ECLI:NL:RBOVE:2019:2803

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
8 augustus 2019
Zaaknummer
7540287 \ CV EXPL 19-563
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van foutvracht en geschil over voorwaarden

In deze zaak heeft Twentepoort Logistiek B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij wegens onbetaalde facturen voor een foutvracht. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 11 juni 2018 gaf de gedaagde partij opdracht aan Twentepoort Logistiek voor een transport van Oekraïne naar Almelo, met een afgesproken prijs van € 1.590,00 exclusief btw. Op 19 juni 2018 kon het transport echter niet worden uitgevoerd, wat resulteerde in een foutvracht. Twentepoort Logistiek stuurde op 26 juni 2018 een factuur van € 954,00 voor deze foutvracht, maar de gedaagde heeft deze factuur niet betaald, ondanks herhaalde aanmaningen.

Twentepoort Logistiek vorderde in de procedure dat de gedaagde partij werd veroordeeld tot betaling van € 1.136,62, vermeerderd met wettelijke handelsrente. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat betaling alleen zou plaatsvinden indien zij een vrachtbrief had ontvangen. De kantonrechter moest beoordelen of de vrachtbrief een voorwaarde was voor de betaling van de foutvracht. De rechter oordeelde dat de afspraak over de betaling van de foutvracht op 25 juni 2018 een nieuwe afspraak was, en dat de gedaagde niet had aangetoond dat de 'CMR condities' van toepassing waren op deze nieuwe afspraak.

De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde de afgesproken prijs van € 954,00 moest betalen, evenals de wettelijke handelsrente vanaf de laatste betaaldatum van de factuur. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan Twentepoort Logistiek. Het vonnis werd uitgesproken door mr. drs. A.M. van Diggele op 30 juli 2019.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 7540287 \ CV EXPL 19-563
Vonnis van 30 juli 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap
TWENTEPOORT LOGISTIEK B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
eisende partij, hierna te noemen Twentepoort Logistiek,
gemachtigde: mr. T. van Wijngaarden,
tegen
de besloten vennootschap
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
verschenen in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 maart 2019;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 2 juli 2019.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Op 11 juni 2018 heeft [gedaagde] aan Twentepoort Logistiek opdracht gegeven voor een transport van Oekraïne naar Almelo (hierna: het transport). De vooraf besproken prijs voor het transport was € 1.590,00 excl. btw.
2.2.
Op 19 juni 2018 heeft Twentepoort Logistiek geprobeerd het transport uit te voeren, maar dat is niet gelukt. Het transport werd een foutvracht (hierna: de foutvracht).
2.3.
Op 26 juni 2018 heeft Twentepoort Logistiek voor de foutvracht een factuur van € 954,00 gestuurd aan [gedaagde] . De betalingstermijn van de factuur was 21 dagen.
2.4.
[gedaagde] heeft deze factuur, ondanks aanmaningen van (de gemachtigde van) Twentepoort Logistiek niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Twentepoort Logistiek eist dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan Twentepoort Logistiek € 1.136,62 te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over € 954,00 vanaf 23 januari 2019 tot de dag van volledige betaling.
3.2.
Als reden voor deze vordering noemt Twentepoort Logistiek dat partijen op 25 juni 2018 hebben afgesproken dat [gedaagde] voor de foutvracht een vergoeding van € 954,00 aan Twentepoort Logistiek zou betalen. Twentepoort Logistiek wil dat [gedaagde] deze afspraak nakomt.
3.3.
[gedaagde] is het niet eens met de vordering van Twentepoort Logistiek. [gedaagde] zegt dat het klopt dat partijen op 25 juni 2018 de vergoeding van € 954,00 afspraken, maar dat zij dat alleen zou betalen als [gedaagde] een vrachtbrief van de foutvracht zou krijgen. [gedaagde] vindt dat zij niet hoeft te betalen, omdat zij de vrachtbrief nooit heeft gekregen van Twentepoort Logistiek.

