ECLI:NL:RBOVE:2019:2796

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 juli 2019
Publicatiedatum
7 augustus 2019
Zaaknummer
C/08/234002 / KG ZA 19-142
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over maatschapsovereenkomst en financiële verplichtingen tussen vennoten

In deze zaak, die op 22 juli 2019 door de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee vennoten van een maatschap die een landbouwbedrijf exploiteren. De eiser, aangeduid als [A], heeft de maatschapsovereenkomst met de gedaagde, aangeduid als [B], opgezegd. De opzegging is het gevolg van een verstoorde relatie tussen de vennoten, die ook verwikkeld zijn in een echtscheidingsprocedure. De financiële situatie van het bedrijf is slecht, en er zijn overtredingen van milieuvoorschriften geconstateerd door de gemeente, wat heeft geleid tot een dreigende dwangsom van € 100.000,00. [A] vordert in dit kort geding onder andere dat [B] medewerking verleent aan de aankoop en plaatsing van een luchtwasser, die noodzakelijk is om aan de milieuvoorschriften te voldoen. [B] voert verweer en vordert in reconventie onder andere inzage in de administratie van de maatschap en betaling van een voorschot uit de maatschap. De voorzieningenrechter oordeelt dat er een spoedeisend belang is bij de vorderingen van beide partijen, gezien de financiële problemen van het bedrijf en de dreigende dwangsom. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van [A] toe, waarbij [B] wordt veroordeeld tot medewerking aan de aankoop van de luchtwasser en het verlenen van toegang tot de administratie. In reconventie wordt [A] veroordeeld tot betaling van een voorschot aan [B] en tot openlegging van de administratie. De proceskosten worden gecompenseerd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/234002 / KG ZA 19-142 (lm)
Vonnis in kort geding van 22 juli 2019
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. T.R. Oude Veldhuis te Hengelo (O),
tegen
[B],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in (voorwaardelijke) reconventie,
advocaat mr. M.B. Winthagen te IJsselstein.
Partijen zullen hierna ‘ [A] ’ en ‘ [B] ’ genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de producties van [B] en de aangekondigde eis in (voorwaardelijke) reconventie;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [B] ;
  • de wijziging van eis;
  • de akte uitlating met bijlagen van [B] d.d. 15 juli 2019;
  • de akte uitlating met bijlage van [A] d.d. 16 juli 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 30 december 1992 met elkaar een maatschapsovereenkomst aangegaan met als doel de uitoefening van een landbouwbedrijf. In die maatschapsovereenkomst is onder andere het volgende bepaald:

(…)
Aanvang, Duur en Uittreding
Artikel 2.
(…)
2. Iedere vennoot is bevoegd de maatschap te doen eindigen door opzegging aan de andere vennoot bij aangetekend schrijven of deurwaardersexploit, met inachtneming van een termijn van tenminste zes maanden, doch enkel tegen één januari van enig jaar.
3. De vennoot onder 1 genoemd[A] )
behoudt zich tot het jaar tweeduizend tien het recht voor de maatschap op te zeggen zonder opgaaf van redenen en zonder dat daartoe de redenen bestaan als vermeld in artikel 10 lid 1 sub c en om daarna het bedrijf van de maatschap geheel voor eigen rekening en risico voort te zetten. Het bepaalde in lid 2 is op deze opzegging ook van toepassing.
(…)
Beheer/Bestuur
Artikel 5.
1. De werkzaamheden betreffende het beheer en uitoefening van de zaken der maatschap worden in onderling overleg geregeld.
2. Eén der vennoten zal worden belast met de dagelijkse administratie en het beheer over de maatschapskas.
(…)
4. Iedere vennoot is bevoegd ten name van de maatschap te handelen (…) met dien verstande, dat hun gezamenlijke goedkeuring is vereist voor:
(…)
- het aangaan van overeenkomsten welke de som van tien duizend gulden (f. 10.000,00) te boven gaan;
(…)
Opnames door de Vennoten
Artikel 8.
