ECLI:NL:RBOVE:2019:2699

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
31 juli 2019
Zaaknummer
08-963640-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor medeplichtigheid aan de productie van XTC in Velsen-Noord

Op 30 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 53-jarige man, die medeplichtig is aan de productie van grote hoeveelheden XTC in een loods in Velsen-Noord. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De zaak kwam aan het licht na een doorzoeking op 15 maart 2018, waarbij aanzienlijke hoeveelheden MDMA en amfetamine werden aangetroffen in de loods. De verdachte was verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de ruimte en het aanleggen van de benodigde elektriciteit voor de productie. Tijdens de rechtszaak werd de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 18 maanden had geëist, besproken. De verdediging pleitte voor een geheel voorwaardelijke straf, gezien de gezondheidstoestand van de verdachte, die recentelijk een hartinfarct had gehad. De rechtbank oordeelde echter dat de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor overtredingen van de Opiumwet een onvoorwaardelijke straf rechtvaardigden. De rechtbank achtte de verdachte medeplichtig aan de productie van XTC en oordeelde dat hij dit feit in nauwe en bewuste samenwerking met anderen had begaan. De uitspraak benadrukt de gevaren van harddrugs en de impact op de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-963640-18 (P)
Datum vonnis: 30 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
wondende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van officier van justitie mr D. Homans-de Boer en van hetgeen door de raadsman, mr. R.L.A. Klaassen, advocaat te Vught, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 16 juli 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1, primair: al dan niet met anderen, medeplichtig is geweest bij het bereiden, bewerken, verstrekken, aanwezig hebben en/of vervaardigen van MDMA,
feit 1, subsidiair: al dan niet met anderen, MDMA heeft bereid, bewerkt, verstrekt, vervaardigd en/of aanwezig heeft gehad;
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
Primair
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 in de gemeente Velsen en/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans ieder voor zich,
(in een bedrijfspand aan de [adres] te Velsen-Noord)
- ( telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt, en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- ( telkens) opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad, en/of
- ( telkens) opzettelijk heeft/hebben vervaardigd,
een grote/aanzienlijke hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
bij en/of tot het plegen van welk(e) voornoemd misdrijf/ven verdachte op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 in de gemeente Velsen en/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- een of meer ruimte(n) van dat pand aan de [adres] te Velsen-Noord aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/althans (een) ander(en) te verhuren en/of beschikbaar te stellen voor de productie van en/althans de opslag van een grote/aanzienlijke hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, en/of
- een of meer ruimte(n) in dat pand aan de [adres] te Velsen-Noord van de benodigde (apparatuur/installaties voor) elektriciteit heeft voorzien en/althans die ruimte(n) geschikt heeft gemaakt voor de productie van die XTC (tabletten) en/of MDMA door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en);
Subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 in de gemeente Velsen en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(in een bedrijfspand aan de [adres] te Velsen-Noord)
- ( telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt, en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, en/of
- ( telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, en/of
- ( telkens) opzettelijk heeft vervaardigd,
een grote/aanzienlijke hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine, te weten XTC en/of MDMA, zijnde MDMA en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of metamfetamine en/of amfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van primair ten laste gelegde feit heeft de raadsman betoogd dat er geen bewijs is dat verdachte de productieruimte heeft voorzien van ‘de benodigde (apparatuur/installaties voor) elektriciteit’ en ‘geschikt heeft gemaakt voor de productie van XTC en/of MDMA’. Ook heeft de raadsman betoogd dat de verklaring van [medeverdachte 3] ongeloofwaardig is omdat hij belang heeft zijn eigen straatje schoon te vegen en daarom de schuld bij anderen legt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Op 15 maart 2018 vond een doorzoeking plaats in een loods aan de [adres] in Velsen-Noord (hierna: de loods). [2] In totaal is er ‘
ongeveer14 kilo pillen MDMA en amfetamine, 36 kilo poeders MDMA/Amfetamine en 9,6 kg amfetamine base’ en een tabletteerinrichting uit de loods in beslag genomen. [3] De aangetroffen verdovende middelen [4] zijn onderzocht door het NFI en gebleken is ze MDMA en/of amfetamine bevatten/betreffen. [5]
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier blijkt dat in ieder geval [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) dit feit hebben gepleegd.
