januari 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
14.
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 29 november 2018, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] (pagina’s 009 t/m 014 aanvullend zaaksdossier);
15.
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 7 januari 2019, inhoudende de bekennende verklaring van [medeverdachte] (pagina’s 077 t/m 084 aanvullend zaaksdossier).