1. De vennoten zijn bevoegd om wekelijks als voorschot op hun winstaandeel produkten in natura en een nader tussen hen overeen te komen bedrag per week uit de maatschap te ontvangen.
(…)
Einde van de Maatschap
Artikel 10.
1. De maatschap eindigt:
a. door uittreding middels opzegging overeenkomstig artikel 2 (opzegging tegen eind boekjaar);
b. door opzegging overeenkomstig artikel 2 lid 3;
c. door opzegging wanneer op grond van handelingen, gedragingen, overtredingen der maatschapsbepalingen of verzuimen van een vennoot (…), van de andere vennoot redelijkerwijze niet verlangd kan worden dat hij de maatschap met de eerstgenoemde vennoot, die alsdan verplicht is uit te treden, voortzet ;
(…)”.
2.2.
Het landbouwbedrijf exploiteert een varkensbedrijf. [A] verricht momenteel de werkzaamheden op het bedrijf. De maatschap heeft op dit moment geen personeel in dienst.
2.3.
Sinds 2015 is de afdeling Bijzonder Beheer van Rabobank bij het bedrijf betrokken. In dat kader is de heer [X] (hierna: [X] ) aangesteld als accountmanager. In november 2018 is de heer [S] van Exitus B.V. ingeschakeld om partijen te begeleiden bij het beëindigen van de maatschap en de financiële afwikkeling.
2.4.
De financiële situatie van het bedrijf is slecht.
2.5.
Partijen beschikken over een maatschapsrekening. Partijen hebben ieder afzonderlijk toegang tot deze rekening.
2.6.
De gemeente [woonplaats] heeft geconstateerd dat alle varkens volgens het traditioneel huisvestingssysteem zijn gehuisvest.
2.7.
Bij brief van 26 november 2018 heeft de gemeente [woonplaats] aan de maatschap het volgende bericht:

(…)
Tijdens de controle hebben wij de volgende overtredingen van de milieuvoorschriften geconstateerd die op uw bedrijf van toepassing zijn:
(…)
De luchtwasser, balansballen en overlopen in de puntsystemen zijn niet aanwezig. (…)
U kunt de overtredingen opheffen door de bedrijfsactiviteiten (houden van varkens) te beëindigen of uw bedrijf aan te passen conform de vergunning zodat uw voldoet aan het Besluit emissiearme huisvesting. U dient dan uiterlijk31 december 2018een plan van aanpak ter goedkeuring naar de gemeente te sturen waarin opgenomen is hoe het bedrijf uiterlijk per1 juli 2019aan het Besluit emissiearme huisvesting gaat voldoen.
(…)”.
2.8.
De gemeente heeft de maatschap in die brief ook een last onder dwangsom aangezegd van € 100.000,00 ineens indien de maatschap vóór 1 juli 2019 de geconstateerde overtreding niet heeft opgeheven.
2.9.
[A] en [B] zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure.
Deze procedure is aanhangig bij deze rechtbank. De mondelinge behandeling van het echtscheidingsverzoek met nevenvoorzieningen, waaronder de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden, staat gepland op 3 oktober 2019.
2.10.
[A] en [B] woonden tot en met 26 januari 2019 samen in de aan [A] in eigendom toebehorende, bij het bedrijf gelegen woning te [woonplaats] . Bij beschikking van deze rechtbank van 15 januari 2019 is bepaald dat [A] bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de woning te [woonplaats] . In die beschikking heeft de rechtbank het zelfstandige verzoek van [B] tot partneralimentatie afgewezen.
2.11.
Bij aangetekende brief van 5 april 2019 heeft [A] het volgende aan [B] bericht:

Bij deze deel ik u mede dat ik de huidige maatschapsovereenkomst met u (…) niet wens voort te zetten en bij deze met onmiddellijke ingang opzeg op grond van artikel 10 lid 1c uit de maatschapsovereenkomst.