Zo blijkt uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] dat in ieder geval door [medeverdachte 1] [6] en [medeverdachte 2] [7] XTC is geproduceerd in de loods. Die verklaring vindt steun in waarnemingen van een observatieteam van de FIOD. Zij hebben waargenomen dat beiden op 9 maart 2018 samen in één auto arriveren bij de loods, waarna [medeverdachte 2] de loopdeur van de loods opent met een sleutel en vervolgens de roldeur opent zodat [medeverdachte 1] met zijn voertuig naar binnen kan rijden. [8] Uit een vaste cameraopstelling blijkt dat [medeverdachte 2] de loods ook betreedt op 6 maart 2018, 11 maart 2018 en 12 maart 2018 en dat [medeverdachte 1] deze betreedt op 5 maart 2018, 9 maart 2018 en 12 maart 2018. [9]
Daarnaast straalt het telefoonnummer dat bij [medeverdachte 2] in gebruik is een zendmast in de directe omgeving van de loods aan op onder meer: [10]
  • 20 februari 2018 van 17:04 en 22:14 uur;
  • 21 februari 2018 van 06:47 en 10:24 uur en van 11:34 en 14:55 uur;
  • 22 februari 2018 van 11:12 en 19:20 uur;
  • 24 februari 2018 van 08:56 en 20:49 uur;
  • 25 februari 2018 van 08:55 en 19:55 uur;
  • 26 februari 2018 van 08:06 en 18:07 uur.
Het telefoonnummer dat bij [medeverdachte 1] in gebruik straalt deze zendmast aan op onder meer: [11]
  • 20 februari 2018 van 17:04 en 22:14 uur;
  • 21 februari 2018 van 06:47 en 15:00 uur;
  • 22 februari 2018 van 12:12 en 19:14 uur;
  • 24 februari 2018 van 09:32 en 20:34 uur;
  • 25 februari 2018 van 08:55 en 19:55 uur;
  • 26 februari 2018 van 08:06 en 18:05 uur.
Gelet op het voorgaande is wettig en overtuigend bewezen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in vereniging opzettelijk een grote hoeveelheid MDMA en amfetamine hebben bewerkt en opzettelijk aanwezig hebben gehad. Naar het oordeel van de rechtbank kan op dit onderdeel van de tenlastelegging een bewezenverklaring volgen voor de periode van 16 februari 2018 tot en met 15 maart 2018. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 3] [12] en het afgeluisterde telefoongesprek van [medeverdachte 2] en zijn partner [13] kan immers worden bewezen dat de tabletteermachine vanaf 16 februari 2018 in gebruik is geweest.
Rol verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij de huurder is van de loods en dat hij een ruimte in deze loods heeft verhuurd. [14] Op de vraag van de verbalisanten wie die ruimte heeft gemaakt heeft verdachte geantwoord: ‘
ik. [medeverdachte 3] heeft geholpen met de stroom’. [15]
Deze [medeverdachte 3] , medeverdachte [medeverdachte 3] , heeft verklaard [16] dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) een ruimte in de loods wilde maken om die te verhuren. Op de vraag van de verbalisanten wat [medeverdachte 3] dacht dat verdachte met die ruimte ging doen heeft [medeverdachte 3] onder meer geantwoord: ‘
hij heeft vanaf het begin af aan gezegd dat er XTC-pillen gemaakt zouden gaan worden’. [17] Ook heeft [medeverdachte 3] verklaard: ‘
[verdachte] heeft zelf het hele hok gebouwd’ en ‘
ik weet niet precies wat voor apparatuur er nodig is om XTC te produceren, maar ik begreep dat die machines flink stroom verbruiken daarom heb ik een bepaalde krachtstroom gemaakt’. [18] Op de vraag van de verbalisanten ‘
hoe weet je dan dat dit nodig was en dat dit moest gebeuren?’ heeft [medeverdachte 3] geantwoord: ‘
dat weet ik van [verdachte] , die zei ook dat er een tabletteermachine ging komen’. [19]
Door de raadsman is het verweer gevoerd dat de verklaring van [medeverdachte 3] ongeloofwaardig is.
