ECLI:NL:RBOVE:2019:2668

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
08-760009-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een Rotterdammer voor de handel in soft- en harddrugs in Enschede

Op 30 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 35-jarige Rotterdammer die werd beschuldigd van de handel in soft- en harddrugs. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019, samen met anderen, heeft gehandeld in cocaïne, heroïne en MDMA. Tijdens de zitting op 16 juli 2019 heeft de officier van justitie, mr. G.J. Jansen, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. U. Ural, hun verweer hebben gevoerd. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld, die onder andere bestond uit het opzettelijk bereiden, verkopen en aanwezig hebben van grote hoeveelheden drugs. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, voldoende bewijs heeft geleverd dat hij betrokken was bij de drugshandel. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte is vrijgesproken van de handel in hennep, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de impact op de volksgezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-760009-19 (P)
Datum vonnis: 30 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1984 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Jansen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen gedurende een periode van drieënhalve maand heeft gehandeld in harddrugs;
feit 2:al dan niet samen met anderen op een tweetal adressen een hoeveelheid harddrugs aanwezig heeft gehad;
feit 3:al dan niet samen met anderen gedurende een periode van drieënhalve maand heeft gehandeld in softdrugs;
feit 4:al dan niet samen met anderen op een tweetal adressen een hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019
te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, meermalen, athansalleen, (telkens) opzettelijk heeft
bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd,
- een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
- een (grote) hoeveelheid heroïne, in elk geval hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of
- een (grote) hoeveelheid XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een woning aan de
[adres] ) aanwezig heeft gehad
- ongeveer 216,07 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, en/of
- ongeveer 1311,32 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, en/of
- ongeveer 36,53 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019
te Enschede, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid, in elk
geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Enschede tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een woning aan de
[adres] ) aanwezig heeft gehad ongeveer 52,29 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en dat de overige ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit. Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij de enige gebruiker van het telefoonnummer eindigend op [nummer] was. Niet kan worden bewezen dat het verdachte is die op de tapgesprekken is te horen (geen stemherkenning) en verdachte ontkent dit ook. Daarnaast heeft de raadsman gesteld dat de in het dossier genoemde bijnamen niet aan verdachte zijn te linken en geen getuige of medeverdachte over de betrokkenheid van verdachte heeft verklaard. Met betrekking tot de feiten 2 en 4 heeft de raadsman gesteld dat, ook als bewezen kan worden dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van drugs in de woning, niet kan worden bewezen dat verdachte ook daadwerkelijk beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen. Verdachte is niet met de bevindingen van het DNA-onderzoek geconfronteerd, zodat het ter zitting naar voren gebrachte alternatieve scenario niet zondermeer terzijde kan worden geschoven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Gelet op de inhoud van het dossier [1] en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vast, waarbij de rechtbank allereerst in zal gaan op de in de tapgesprekken naar voren gekomen sluiertaal en daarna op de vraag wie volgens haar de gebruikers waren van een aantal getapte telefoonnummers.
Sluiertaal
De rechtbank stelt allereerst dat het een feit van algemene bekendheid is dat in de handel van verdovende middelen, versluierende bewoording dan wel straattaal wordt gebruikt, om bepaalde producten en hoeveelheden aan te duiden, zonder het eigenlijke product te benoemen. Zo worden veelal de volgende termen gebruikt: wit, bruin, licht, donker, doeroe, borie, neus, gekookt, wit om te roken en rauw. De rechtbank overweegt dat met de termen bruin, donker, doeroe heroïne wordt bedoeld. Met de termen wit, licht en neus wordt cocaïne bedoeld en met de termen gekookt, wit, cocaïne om te roken en met borie wordt uitgekookte cocaïne bedoeld, die gerookt kan worden. [2]
Telefoonnummers 06- [telefoonnummer 1] , 06- [telefoonnummer 2] en 06- [telefoonnummer 3]
Het telefoonnummer 06- [telefoonnummer 2] werd door medeverdachte [medeverdachte 1] op 21 september 2018 bij de politie te Enschede opgegeven als zijnde zijn nummer. [3] De rechtbank stelt dan ook vast dat dit nummer aan [medeverdachte 1] is te linken. Zo is [medeverdachte 1] op 18 november 2018 rond 05.25 uur al bellend gezien, terwijl hij richting het Nationaal Muziekkwartier liep. Uit het tapgesprek op dezelfde datum om 05.27 uur komt naar voren dat de gebruiker van het nummer 06- [telefoonnummer 2] bij het Muziekkwartier is. Met dit nummer werd dagelijks ingebeld naar het (hierna te bespreken) nummer 06- [telefoonnummer 4] .
