ECLI:NL:RBOVE:2019:2761

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 augustus 2019
Publicatiedatum
6 augustus 2019
Zaaknummer
08-710007-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor laffe beroving met geweld in Enschede

Op 6 augustus 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 41-jarige man die op 24 september 2018 betrokken was bij een laffe beroving in Enschede. De verdachte werd veroordeeld tot 182 dagen gevangenisstraf. De zaak kwam aan het licht nadat het slachtoffer, na een avond uit, op het Willem Wilminkplein door twee mannen bewusteloos was geslagen. De verdachte maakte misbruik van deze situatie door de telefoon van het slachtoffer te stelen. Tijdens de rechtszitting op 23 juli 2019 werd de vordering van de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, besproken, evenals de verdediging door de raadsvrouw, mr. L. Noordanus. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte samen met anderen het slachtoffer had beroofd, waarbij geweld werd gebruikt. De rechtbank nam in haar overwegingen de verklaringen van het slachtoffer en getuigen mee, evenals camerabeelden die de betrokkenheid van de verdachte bevestigden. De rechtbank legde de straf op met inachtneming van de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten en zijn ontkenning van betrokkenheid bij de beroving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit, dat onder artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht valt, en sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-710007-19 (P)
Datum vonnis: 6 augustus 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in P.I. Veenhuizen, gev. Esserheem te Veenhuizen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. L. Noordanus, advocaat te Lelystad, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een nadere omschrijving van de tenlastelegging van 23 juli 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen, op gewelddadige wijze [slachtoffer] heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 24 september 2018 in de gemeente Enschede op de openbare
weg, het Willem Wilminkplein, althans op een openbare weg tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee, althans één of meer
telefoontoestellen, een pakje sigaretten, een portemonee, een bankpas, een
zorgpas en/of geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer]
, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan door geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd me het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolen te verzekeren, welk geweld bestond uit
- het vastpakken van die [slachtoffer] en/of
- het naar beneden duwen van die [slachtoffer] en/of
- het (meermalen) schoppen en/of slaan van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit, met uitzondering van de daarin vermelde geweldshandelingen, bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen niet de overtuiging kan hebben gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De raadsvrouw merkt daartoe op dat de verdenking enkel is gebaseerd op verklaringen van twee verbalisanten die zeggen dat zij verdachte aan zijn manier van lopen en zijn postuur herkennen als de man in het wit en dat volgens de raadsvrouw overig wettig bewijs ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vaststelling feiten
[slachtoffer] heeft op 24 september 2018 aangifte gedaan van straatroof en heeft daarover verklaard dat hij, nadat hij die dag om ongeveer 02.35 uur een patatje had gehaald bij [cafetaria] in Enschede, op een bankje op het Willem Wilminkplein is gaan zitten en dat daar een aantal personen op hem afkwam. Hij heeft verklaard dat hij vervolgens een stuk van de film kwijt is en dat hij, toen hij wakker werd, op de grond lag en merkte dat zijn zakken, waarin twee telefoons, sigaretten en een portemonnee hadden gezeten, leeg waren.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij op 24 september 2018 rond 02.35 uur betrokken is geweest bij een straatroof. Hij heeft daarover verklaard dat het begon bij [cafetaria] waar hij samen met [medeverdachte 2] was en waar een man in witte kleding tegen hen zei dat het latere slachtoffer hen had uitgescholden. Nadat de man in de witte kleding hen had verteld dat het latere slachtoffer bij [poppodium] was, zijn hij en [medeverdachte 2] daar naartoe gegaan en hebben de man daar mishandeld. Nadat zij waren teruggereden naar [cafetaria] en daar zeiden dat zij de man bewusteloos hadden geslagen, hoorde [medeverdachte 1] dat de man in het wit zei dat hij daar gebruik van wilde maken door hem te bestelen. De man in het wit ging vervolgens, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar het slachtoffer toe waar [medeverdachte 1] zag dat de man in het wit het slachtoffer fouilleerde en een telefoon uit zijn binnenzak pakte en deze aan hem, [medeverdachte 1] , gaf, waarop [medeverdachte 1] deze telefoon aan [medeverdachte 2] gaf.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij op 24 september 2018 omstreeks 02.00 uur bij [cafetaria] was en daar gepraat heeft met een man die in het wit gekleed was en die ruzie had met een zwerver. De man in het wit attendeerde hem erop dat de man die hem en [medeverdachte 1] had uitgescholden op het Wilminkplein zat. [medeverdachte 2] heeft vervolgens verklaard dat hij zich de daarop gevolgde beroving nog wel herinnert en dat het zo maar kan zijn dat de man in het wit en [medeverdachte 1] het slachtoffer hebben beroofd. Hij verklaarde na die beroving van [medeverdachte 1] een aan het slachtoffer toebehorende telefoon te hebben gekregen.