De rechtbank begrijpt dit als bewijsuitsluitingsverweer. Anders dan de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat de verklaringen die [medeverdachte 3] op 5 december 2018 en 6 december 2018 heeft afgelegd geloofwaardig zijn en als bewijs kunnen worden gebruikt. [medeverdachte 3] heeft immers gedetailleerd verklaard en zijn verklaring vindt op een aantal punten ook steun in het dossier. Bovendien is het niet zo dat [medeverdachte 3] zijn eigen straatje schoon veegt: hij verklaart ook belastend voor zichzelf. Het verweer van de raadsman wordt daarom verworpen.
De steller van de tenlastelegging heeft gekozen om verdachte primair medeplichtigheid aan het produceren van XTC ten laste te leggen en subsidiair medeplegen. Gelet op de dwingende volgorde van een dergelijke primair/subsidiair tenlastelegging dient de rechtbank niet te oordelen of sprake is van medeplichtigheid of medeplegen, maar dient de rechtbank primair de vraag te beantwoorden of sprake is van medeplichtigheid (en is medeplegen bij een bevestigend antwoord op die vraag niet aan de orde). Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan sprake. Verdachte heeft immers gelegenheid gegeven voor het produceren van XTC door opzettelijk een ruimte in zijn loods beschikbaar te stellen en daar een productieruimte te maken, terwijl hij wist dat daar XTC geproduceerd zou gaan worden zoals uit de bewijsmiddelen blijkt.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dit feit begaan in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 3] , zodat sprake is van medeplegen (van medeplichtigheid aan het gronddelict). Ook de gedraging van [medeverdachte 3] – het aanleggen van de elektriciteit – kan daarom aan verdachte worden toegerekend.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de periode van 16 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 in de gemeente Velsen,
tezamen en in vereniging,
in een bedrijfspand aan de [adres] te Velsen-Noord,
- telkens opzettelijk hebben bewerkt en
- telkens opzettelijk aanwezig hebben gehad,grote hoeveelheden MDMA enamfetamine, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
tot het plegen van welke voornoemde misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 1 februari 2018 tot en met 15 maart 2018 in de gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk gelegenheid heeft verschaft door:
- een ruimte van dat pand aan de [adres] te Velsen-Noord aan die [medeverdachte 1] en die [medeverdachte 2] beschikbaar te stellen voor de productie van en de opslag van grote hoeveelheden MDMA en amfetamine, en
- een ruimte in dat pand aan de [adres] te Velsen-Noord van de benodigde elektriciteit heeft voorzien en die ruimte geschikt heeft gemaakt voor de productie van XTC door die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ;
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 en 48 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde gedragingen (die zijn begaan ten opzichte van dezelfde MDMA) steeds in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden wordt gemaakt, dat sprake is van eendaadse samenloop. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
het misdrijf: de eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
het misdrijf: medeplegen van medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren geëist.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet aan de orde kan zijn, met name vanwege de gezondheidstoestand van verdachte. Een aantal weken geleden is hij geheel onverwachts getroffen door een hartinfarct. Binnenkort zal het revalidatieproces en nader onderzoek naar de omvang van de hartschade gaan plaats vinden. Daarnaast kampt verdachte met een PTSS. Daarom heeft de raadsman betoogd om een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Daarbij is het volgende van belang.