De reden hiervoor is dat als gevolg van uw gedragingen en handelingen voorafgaand en tijdens de echtscheidingsprocedure samenwerking onmogelijk is geworden. Voortzetting van de maatschap met u kan redelijkerwijs ook niet meer van mij worden verwacht.
Zoals in artikel 10 lid 2 van de maatschapsovereenkomst bepaald, wens ik gebruik te maken van mijn recht de maatschap voort te zetten.
(…)”.
2.12.
Bij emailbericht van 11 april 2019 heeft de advocaat van [B] namens [B] het volgende aan de advocaat van [A] bericht:

(…)
Cliënte bewilligt niet in de opzegging van de maatschap.
(…)
Cliënte wordt door uw cliënt de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van de maatschap – w.o. het bijhouden van de financiële administratie – feitelijk onmogelijk gemaakt, met alle schadelijke gevolgen voor de maatschap vandien.
Ik verzoek uw cliënt (andermaal) om al diens maatschapsonttrekkingen voor privédoeleinden te verantwoorden.”.
2.13.
Bij emailbericht van 2 mei 2019 heeft [X] het volgende aan [A] en [B] bericht:

(…) Wat opvalt is dat de situatie ernstig is en dat er een scenario moet worden gekozen. Aangezien u beide maten in de maatschap bent zult u dat gezamenlijk moeten doen.
(…)
Scenario’s
Ik zie voor uw bedrijf de volgende scenario’s:
U opteert voor de saneringsregeling varkenshouderij. Dit zal betekenen dat er een investering moet worden gedaan in de luchtwasser (ca. EUR 35K). Wanneer u in aanmerking komt voor deze regeling leidt dat waarschijnlijk tot het beste resultaat
U opteert voor rood voor rood regeling. In dat geval draait u meteen leeg en wordt het bedrijf gesloopt en klaar gemaakt om te verkopen met kavels
U probeert het bedrijf al dan niet going concern te verkopen. Dat lijkt me lastig gezien de ouderdom van de gebouwen en de dwangsom die de gemeente heeft opgelegd en de investering in de luchtwasser
Het bedrijf zelf voortzetten. Dat is lastig gezien de investering die gedaan moet worden en de hoge crediteurenpositie. Daarnaast zal het resultaat drastisch moeten verbeteren
U doet niets. In dat geval zullen wij de financiering gaan beëindigen; er is dan immers geen toekomstperspectief meer.
Ik vraag u om voor 2 juni tot een besluit te komen welk scenario u kiest. Mocht er 1 juni geen besluit liggen hoor ik graag wanneer dat er wel ligt. Hoor ik niets dan kan ik niets anders dan de financiering opzeggen; 1 juli ligt er een dwangbevel van de gemeente en de bank heeft geen vertrouwen in verdere exploitatie op basis van de door u aangereikte gegevens.
(…)”.
2.14.
Bij emailbericht van 22 mei 2019 heeft [B] het volgende aan onder anderen [X] bericht:

(…)
Zoals ik vorige week aangeven heb, ga ik met geen één betalingen meer mee akkoord, en al helemaal niet met prive [A] – belasting auto 2x € 173, gebruikt [A] privé- PZEM is ook gedeelte privé huis
Eerst aan mijn betalingen voldoen (april en mei 2x € 1134,50 + [R] 2x 200, + auto [Z] € 455,-
(…)”.
2.15.
Bij emailbericht van 22 mei 2019 heeft de advocaat van [B] het volgende aan [A] en [X] bericht:

(…)
Cliënte accordeert mitsdien de betalingen door de maatschap die - en voor zover – ze toezien op de voldoening van bedrijfsmatige kosten.
Door [A] gewenste privébetalingen (…) worden vooralsnog niet geaccordeerd; anders dan onder de voorwaarden, zoals in mijn email van 10 mei jl. uiteengezet.
(…)”.
2.16.