Het toestel 06- [telefoonnummer 1] werd op 15 januari 2019 aangetroffen in de woning aan de [adres] te Enschede. [4] Ook [medeverdachte 1] is in dat appartement aangehouden.
Uit de tap volgt dat de telefoonnummers 06- [telefoonnummer 1] en 06- [telefoonnummer 2] veelvuldig werden gebruikt en dat de inhoud van de gesprekken – al dan niet versluierd – vooral drugs en drugshandel betroffen. De gebruiker van deze beide nummers noemt zichzelf ‘ [alias medeverdachte 1] ’ en werd ook door anderen ‘ [alias medeverdachte 1] ’ genoemd. [5]
Tijdens de aanhouding op 15 januari 2019 is ook een zwarte Samsung smartphone met telefoonnummer 06- [telefoonnummer 5] bij [medeverdachte 1] aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze telefoon hem toebehoort. [6] Eén van de contacten in deze telefoon is een [naam 1] . Dit betreft [naam 1] ; de vriendin van [medeverdachte 1] . [naam 1] noemt [medeverdachte 1] meerdere malen “ [alias medeverdachte 1] ”. [7]
Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel vast staat dat de telefoons met nummers 06- [telefoonnummer 1] en 06- [telefoonnummer 2] beiden in gebruik zijn bij [medeverdachte 1] . De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging doordat ene [naam 2] regelmatig contact had met het nummer 06- [telefoonnummer 1] , om “bruin” of “wit” te bestellen. Zo ook op 3 december 2018, waarna vervolgens 06- [telefoonnummer 2] direct belde met het (hierna te bespreken) telefoonnummer 06- [telefoonnummer 4] en refereert aan dit zojuist gevoerde gesprek met [naam 2] . [8]
Het toestel met nummer 06- [telefoonnummer 3] is op 15 januari 2019 onder [medeverdachte 1] in beslag genomen, zoals blijkt uit de kennisgeving van inbeslagneming in combinatie met het – door verbalisant ondertekende – proces-verbaal van bevindingen. [9] Dat het tijdstip genoemd in de kennisgeving van inbeslagneming niet juist lijkt te zijn, beschouwt de rechtbank, gelet op de samenhang tussen voornoemde documenten, als een kennelijke verschrijving. Uit de tapgesprekken komt naar voren dat er tussen 9 en 15 januari 2019 29 keer contact is geweest tussen nummer 06- [telefoonnummer 6] , zijnde het nummer van medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna te bespreken) en het nummer 06- [telefoonnummer 3] , toebehorende aan medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij er communicatie is omtrent de handel in verdovende middelen.
Telefoonnummer 06- [telefoonnummer 4]
Uit de historische verkeersgegevens van deze telefoon is gebleken dat deze telefoon op 20 augustus 2018 voor het eerst de paallocatie bij de mast aan de [straat] te Enschede aanstraalde. In de periode van 20 augustus 2018 tot en met 24 oktober 2018 heeft dit nummer 5610 contactmomenten gehad. Op basis van de inhoud van de gesprekken, waar veelal wordt gesproken over “1 gram donker en 20 licht” en “een hele donkere en een halve wit”, alsmede de hoeveelheid contactmomenten concludeert de rechtbank dat dit nummer een deallijn is. [10] Hoofdgebruiker van deze deallijn is medeverdachte [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ). [11]
Uit de tap volgt dat de gebruiker van dat nummer op 28 november 2018 aan al zijn klanten heeft gemeld dat hij een nieuw nummer heeft en dat het niet de bedoeling is het huidige nummer nog te gebruiken. [12] Het nieuwe dealnummer werd 06- [telefoonnummer 7] .