In een proces-verbaal van bevindingen wordt gerelateerd dat op camerabeelden van beveiligingscamera’s in de binnenstad van Enschede te zien is dat het slachtoffer [slachtoffer] om 02:21:03 uur richting cafetaria [cafetaria] loopt en dat bij [cafetaria] achter [slachtoffer] een man in het wit te zien is die verder wordt aangeduid als dader 5.
Verder is te zien dat om 02:30:15 uur [slachtoffer] richting het Willem Wilminkplein loopt en dat om 02:38:05 uur dader 5 gebogen over [slachtoffer] staat en aan [slachtoffer] begint te trekken.
Door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] wordt gerelateerd dat zij op camerabeelden, verdachte met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid herkennen als de man in de witte sweater, zijnde dader 5, die bij [cafetaria] het slachtoffer aanspreekt. De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat het gezicht van verdachte grote gelijkenis vertoont met de linker persoon op de foto die in het dossier is gevoegd (pagina 243) en die “de man in het wit” cq “dader 5” is genoemd.
De rechtbank acht gelet op vorenstaande verklaringen en bevindingen bewezen dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan de diefstal van een telefoon van [slachtoffer] .
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat
hij op 24 september 2018 in de gemeente Enschede op de openbare
weg, het Willem Wilminkplein, tezamen en in vereniging met een ander,
een telefoontoestel dat toebehoorde aan [slachtoffer] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 190 dagen met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in het geval van een bewezenverklaring bepleit een gevangenisstraf op te leggen waarvan de duur gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
Verdachte is in het verleden herhaaldelijk ter zake van vermogensdelicten veroordeeld. De in die veroordelingen gelegen waarschuwingen hebben hem er niet van weerhouden andermaal een diefstal te plegen. Nadat het slachtoffer van de diefstal door anderen bewusteloos was geslagen, heeft verdachte van de kwetsbare positie van het slachtoffer misbruik gemaakt door hem een telefoon afhandig te maken. Door iedere betrokkenheid bij deze laffe beroving te ontkennen, geeft hij blijk geen verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn strafbaar gedrag. De rechtbank heeft bij de op te leggen straf rekening gehouden met verdachtes ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden zoals die met name zijn verwoord in de reclasseringsrapportage van 9 mei 2019. Daarin wordt onder meer vermeld dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om verdachte in het kader van een voorwaardelijke straf te begeleiden. Verder is bij het opleggen van de straf, in verband met een veroordeling van verdachte op 4 maart 2019, rekening gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd. Nu het bewijs voor de aan verdachte ten laste gelegde geweldshandelingen ontbreekt, zal de gevangenisstraf worden beperkt tot de duur die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
182 (honderd en tweeëntachtig) dagen;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van heden (bevel is afzonderlijk geminuteerd);
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Twente met nummer ON2RO18095, ingekomen 18 maart 2019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 24 september 2018 (pagina’s 168 en 169), dat, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende inhoudt.