Bij emailbericht van 10 juli 2019 heeft [X] aan [A] het volgende bericht:

(…)
U wilt een luchtwasser investeren. Ik heb aangegeven dat hij dit uit de ruimte van zijn rekening courant moet doen en uit eigen middelen en dat de bank een beperkte rol kan spelen. U heeft de luchtwasser nodig om mee te kunnen doen met de sanneringsregeling. (…)
Het doel is om te stoppen met het bedrijf. Mocht u niet worden toegelaten tot de Sanneringsregeling ontvang ik graag van u een plan waaruit blijkt dat een gezonde exploitatie mogelijk is, de voerleverancier haar positie niet opeist en een regeling met uw vrouw mogelijk is. Ik ben hierdoor niet erg optimistisch dat dit mogelijk is. De beste oplossing is volgens mij dan ook dat u mee kan doen met de sanneringsregeling.
(…)”.
2.17.
De varkenshouderij voldoet op dit moment niet aan het Besluit emissiearme huisvesting.
2.18.
De relatie tussen partijen is ernstig verstoord. Onderling overleg is niet mogelijk.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[A] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [B] veroordeelt om binnen 3 dagen na betekening van het vonnis haar
onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de aankoop en het plaatsen van de
luchtwasser met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is, waaronder het accorderen van de betaling;
2. bepaalt dat indien [B] binnen de gestelde termijn geen onvoorwaardelijke
medewerking verleent aan de aankoop alsmede het plaatsen van de luchtwasser met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is, waaronder het accorderen van de betaling, het vonnis in de plaats treedt van de door de gedaagde te verrichten noodzakelijke rechtshandelingen,
waaronder te verstaan de aankoop van de luchtwasser, het plaatsen van de luchtwasser en het accorderen van de betaling;
3. bepaalt dat [A] , met uitsluiting van [B] , op grond van artikel 5.2 van de
maatschapsakte wordt belast met de dagelijkse administratie en het beheer over de
maatschapskas en geen toestemming meer nodig heeft voor het verrichten van betalingen
vanaf de maatschapsrekening met rekeningnummer [1] ;
4. bepaalt dat [B] zich dient te onthouden van het verrichten c.q. opdracht geven tot het verrichten van betalingen ten laste van de maatschapsrekening met rekeningnummer
[1] , een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding, met een maximum van € 250.000,00;
5. [B] veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
[B] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[B] vordert dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
I.
Gelijkwaardig inkomen/voorschot uit de maatschap
[A] veroordeelt tot het verlenen van medewerking aan maandelijkse betaling aan
[B] vanuit de maatschapsrekening, met dien verstande dat bij het ontbreken of
weigeren van medewerking het in deze te wijzen vonnis in de plaats zal treden van zijn
toestemming, met ingang van 4 juli 2019, althans met ingang van het in deze te wijzen
vonnis, van
a. primair een bedrag van € 2.585,00;
b. subsidiair een bedrag van € 2.000,00;
c. meer subsidiair een bedrag van € 1.132,00, dit bedrag is gebaseerd op het bedrag dat
maandelijks vanuit de maatschap aan [B] werd voldaan en als zodanig is
opgenomen onder positum 5.6 van het lichaam van de beschikking voorlopige
voorzieningen;
d. uiterst subsidiair een door u voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag.
II.
Volledige inzage in de bedrijfsadministratie van de maatschap nu en in de toekomst
[A] veroordeelt tot openlegging van alle tot de administratie van de maatschap
behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, daaronder in ieder geval
begrepen maar niet beperkt tot het/de actueel/actuele:
- overzicht debiteuren en crediteuren met onderliggende facturen;
- mestboekhouding;
- vee administratie (Agrovision);
- vergunningen en lopende vergunningsaanvragen met bijbehorende bescheiden;
- gegevens beschikbaar bij RVO (w.o. de Gecombineerde Opgaves);
- inloggegevens, waarbij [A] [B] onverwijld dient te verwittigen in het geval
van wijziging van inloggegevens;
zodat [B] hiervan kennis kan nemen en dat [A] op eerste verzoek door [B] (nadere) inlichtingen omtrent de administratie dient te verschaffen, zulks binnen 3 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [A] weigert tot openlegging over te gaan, althans een voorziening treft die [B] in staat stelt kennis te nemen van de bedrijfsadministratie van de maatschap;
III.
