Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8;
- het faxbericht d.d. 3 juli 2019 van de zijde van [gedaagde] , waarin wordt verzocht om een andere datum dan 11 juli 2019 te bepalen voor de mondelinge behandeling, welk verzoek is afgewezen, hetgeen op 3 juli 2019 door de griffie aan (de advocaten van) partijen telefonisch is meegedeeld;
- de brief van d.d. 8 juli 2019 overgelegde productie 9 van de zijde van CAV;
- het faxbericht d.d. 8 juli 2019 van de zijde van [gedaagde] , waarin opnieuw is verzocht om de mondelinge behandeling van de zaak op 11 juli 2019 te verplaatsen, welk verzoek is afgewezen, hetgeen op 8 juli 2019 door de griffie aan (de advocaten van) partijen telefonisch is meegedeeld;
- het faxbericht van 10 juli 2019 van de zijde van [gedaagde] , waarbij de akte is overgelegd die [gedaagde] in de tussen partijen lopende bodemprocedure bij de rechtbank bij mailbericht van
- de bij faxbericht van 10 juli 2019 overgelegde productie 10 van de zijde van CAV;
- de mondelinge behandeling op 11 juli 2019, waar CAV, vertegenwoordigd door
- de pleitnota’s van partijen.
zal worden geweigerd, omdat het hof op grond van artikel 356 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering na vernietiging van de tussenvonnissen van de rechtbank de zaak aan zich heeft gehouden om in hoger beroep op de hoofdzaak te beslissen en dat inmiddels ook heeft gedaan. De zaak bij de rechtbank zal dan ook ambtshalve worden doorgehaald/geroyeerd.(…)”
2.De feiten
3.Het geschil
30 maart 2007 gelegde, als nader onder punt 4 van de dagvaarding omschreven, conservatoire beslagen, met veroordeling van [gedaagde] in de (na)kosten van deze procedure.
4.De beoordeling
€ 83,52 en griffierecht € 639,--) en € 980,-- aan salaris van de advocaat. De gevorderde nakosten zullen op na te melden wijze worden toegewezen.