Op 24 september 2018 omstreeks 02.35 uur ging ik bij [cafetaria] een patatje halen. Ik ben hierop naar het Willem Wilminkplein gelopen. Ter hoogte van [poppodium] ben ik op en bankje gaan zitten. Ik zag toen dat er 2 of 3 personen naar mij toe kwamen lopen. Wat er hierna is gebeurd, weet ik niet meer. Toen ik op een gegeven moment wakker werd, lag ik voor het bankje. Ik voelde in mijn jaszakken en merkte dat die leeg waren. Ik had in mijn jaszakken twee telefoons, een pakje sigaretten en een portemonnee. Ik had het vermoeden dat ik was beroofd en mishandeld door de mannen die ik aan zag komen lopen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] van 29 januari 2019 (pagina’s 40 tot en met 50) dat, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende inhoudt.
V = vragen verbalisant; A = antwoord verdachte)
V: Je wordt verdacht van een straatroof die heeft plaatsgevonden op het Wilminkplein te Enschede op maandag 24 september 2018 rond 02.35 uur. Wat wil je hierover verklaren?
A: Ik was daar ook bij betrokken. Volgens mij is dit tussen 00.00 uur en 03.00 uur gebeurd.
V: Waar was jij toen dit allemaal begon?
A: Ik was daar bij de automatiek [cafetaria] .
V: Met wie was je daar allemaal?
A: Ik stond daar samen met onder andere [medeverdachte 2] en nog een paar anderen.
V: We tonen je een foto van de jongens die bij [cafetaria] staan. Wie zijn dit?
A. Ik zie mezelf, [medeverdachte 2] en een de zwerver, daar weet ik de naam niet
van, maar die kom ik elke dag tegen in de stad.
V: Ken je de man in het wit die volgens een collega [verdachte] zou zijn?
A: Nee die ken ik niet.
V : Waarom rijden jullie samen naar het Wilminkplein?
A: De man in de witte kleding heeft tegen ons gezegd dat die andere man (het latere slachtoffer) ons had uitgescholden. Dit deed hij ook al bij [cafetaria] . [medeverdachte 2] en ik
werden boos. Toen wij hoorden van die man met die witte kleding dat hij nog
steeds aan het schelden was, dachten we: “Nu is het wel klaar”. Wij wisten van die man in de witte kleding dat hij (het latere slachtoffer) bij [poppodium] was. [medeverdachte 2] is bij mij achterop gaan zitten en we zijn daar naartoe gereden.
V: Op beeld is te zien dat jullie samen aankomen op het Wilminkplein en daar afstappen en naar een man lopen die op een bank zit. Wat hebben jullie gedaan?
A: Wij stapten van de scooter af en hebben die man mishandeld.
Toen wij de eerste keer weer terug kwamen bij [cafetaria] , hebben wij
gezegd dat we die man bewusteloos hadden geslagen. Die man in het wit heeft het ook gehoord en zei: “O dan wil ik daar gebruik van maken om hem te bestelen”. Hij is ons achterna gegaan.
V: Van achter jullie komt de man in het wit gekleed aanrennen. Wat gaat hij doen op het Wilminkplein?
A: Die man ging naar het slachtoffer toe, die daar nog steeds bewusteloos op de grond lag.
V : Op beeld is te zien dat de man in het wit naar de man loopt die nog op de grond ligt die jullie even daarvoor in elkaar hebben geslagen. Wat doet hij daar?
A: Hij fouilleert het slachtoffer. Ik heb gezien dat die man in het wit een telefoon pakte, volgens mij uit de binnenzak.
V: Wat wordt er met die telefoon gedaan?
A: Die man in het wit gaf de telefoon aan mij, ik wilde die telefoon niet hebben. Ik heb die telefoon vervolgens aan [medeverdachte 2] gegeven.
3.
Het proces-verbaal “bevindingen camerabeelden” d.d. 11 oktober 2018, opgemaakt door
[verbalisant] (pagina’s 177 tot en met 204), dat, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende inhoudt.
Op 24 september 2018 tussen 02:21 uur en 02:39 uur vond er een mishandeling c.q. openlijke geweldpleging en straatroof plaats in Enschede aan het Willem Wilminkplein.
In Enschede staan in de binnenstad meerdere beveiligingscamera's opgesteld.