Verantwoording privé-uitgaven
[A] veroordeelt tot het afleggen van verantwoording over zijn privéonttrekkingen aan de maatschap(srekening) (daaronder tevens begrepen kasonttrekkingen en verrekeningen) in de periode vanaf 1 januari 2017, door middel van het tonen van relevante bescheiden, een en ander op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [A] weigert verantwoording af te leggen, althans een voorziening treft die leidt tot het afleggen van voornoemde verantwoording van de privéonttrekkingen door [A] ;
IV.
Medewerking saneringsregeling
[A] veroordeelt tot het verlenen van medewerking aan deelname van het bedrijf aan de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) en/of Rood voor Rood regeling en al hetgeen daartoe dienstig is en hierbij bepaalt dat het in deze te wijzen vonnis in de plaats zal treden van de medewerking van [A] die op een of meer punten mogelijk vereist is dan wel op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat [A] in strijd handelt met deze veroordeling;
V.
Opbrengst in depot
bepaalt dat de mogelijk te realiseren baten als gevolg van deelname van het bedrijf aan de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) en/of de Rood voor Rood regeling voorlopig in een depot gestort zullen worden in afwachting van tussen partijen nog te maken afspraken dan wel een beslissing van de rechter.
VI.
Overname praktische bedrijfsvoering door [B]
bepaalt dat [B] voorlopig het bestuur en beheer van het door de maatschap uit te oefenen bedrijf, met uitsluiting van [A] , zal hebben, daaronder valt onder meer:
- de dagelijkse verzorging van de dieren;
- inschakeling van de relevante diensten (bijvoorbeeld ongediertebestrijding, kadaverophaaldienst, enz.);
- het doen van de bedrijfsadministratie (zoals het inboeken van facturen en het verrichten
van betalingen enz.);
- dat haar toegang moet worden verleend tot de stallen, meterkast, brievenbus,
computers, gegevensdragers en inloggegevens, het alarmsysteem en de administratie,
alles onder afgifte van de benodigde sleutels en de relevante codes;
en [A] verbiedt de stallen te betreden, een en ander op straffe van een dwangsom van
€ 1.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [A] weigert hieraan zijn medewerking te verlenen, althans een voorziening treft die de voorzieningenrechter goeddunkt;
VII. [A] veroordeelt in de kosten van dit geding, zowel in conventie als in
reconventie.
4.2.
[A] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het gevorderde.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en reconventie

5.1.
Aan de orde is de vraag of en, zo ja, op welke wijze, partijen jegens elkander verplicht zijn uitvoering te geven aan hun verplichtingen uit de maatschapsovereenkomst.
5.2
Partijen hebben beiden een spoedeisend belang bij hun vorderingen, nu het bedrijf in financieel zwaar weer verkeert, de gemeente [woonplaats] een dwangsom heeft aangezegd van € 100.000,00 (eerst per 1 juli 2019, maar die datum is uitgesteld naar
1 september 2019) wegens het niet voldoen aan de milieuvoorschriften en Rabobank heeft aangekondigd de financiering te zullen opzeggen indien niet wordt voldaan aan de door de gemeente gestelde eisen en de maatschap een dwangsom verbeurt. Zowel [A] als [B] is derhalve ontvankelijk in zijn/haar vorderingen.
5.3.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een maatschap een overeenkomst is tot samenwerking van twee of meer personen die is gericht op het behalen van vermogensrechtelijk voordeel van alle vennoten door middel van inbreng van iedere vennoot. De vennoten zijn daarbij verplicht tot samenwerking en moeten zich tegenover elkaar gedragen zoals een goed vennoot betaamt.
5.4.
