In deze zaak heeft Twentepoort Logistiek B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens onbetaalde facturen voor een foutvracht. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 11 juni 2018 gaf de gedaagde partij opdracht aan Twentepoort Logistiek voor een transport van Oekraïne naar Almelo, met een afgesproken prijs van € 1.590,00 exclusief btw. Op 19 juni 2018 kon het transport echter niet worden uitgevoerd, wat resulteerde in een foutvracht. Twentepoort Logistiek stuurde op 26 juni 2018 een factuur van € 954,00 voor deze foutvracht, maar de gedaagde heeft deze factuur niet betaald, ondanks herhaalde aanmaningen.
Twentepoort Logistiek vorderde in de procedure dat de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 1.136,62, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat betaling alleen zou plaatsvinden indien zij een vrachtbrief had ontvangen. De kantonrechter moest beoordelen of de vrachtbrief een voorwaarde was voor de betaling van de foutvracht. De rechter oordeelde dat de afspraak over de betaling van de foutvracht op 25 juni 2018 een nieuwe afspraak was, en dat de gedaagde niet had aangetoond dat de 'CMR condities' van toepassing waren op deze nieuwe afspraak.
De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde de afgesproken prijs van € 954,00 moest betalen, evenals de wettelijke handelsrente vanaf de laatste betaaldatum van de factuur. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan Twentepoort Logistiek. Het vonnis werd uitgesproken door mr. drs. A.M. van Diggele op 30 juli 2019.