4.De beoordeling

4.1.
Om te bepalen of [gedaagde] de vordering van Twentepoort Logistiek moet betalen, moet de kantonrechter kijken naar wat partijen daarover precies hebben afgesproken. Partijen zijn het er over eens dat zij voor de foutvracht op 25 juni 2018 een prijs van € 954,00 afspraken. Partijen zijn het alleen oneens over de vraag of het geven van een vrachtbrief door Twentepoort Logistiek aan [gedaagde] een voorwaarde was voor die betaling.
4.2.
Tijdens de zitting legde [gedaagde] uit dat op haar opdracht voor het transport op 11 juni 2018 de ‘CMR condities’ van toepassing waren. Daaruit blijkt volgens [gedaagde] dat de vrachtbrief ook een voorwaarde was voor de betaling van de foutvracht. Twentepoort Logistiek is het daar niet mee eens, omdat die voorwaarde volgens haar niet is besproken.
4.3.
De kantonrechter oordeelt hierover het volgende. Volgens artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek moet een afspraak, samen met de voorwaarden die daarbij horen, worden gemaakt door een aanbod van de ene partij en de acceptatie daarvan door de andere partij.
4.4.
De afspraak van 25 juni 2018 over de betaling van de foutvracht is een nieuwe en andere afspraak dan de opdracht die [gedaagde] op 11 juni 2018 aan Twentepoort Logistiek gaf voor het transport. Dat betekent dat [gedaagde] bij het maken van de nieuwe afspraak op 25 juni 2018 duidelijk aan Twentepoort Logistiek had moeten laten weten dat zij ook op deze nieuwe afspraak de ‘CMR condities’ van toepassing wilde laten zijn. Uit de stellingen en stukken van partijen blijkt niet dat [gedaagde] dit heeft gedaan, of dat Twentepoort Logistiek dat goed vond. Daarom horen de ‘CMR condities’ niet bij de afspraak tussen partijen en was een vrachtbrief dus geen voorwaarde voor de betaling van de foutvracht.
4.5.
Daarom moet [gedaagde] de afgesproken prijs van € 954,00 voor de foutvracht aan Twentepoort Logistiek betalen.
Rente
4.6.
Daarnaast eist Twentepoort Logistiek een bedrag van € 39,52 aan rente over de periode van 17 juli 2018 tot 22 januari 2019. Volgens Twentepoort Logistiek heeft zij daar recht op, ten eerste omdat dit in de Algemene Voorwaarden van de Fenex staat. Volgens Twentepoort Logistiek zijn deze voorwaarden van toepassing op de afspraak tussen partijen.
4.7.
Net als bij de ‘CMR condities’ van [gedaagde] (zie hiervoor bij 4.4.), moet ook de geldigheid van de Fenex voorwaarden duidelijk worden afgesproken. Daarvoor is niet genoeg dat onderaan de factuur van Twentepoort Logistiek staat:
“Na vervaldatum wordt aanspraak gemaakt op vergoeding van de “Fenex”-rente.”Niet alleen is de factuur aan [gedaagde] gestuurd nádat de afspraak over de foutvracht al was gemaakt. Ook blijkt nergens uit dat [gedaagde] het goed vond dat deze voorwaarden voor de afspraak golden. Daarom gelden de Fenex voorwaarden niet voor de afspraak tussen partijen over de foutvracht. De rente kan dus niet worden toegewezen op basis van deze voorwaarden.
4.8.
Ten tweede vindt Twentepoort Logistiek dat zij recht heeft op de wettelijke handelsrente, omdat dit in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek staat. Deze rente eist Twentepoort Logistiek vanaf het moment van versturen van de dagvaarding.
4.9.
Dit artikel bepaalt dat rente moet worden betaald, wanneer een geldbedrag dat op basis van een zakelijke overeenkomst moet worden betaald, te laat wordt betaald. De kantonrechter vindt dat daarvan sprake is. Partijen zijn allebei transportbedrijven, die een afspraak hebben gemaakt over de betaling van een foutvracht. Deze betaling van € 954,00 is door [gedaagde] nog niet gedaan en is dus te laat. [gedaagde] moet daarom over dit bedrag de wettelijke handelsrente betalen. Deze rente begint na de laatste betaaldatum van de factuur (17 juli 2018) en loopt tot de dag van volledige betaling. De rente over het bedrag van € 954,00 wordt dan ook toegewezen over deze periode.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.10.
Verder zegt Twentepoort Logistiek dat zij kosten heeft gemaakt van € 143,10 om haar factuur van [gedaagde] betaald te krijgen. Twentepoort Logistiek wil dat [gedaagde] deze kosten betaalt. [gedaagde] heeft over deze kosten niets gezegd.
4.11.
Om te bepalen of [gedaagde] deze kosten moet betalen, kijkt de kantonrechter naar het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit Besluit is van toepassing, omdat de factuur van Twentepoort Logistiek na 1 juli 2012 moest worden betaald. Uit de stellingen en de stukken van Twentepoort Logistiek blijkt dat zij aanmaningen heeft gestuurd aan [gedaagde] . Omdat de factuur van Twentepoort Logistiek juist was, moet [gedaagde] de kosten daarvoor aan Twentepoort Logistiek vergoeden. Het door Twentepoort Logistiek gevraagde bedrag van € 143,10 is gelijk aan het tarief dat volgens het Besluit van toepassing is en wordt toegewezen.
Proceskosten
4.12.
[gedaagde] verliest deze procedure. Daarom moet hij de proceskosten van Twentepoort Logistiek betalen. De kosten van Twentepoort Logistiek worden begroot op:
- kosten dagvaarding: € 85,02
- griffierecht: € 486,00
-
salaris gemachtigde: € 240,00(2 punten x tarief € 120,00)
- totaal: € 811,02

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Twentepoort Logistiek tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 1.097,10, waarvan voor een deel van € 954,00 vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 17 juli 2018 tot de dag van volledige betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Twentepoort Logistiek tot op heden begroot op € 811,02;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af dat wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. A.M. van Diggele, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2019.