Telefoonnummer 06- [telefoonnummer 7]
Met dit nummer worden dagelijks gemiddeld 127 gesprekken gevoerd. Ook heeft dit nummer met meerdere nummers contact die eveneens op de deallijn 06- [telefoonnummer 4] naar voren kwamen. Het toestel behorend bij dit nummer werd op 15 januari 2019 aangetroffen op de bestuurdersstoel van een rode personenauto met kenteken [kenteken 1] , in welke auto [medeverdachte 3] reed op het moment dat hij werd aangehouden. [13] [medeverdachte 3] heeft bovendien ter zitting verklaard dat dit nummer door hem werd gebruikt. Net als bij het telefoonnummer 06- [telefoonnummer 4] werd de gebruiker aangesproken met Samir. [14]
De rechtbank stelt vast dat ook dit nieuwe dealnummer in gebruik was bij [medeverdachte 3] .
Telefoonnummer 06- [telefoonnummer 6]
Het toestel met dit nummer is op 15 januari 2019 onder medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) in beslag genomen, zoals blijkt uit de kennisgeving van inbeslagneming in combinatie met het – door verbalisant ondertekende – proces-verbaal van bevindingen. [15] Dat het tijdstip genoemd in de kennisgeving van inbeslagneming niet juist lijkt te zijn, beschouwt de rechtbank, gelet op de samenhang tussen voornoemde documenten, als een kennelijke verschrijving.
Uit tapgesprekken is gebleken dat de gebruiker van dit nummer zichzelf [alias medeverdachte 2] / [alias medeverdachte 2] of [alias medeverdachte 2] noemt en in één gesprek noemde de gebruiker zichzelf [medeverdachte 2] . [16] Het nummer heeft meerdere keren contact gehad met de deallijn met nummer 06- [telefoonnummer 7] , waar deze gesprekken veelal drugsgerelateerd waren en waaruit een (aan)sturende rol van de gebruiker naar voren komt. Ook met andere personen werden er gesprekken gevoerd die drugsgerelateerd zijn. [17]
De rechtbank concludeert dat [medeverdachte 2] de gebruiker van het toestel met nummer 06- [telefoonnummer 6] is geweest.
Telefoonnummer 06- [telefoonnummer 8]
Het toestel met dit nummer is op 15 januari 2019 onder verdachte in beslag genomen. Dit nummer heeft veelvuldig contact met ‘ [naam 3] ’, zijnde de vriendin van verdachte. [18] Uit de historische gegevens is gebleken dat dit nummer in de periode van 30 november 2018 tot en met 15 januari 2019 639 keer de mast aan het [plein] in Borne heeft aangestraald. Dit is in de buurt van de woning van de vriendin van verdachte. De mast aan de [straat] te Enschede, waar de [adres] onder valt, wordt 337 keer aangestraald. In genoemde periode is er met deze telefoon 1914 keer telefonisch contact geweest. Uit tapgesprekken is gebleken dat er druggerelateerde gesprekken worden gevoerd, met onder meer [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [19]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de telefoon al een paar maanden in gebruik heeft, dat hij er als enige gebruik van maakt en de telefoon nooit uitleent. [20] Hoewel verdachte later terugkomt op deze verklaring en ontkent dat hij als enige gebruik maakte van de telefoon en gesprekken over drugs voerde, acht de rechtbank zijn eerste verklaring geloofwaardig en aannemelijk. De latere verklaring lijkt vooral ingegeven door de opsporingsresultaten, waar verdachte toen kennis van had gekregen en die voor de gebruiker van de telefoon belastend zijn. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte de enige gebruiker van het toestel met nummer 06- [telefoonnummer 8] was.
Observaties
Op 5 november 2018 wordt door het observatieteam gezien dat een man met een donkerkleurige jas, voorzien van een capuchon met een zwart gewatteerde bontkraag, een portiekdeur opende bij de [adres] . [21] Deze man werd later herkend als zijnde [medeverdachte 2] .