Op 02:21:03 uur, is het slachtoffer [slachtoffer] te zien. Hij komt vanaf de Stadsgravenstraat en lijkt uit de richting van de Marktstraat te komen. Hij loopt in de richting van cafetaria [cafetaria] /Oude Markt. Direct achter [slachtoffer] is een man, gekleed in het wit, te zien. Deze man wordt verder dader 5 genoemd. Om 02:30:15 uur komt vanaf de Noorderhagen/Stadsgravenstraat/Oude Markt, [slachtoffer] aanlopen. Hij loopt naar het Willem Wilminkplein. Om 02:38:05 uur staat dader 5 gebogen over [slachtoffer] . Ik, verbalisant, zie dat dader 5 aan [slachtoffer] zit en ook aan [slachtoffer] begint te trekken.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 december 2018, opgemaakt door [verbalisant] (pagina’s 215 en 216), dat, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende inhoudt.
Op maandag 24 september 2018 vond er op het Willem Wilminkplein te
Enschede een straatroof plaats. Het slachtoffer van deze beroving was kort daarvoor,
op de Oude Markt te Enschede, ter hoogte van " [cafetaria] " aanwezig. Zijn aanwezigheid
werd opgenomen op de camera's van de gemeente Enschede.
Het slachtoffer werd bij " [cafetaria] " aangesproken door een man. Ook dit werd opgenomen
door de camera's. Op de opgenomen beelden is te zien dat het slachtoffer in gesprek
is met die man. Het signalement van die man is:
- klein, stevig postuur;
- witte base-ball cap;
- witte Sweater met capuchon en op de borst zwarte letters;
- grijze trainingsbroek;
- zwarte schoenen met witte zool;
- zwart haar, wat onder de base-ball cap uitkomt;
- tevens heeft hij een wit plastic tasje bij zich.
De man met dit signalement is later mede schuldig aan de beroving van het
slachtoffer. Dit is te zien op opgenomen beelden van camera's van de gemeente Enschede,
die op het Willem Wilminkplein hangen.
Ik, verbalisant, kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verklaren dat deze persoon is genaamd:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] -1978 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] .
Ik ken [verdachte] ambtshalve. Ik zie hem met grote regelmaat lopen in het centrum van Enschede.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 december 2018, opgemaakt door [verbalisant] (pagina’s 217 en 218), dat, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende inhoudt.
Op maandag 24 september 2018, omstreeks 02:45 uur vond er op het Willem Wilminkplein
te Enschede een straatroof plaats. Het slachtoffer van deze beroving was kort
daarvoor, op de Oude Markt te Enschede, ter hoogte van automatiek " [cafetaria] " aanwezig.
Zijn aanwezigheid werd opgenomen op de camera's van de gemeente Enschede.
Het slachtoffer werd bij automatiek " [cafetaria] " aangesproken door een man met het
volgende signalement:
- klein, stevig postuur;
- grijze base-ball cap;
- witte Sweater met capuchon en op de borst zwarte letters;
- grijze trainingsbroek;
- zwarte schoenen met witte zool;
- zwart haar, wat onder de base-ball cap uitkomt;
- met een wit plastic tasje bij zich.
Ik, verbalisant zag op de camerabeelden van de camera's die op het Willem
Wilminkplein hangen dat deze hierboven omschreven man het slachtoffer berooft, dan
wel dat hij in de kleding van het slachtoffer kijkt en voelt.
Ik, verbalisant, herkende de hierboven omschreven man met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid als zijnde de mij ambtshalve bekende:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] -1978 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] .
Ik, verbalisant, zie hem met grote regelmaat lopen in het centrum van Enschede
Ik, verbalisant, heb op 11 december 2018 [verdachte] gesproken toen hij werd aangehouden die dag. Ik, verbalisant, zag dat hij eenzelfde grijze base-ball cap droeg als op
de videobeelden van de hierboven omschreven straatroof.
7.
Een als bijlage bij het proces-verbaal “bevindingen tonen afbeelding” gevoegde afbeelding (pagina 243) ten aanzien waarvan de rechtbank constateert dat de linker persoon op die afbeelding een sterke gelijkenis vertoont met verdachte.