Duidelijk is dat er geen basis meer bestaat voor een vruchtbare samenwerking tussen [A] enerzijds en [B] anderzijds. Ook hebben partijen er over en weer geen vertrouwen meer in dat hun relatie op een zodanige wijze zal verbeteren dat de samenwerking op (korte) termijn kan worden voortgezet. Voorts is er onduidelijkheid over de rechtsverhouding waarin partijen thans tot elkaar staan. [B] stelt dat de maatschapsovereenkomst nog onverkort geldt tussen partijen. [A] daarentegen stelt dat hij de maatschapsovereenkomst rechtsgeldig heeft opgezegd met als gevolg dat deze per
1 januari 2020 zal zijn ontbonden.
5.5.
Vast staat dat de maatschapsovereenkomst voorziet in de mogelijkheid van opzegging (artikel 10). De voorzieningenrechter zal in deze kort gedingprocedure echter niet treden in de vraag of de maatschapsovereenkomst al dan niet (rechtsgeldig) is opgezegd en evenmin in de vraag of het tot de mogelijkheden behoort dat een van de vennoten de maatschap voortzet. [A] heeft ter zitting de stelling betrokken dat hij de maatschap (eerst) per 1 januari 2020 alleen wenst voort te zetten. Het uitgangspunt in dit kort geding is dan ook - ook al staat wel vast dat partijen samen niet verder kunnen - dat partijen in beginsel nog gebonden zijn aan de maatschapsovereenkomst. Met inachtneming van dat uitgangspunt wordt over de verschillende vorderingen als volgt geoordeeld.
in conventie
medewerking aankoop en plaatsing luchtwasser en indeplaatsstelling vonnis
5.6.
Partijen zijn na afloop van de mondelinge behandeling in overleg getreden met elkaar over de luchtwasser. Beide partijen hebben medegedeeld aan de voorzieningenrechter dat zij niet tot overeenstemming zijn gekomen op dat punt.
Hoewel de voorzieningenrechter heeft overwogen deze vordering van [A] af te wijzen, nu [A] , in weerwil van het door hemzelf en zijn advocaat ter zitting verklaarde, niet inzichtelijk heeft gemaakt wat de luchtwasser kost en hoe hij dat denkt te gaan financieren, zal hij de vordering toch toewijzen. Het is het belang van de maatschap, en dus ook in het belang van [B] , dat deze luchtwasser wordt geplaatst. In het geval van voortzetting is het van belang omdat de maatschap dan geen dwangsom ter hoogte van € 100.000,00 verbeurt. In het geval partijen opteren voor deelname aan de saneringsregeling is het van belang omdat - zoals partijen ter zitting beiden hebben verklaard - het plaatsen van een luchtwasser een vereiste is om voor die regeling in aanmerking te komen.
Van [B] kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook worden verlangd dat zij haar medewerking verleent aan de aankoop en plaatsing van de luchtwasser.
De vordering wordt toegewezen in die zin dat [A] een luchtwasser mag aanschaffen en financieren vanuit de maatschap tot maximaal een bedrag van € 30.000,00, nu [A] heeft gesteld dat hij een luchtwasser voor dat bedrag kan aanschaffen en voldoende aannemelijk is dat de balans van de maatschap financiering tot deze hoogte toelaat. Eventuele meerkosten voor de luchtwasser komen voor rekening van [A] en mogen niet ten laste van de maatschap worden gebracht. Tezijnertijd zal moeten worden bekeken voor wiens rekening deze kosten uiteindelijk komen.
dagelijkse administratie en beheer van de maatschapsrekening
5.7.