Op 3 december 2018 werd gezien dat [medeverdachte 1] samen met een andere man uit de portiekflat aan de [adres] kwam. Zij reden weg in een zwarte Seat met kenteken [kenteken 2] , waarmee zij even later weer terugkwamen en waarna zij diezelfde portiekflat met de nummers [nummers] weer binnen gingen. [22]
Op 8 januari 2019 werd gezien dat [medeverdachte 3] minstens twee keer kort contact had met iemand, terwijl hij alleen in een rode Citroën, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , zat. Tevens werd gezien dat [medeverdachte 1] uit de portiekflat aan de [adres] kwam. Later werd gezien dat een persoon een doos naar beneden gooide uit het raam van de woning aan [adres] . [23] Deze persoon werd later wederom herkend als zijnde [medeverdachte 2] . [24]
[adres] te Enschede
Op 15 januari 2019 is verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] aangetroffen en aangehouden in de woning aan de [adres] te Enschede. Verdachten bevonden zich op het moment van binnentreden in een open ruimte die de keuken en woonkamer besloeg. Op een stuk papier in de keuken lag open en bloot in totaal 27 gram aan brokjes cocaïne. [25] In een keukenla werd 52,29 gram hennep aangetroffen. [26] Verder werd in de keuken verpakkingsmateriaal, folie, weegschaaltjes, ammoniak en een waterkoker met witte aanslag aangetroffen. [27] In de keukenla werden cocaïne, heroïne, xtc-pillen en cannabis aangetroffen.
In de woning zijn bij de zoeking enkele verscheurde notities gevonden. Op deze handgeschreven briefjes stonden hoeveelheden, geldbedragen en termen als ‘betaalen’, ‘wittie’ en ‘doeroe’. Ook staan er getallen met de namen ‘coco’ en ‘vito’, welke namen als contacten in de telefoon van [medeverdachte 1] stonden vermeld. [28]
Op twee plekken in de woning is een groot contant geldbedrag aangetroffen. Tussen kleding in de wasmachine is een bedrag van € 1.870,-- aangetroffen en onder het matras in een slaapkamer is een bedrag van € 4.500,-- aangetroffen. Beide bedragen werden in biljetten van 50, 20, 10 en 5 euro aangetroffen. [29]
In een slaapkamer van de woning werden tevens twee gasmaskers, een hamer, twee zeven, een stoffen doek en een pers aangetroffen. [30]
Het NFI heeft onderzoek verricht naar de gasmaskers. Daaruit is gebleken dat op het zwarte gasmasker een DNA mengprofiel is vastgesteld, waarvan het hoofdprofiel matcht met het DNA van [medeverdachte 2] . Daarnaast zijn in het mengprofiel kenmerken van [medeverdachte 1] aangetroffen. Op het blauwe gasmasker is een profiel vastgesteld dat matcht met het DNA van verdachte. Het mengprofiel matcht met het DNA van verdachte en [medeverdachte 2] en een onbekende derde persoon. [31]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 4] heeft geholpen met het schilderen van zijn huis, waarbij hij dit gasmasker heeft gedragen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en onaannemelijk, nu verdachte deze verklaring pas ter zitting heeft afgelegd en de gasmaskers niet in de woning van [medeverdachte 4] zijn aangetroffen, maar aan de [adres] . De verklaring wordt overigens ook niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
4.3.2
Conclusies
Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat, gelet op de aangetroffen situatie aan de [adres] , te weten de aangetroffen hoeveelheid drugs, de combinatie van aangetroffen voorwerpen in samenhang bezien met de contante bedragen in kleine coupures, buiten redelijke twijfel vast staat dat in die woning drugs werden bewerkt en verwerkt.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode dagelijks meermalen telefonisch contact had met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en dat die gesprekken veelal drugsgerelateerde onderwerpen hadden. Ook blijkt uit de observaties en tapgesprekken dat verdachten een groot deel van hun tijd doorbrachten aan de [adres] te Enschede.
De rechtbank is gelet op alle voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en in samenhang bezien, alsmede gelet op het feit dat op 15 januari 2019 verdachte daadwerkelijk in de woning, waar volop drugs aanwezig waren, is aangetroffen, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 met anderen heeft gehandeld in cocaïne, heroïne en XTC.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de handel door verdachte in hennep, zodat zij hem van het onder 3 ten laste gelegde zal vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het verblijf van verdachte op 15 januari 2019 – en ook op eerdere momenten – in de woning aan de [adres] , de aanwezigheid van drugs in de woning, de van verdachte afkomstige DNA-sporen op voorwerpen die gebruikt worden bij het verwerken van drugs en de aanwijzingen voor het handelen in harddrugs in de periode voorafgaand aan 15 januari 2019, de aangetroffen drugs zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en hij daarover (mede) kon beschikken.