Verdachte is medeplichtig aan het produceren van XTC. Met zijn handelen is verdachte voorbijgegaan aan de grote gevaren die het gebruik van harddrugs oplevert voor de volksgezondheid en de milieuschade die het produceren van harddrugs met zich brengt. Geleid door hebzucht heeft verdachte deze gevaren in stand gehouden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel van verdachtes justitiële documentatie van 25 juni 2019. Daaruit blijkt dat hij in 2002 en 2008 ook is veroordeeld voor overtreding van de Opiumwet, steeds tot een langdurige gevangenisstraf en een taakstraf. Volgens de reclassering zijn er nauwelijks risicofactoren aanwezig en lijkt verdachte een normaal leven lijkt te leiden ‘ware het niet dat het overtreden van de Opiumwet een terugkerend fenomeen’ is, aldus de reclassering in haar rapport van 10 juli 2019. Het is voor de reclassering lastig om daarvoor een oorzaak te vinden omdat verdachte het probleem lijkt te bagatelliseren. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Mogelijk dat een forse voorwaardelijke straf preventief zal werken, aldus de reclassering.
De rechtbank heeft oog voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte, maar vanwege de ernst van de feiten en met name gezien verdachtes eerdere veroordelingen voor overtreding van de Opiumwet past naar het oordeel van de rechtbank alleen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de raadsman is betoogd, kan daarom geen sprake zijn.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende ziet de rechtbank aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie en acht zij een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden. Om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank zes maanden daarvan als voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van drie jaren. Vanwege het betoog van de raadsman wijst de rechtbank tot slot verdachte (en zijn raadsman) nog op de mogelijkheid van een verzoek tot uitstel dat bij de selectiefunctionaris van bij het Bureau Capaciteitsbeheersing en Logistiek (BCL) van DJI kan worden ingediend na het onherroepelijk worden van een vonnis.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b en 14c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 1 primair:
het misdrijf: de eendaadse samenloop van:
het misdrijf: medeplegen van medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
en
het misdrijf: medeplegen van medeplichtigheid aan het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. H.R. Schimmel, rechters, in tegenwoordigheid van J.P. Ponsteen als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2019.
Buiten staat
Mr. H.R. Schimmel is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Eindhoven met dossiernummer 56562. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van doorzoeking (ordner 9), pagina 4152 en 4253.
3.Proces-verbaal zaaksdossier 1 (ordner 1), pagina 22.
4.Proces-verbaal Landelijke Faciliteit Ondersteuning (LFO) (ordner 9), pagina 4228 tot en met 4239.
5.NFI rapport 5 april 2018 (ordner 9), pagina 4296 en 4297.
6.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] op 5 december 2018 (ordner 1), pagina 198 tot en met 209.
7.proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] op 6 december 2018 (ordner 1), pagina 211 tot en met 214.
8.Proces-verbaal van observatie (ABS-056; ordner 10), pagina 4678.
9.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [adres] (AMB-0107; ordner 8), pagina’s 3505 tot en met 3516.
10.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), pagina 3893 tot en met 3895.
11.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), pagina 3893 tot en met 3895.
12.Proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] op 5 april 2018 (ordner 9), pagina 4357, laatste zin van de elfde alinea, in combinatie met het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] op 5 december 2018 (ordner 1), pagina 202, vijfde regel van de vijfde alinea.
13.Proces-verbaal relevante gesprekken (AMB-0171; ordner 8), TT-41 gespreksnummer 960, pagina 3885.
14.Verklaring verdachte op 5 april 2018 (ordner 9), pagina 4346, vierde alinea en de tweede zin van de tiende alinea.
15.Verklaring verdachte op 5 april 2018 (ordner 9), pagina 4386, negende alinea.
16.Verklaring medeverdachte [medeverdachte 3] op 5 december 2018 (ordner 1), pagina 202.
17.Verklaring medeverdachte [medeverdachte 3] op 5 december 2018 (ordner 1), pagina 202.
18.Verklaring medeverdachte [medeverdachte 3] op 5 december 2018 (ordner 1), pagina 202.
19.Verklaring medeverdachte [medeverdachte 3] op 5 december 2018 (ordner 1), pagina 202.