[A] heeft ter zitting de stelling betrokken dat hij met ingang van 1 januari 2020 de maatschap alleen wenst voort te zetten. Gelet daarop heeft [A] naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen (spoedeisend) belang meer bij het gevorderde. Zolang zowel [A] als [B] beherend vennoot van de maatschap is, zijn beiden gerechtigd tot en hebben beiden belang bij het voeren van de dagelijkse administratie. Vaststaat tussen partijen dat zij nimmer uitvoering hebben gegeven aan artikel 5 lid 2 van de maatschapsovereenkomst, dat inhoudt dat een der vennoten zal worden belast met de dagelijkse administratie en het beheer over de maatschapskas. Niet gesteld of gebleken is van omstandigheden die ertoe noodzaken dat [A] thans met uitsluiting van [B] gerechtigd moet zijn tot het voeren en beheren van de financiële administratie van de maatschap. Dat er continu discussie wordt gevoerd over te verrichten betalingen, is onwenselijk, maar maakt op zich niet dat deze (ingrijpende) vordering van [A] dient te worden toegewezen. Het is in het belang van zowel [A] als [B] dat de bedrijfsvoering van de maatschap, totdat deze wordt ontbonden, zoveel mogelijk op de voorgeschreven wijze wordt voortgezet.
onthouding betalingen maatschapsrekening
5.8.
Niet in discussie is tussen partijen dat de betalingen van de maatschap sinds
22 maart 2019, na accordering door partijen, moeten worden goedgekeurd door de heer [X] van de afdeling Bijzonder beheer van Rabobank. Dit maakt reeds dat de vordering om te bepalen dat [B] zich dient te onthouden van het verrichten c.q. opdracht geven tot het doen van betalingen, bij gebrek aan belang niet kan worden toegewezen.
in reconventie
gelijkwaardig inkomen/voorschot uit de maatschap
5.9.
Beide partijen hebben aanspraak op een wekelijks uit de maatschap te ontvangen bedrag als voorschot op hun winstaandeel (zie artikel 8 van de maatschapsovereenkomst). Partijen twisten over de hoogte van het bedrag waarop [B] aanspraak kan maken.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze procedure geen alimentatieprocedure is. In dit geding kan niet worden vastgesteld op welk bedrag [B] exact aanspraak kan maken. Dat zal in een bodemprocedure moeten worden vastgesteld. De voorzieningenrechter zal een bedrag van € 1.132,00, zijnde het bedrag dat in de voorlopige voorzieningenprocedure is genoemd als het bedrag dat [B] maandelijks uit de maatschap ontvangt, toewijzen plus een bedrag van € 280,00 aan premie zorgkosten en het bedrag aan autobelasting (naar de voorzieningenrechter aanneemt is de hoogte van de belasting bij partijen genoegzaam bekend), aangezien [A] ter zitting heeft verklaard met betaling van deze kosten te kunnen instemmen.
inzage administratie maatschap
5.10.
[B] wenst volledige inzage in de administratie van de maatschap.
Zolang de maatschap nog voortduurt, heeft [B] er als beherend vennoot recht op en belang bij toegang te hebben tot de administratie van de maatschap. [B] moet immers kunnen zien hoe de maatschap er (financieel) voor staat. Partijen zijn dit recht op inzage overigens ook uitdrukkelijk overeengekomen in de maatschapsovereenkomst (artikel 5 onder 3). [A] heeft ter zitting toegezegd aan deze wens van [B] te zullen voldoen. De vordering tot inzage in de gegevens van de maatschap nu en in de toekomst zal echter niet onverkort worden toegewezen, omdat in het geval de maatschap is ontbonden, dan wel door enkel [A] wordt voortgezet, [B] geen belang meer heeft bij toegang tot die gegevens. De vordering zal worden toegewezen in die zin dat [A] wordt veroordeeld om, tot het moment van ontbinding van de maatschap dan wel voortzetting van de maatschap door [A] , binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan [B] toegang tot en inzage te geven in de volledige papieren en digitale administratie van de maatschap, zoals door haar gevorderd, waarbij [A] de voor deze toegang en inzage benodigde inlogcodes, ook na wijziging daarvan, aan [B] dient te verschaffen.
verantwoording privé-uitgaven
5.11.
Deze vordering dient aan de orde te komen in de reeds aanhangige verdelingsprocedure. Enig spoedeisend belang bij toewijzing van deze vordering is gesteld noch gebleken. De vordering wordt afgewezen.
medewerking saneringsregeling
5.12.
Deze vordering dient eveneens te worden afgewezen. De vordering veronderstelt dat de vennoten de beslissing hebben genomen dat zij opteren voor de saneringsregeling.