De rechtbank acht het, samen met anderen, aanwezig hebben van 216,07 gram cocaïne, 1.311,32 gram heroïne, 36,53 gram MDMA en 52,29 gram hennep, zoals ten laste gelegde onder 2 en 4, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- een hoeveelheid cocaïne, en
- een hoeveelheid heroïne, en
- een hoeveelheid XTC,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 15 januari 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk (in een woning aan de [adres] aanwezig heeft gehad
- ongeveer 216,07 gram cocaïne, en
- ongeveer 1311,32 gram heroïne, en
- ongeveer 36,53 gram MDMA,
zijnde cocaïne en heroïne en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
4.
hij op 15 januari 2019 te Enschede tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een woning aan de [adres] aanwezig heeft gehad ongeveer 52,29 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en 2 en 3 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) dient te volgen, wat zou betekenen dat in geval van een bewezenverklaring een gevangenisstraf van negen maanden dient te worden opgelegd. Het deel van die negen maanden dat verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht kan onvoorwaardelijk worden opgelegd en het overige deel dient voorwaardelijk te worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het handelen in harddrugs en het voorhanden hebben van hard- en softdrugs. De verspreiding van en handel in harddrugs en als afgeleide het gebruik ervan, betekenen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich daar geen rekenschap van gegeven en de rechtbank rekent dit hem aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het LOVS in aanmerking genomen. Die oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor het aanwezig hebben van tussen de 1.500 en 2.000 gram harddrugs, zeven maanden gevangenisstraf en voor het aanwezig hebben van tussen de 31 en 100 gram softdrugs een geldboete ten bedrage van € 200,--. Voor het dealen van harddrugs gedurende drie tot zes maanden wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden gegeven.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van veertien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Op de straf dient de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering te worden gebracht en de rechtbank bepaalt de proeftijd op twee jaren.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder de nummers 1 en 3 vermelde Nokia telefoons moeten worden verbeurdverklaard, omdat het voorwerpen betreft die aan verdachte toebehoren en het voorwerpen betreffen met behulp van welke de feiten zijn begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende op de beslaglijst onder nummer 2 vermelde Samsung telefoon, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 Sr en 10 en 11 OW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten de op de beslaglijst onder de nummers 1 en 3 vermelde Nokia telefoons;
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst onder 2 vermelde Samsung telefoon aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. M.J.C.M. Manders, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2019.
Buiten staat
Mr. Manders is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier genaamd “Hydra/ON2R018100” van de politie-eenheid Oost-Nederland, basisteam Enschede met dossiernummer 2018469377. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 389; Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 396.
3.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 34, pagina 309.
4.Het proces-verbaal van bevindingen Nokia, pagina 508.
5.Het proces-verbaal van bevindingen [medeverdachte 1] , pagina’s 309 en 310.
6.Het proces-verbaal van de zitting van 16 juli 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
7.Het proces-verbaal Samsung [medeverdachte 1] , pagina’s 521-522.
8.Het proces-verbaal van bevindingen aansturing [medeverdachte 1] , pagina’s 326 en 327.
9.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 532.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 316 tot en met 320.
11.Het proces-verbaal van de zitting van 16 juli 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] .
12.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 378 en 379.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 448.
14.Het proces-verbaal van de zitting van 16 juli 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 3] .
15.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 384.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 385.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 384 tot en met 387.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 539.
19.Het proces-verbaal van bevindingen histo’s [verdachte] , pagina’s 542 tot en met 544.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 190.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 332.
22.Het proces-verbaal van observatie 3 december 2018, pagina’s 351 en 352.
23.Het proces-verbaal van observatie 8 januari 2019, pagina’s 359 en 362.
24.Het proces-verbaal [medeverdachte 2] uit raam [adres] , pagina’s 340 en 341.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 499.
26.Lijst van inbeslaggenomen goederen, pagina 504.
27.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 499.
28.Het proces-verbaal van bevindingen notities [adres] , pagina 512.
29.Lijst van inbeslaggenomen goederen, pagina 502.
30.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina’s 740 tot en met 742.
31.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina’s 740 tot en met 742.