Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het procesverloop
2.De feiten
[B] ,geboren te [plaats 1] te [geboortedatum 2] 1997;
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 27 juni 2019 een beschikking gegeven inzake de wijziging van de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van een jongmeerderjarige. De jongmeerderjarige, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.T.E. Kranenburg, verzocht de rechtbank om de eerder vastgestelde bijdrage van € 277,- per maand te verhogen naar € 467,- per maand, met ingang van 1 september 2018. Dit verzoek was gebaseerd op de stelling dat de eerdere beschikking niet voldeed aan de wettelijke maatstaven en dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden. De man, vertegenwoordigd door mr. M.A.A. van Tongeren, verzocht om afwijzing van het verzoek en betwistte de stellingen van de jongmeerderjarige.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de jongmeerderjarige onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verzoek. De rechtbank oordeelde dat de behoefte van de jongmeerderjarige niet correct was vastgesteld en dat de jongmeerderjarige niet voldoende gegevens had overgelegd om haar aanvullende behoefte aan te tonen. De rechtbank heeft de WSF-normen voor een HBO-student als uitgangspunt genomen voor de beoordeling van de behoefte, maar kon geen aanvullende behoefte vaststellen door gebrek aan gegevens van de moeder van de jongmeerderjarige.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de jongmeerderjarige afgewezen, waarbij werd bepaald dat elke partij zijn eigen proceskosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in Zwolle en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.