Die overeenstemming is er niet, zo is gebleken ter zitting. Integendeel, [A] heeft zich op het standpunt gesteld de maatschap - met uitsluiting van [B] - te willen voortzetten, terwijl [B] zich op het standpunt heeft gesteld dat zij wensen te opteren voor bedrijfsbeëindiging in de vorm van deelname aan de saneringsregeling en/of de Rood voor Rood regeling.
opbrengst in depot
5.13.
Deze vordering dient eveneens te worden afgewezen, nu deze - evenals de vorige vordering - veronderstelt dat de vennoten de beslissing hebben genomen dat zij opteren voor de saneringsregeling en/of de Rood voor Rood regeling. Daarvan is geen sprake.
overname praktische bedrijfsvoering door [B]
5.14.
heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij een (spoedeisend) belang heeft bij toewijzing van haar vordering dat zij met uitsluiting van [A] , die momenteel de dagelijkse werkzaamheden van het bedrijf uitvoert, gerechtigd is om de praktische bedrijfsvoering op zich te nemen. Het had op de weg van [B] gelegen om voldoende omstandigheden naar voren te brengen die daartoe zouden noodzaken. Dat de werkzaamheden ten behoeve van het bedrijf altijd door partijen tezamen werd uitgevoerd en [B] thans (noodgedwongen) geen werkzaamheden meer voor de maatschap verricht, is daartoe onvoldoende. Indachtig de verstoorde relatie tussen partijen, valt ook niet goed in te zien hoe het overnemen van de dagelijkse praktische bedrijfsvoering van de maatschap, die is gevestigd op het erf van [A] , door [B] (dan wel door derden in opdracht van [B] ) zou kunnen worden gerealiseerd. Deze vordering moet worden afgewezen.
in conventie en reconventie
5.15.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt [B] om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de aankoop en het plaatsen van een luchtwasser met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is, waaronder het accorderen van de betaling ten laste van de maatschap voor zover dit een bedrag van € 30.000,00 niet te boven gaat,
6.2.
bepaalt dat indien [B] binnen de gestelde termijn geen onvoorwaardelijke medewerking verleent aan de aankoop alsmede het plaatsen van de luchtwasser met alles wat daartoe nodig en noodzakelijk is, waaronder het accorderen van de betaling zoals bepaald in 6.1., het vonnis in de plaats treedt van de door [B] te verrichten noodzakelijke rechtshandelingen, waaronder te verstaan de aankoop van de luchtwasser, het plaatsen van de luchtwasser en het accorderen van de betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.6.
veroordeelt [A] tot het verlenen van medewerking aan maandelijkse betaling aan [B] vanuit de maatschapsrekening, met dien verstande dat bij het ontbreken of weigeren van zijn medewerking dit vonnis in de plaats zal treden van zijn toestemming, met ingang van 22 juli 2019, van een bedrag van € 1.132,00, te vermeerderen met een bedrag van € 280,00 en het bedrag aan autobelasting,
6.7.
veroordeelt [A] tot openlegging van alle tot de administratie van de maatschap behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, daaronder in ieder geval
begrepen maar niet beperkt tot het/de actueel/actuele:
- overzicht debiteuren en crediteuren met onderliggende facturen;
- mestboekhouding;
- vee administratie (Agrovision);
- vergunningen en lopende vergunningsaanvragen met bijbehorende bescheiden;
- gegevens beschikbaar bij RVO (w.o. de Gecombineerde Opgaves);
- inloggegevens, waarbij [A] [B] onverwijld dient te verwittigen in het geval
van wijziging van inloggegevens;
zodat [B] hiervan kennis kan nemen en bepaalt dat [A] op eerste verzoek door [B] (nadere) inlichtingen omtrent de administratie dient te verschaffen, zulks binnen drie dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis,
6.8.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis en in het openbaar uitgesproken door
mr. F.E.J. Goffin op 22 juli 2019. [1]

Voetnoten

1.type: