ECLI:NL:RBOVE:2019:2665

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juli 2019
Publicatiedatum
30 juli 2019
Zaaknummer
08-952876-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in harddrugs en voorhanden hebben van hard- en softdrugs

Op 30 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van het medeplegen van het handelen in harddrugs en het voorhanden hebben van hard- en softdrugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat leidde tot de aanhouding van de verdachte op 15 januari 2019 in een woning in Enschede, waar aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, heroïne, MDMA en hennep werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, een actieve rol had in de drugshandel en dat er voldoende bewijs was voor de tenlasteleggingen. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere ten laste gelegde feiten, maar achtte de bewezenverklaring van de belangrijkste feiten voldoende onderbouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van drugshandel en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-952876-18 (P)
Datum vonnis: 30 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] ,
nu verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 16 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Jansen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. T. Seker, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen gedurende een periode van drieënhalve maand heeft gehandeld in harddrugs;
feit 2:al dan niet samen met anderen op een tweetal adressen een hoeveelheid harddrugs aanwezig heeft gehad;
feit 3:al dan niet samen met anderen gedurende een periode van drieënhalve maand heeft gehandeld in softdrugs;
feit 4:al dan niet samen met anderen op een tweetal adressen een hoeveelheid hennep aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019
te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elk geval hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne en/of
- een (grote) hoeveelheid heroïne, in elk geval hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of
- een (grote) hoeveelheid XTC, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een woning aan [adres 2]
) aanwezig heeft gehad
- ongeveer 216,07 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, en/of
- ongeveer 1311,32 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, en/of
- ongeveer 36,53 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA,
zijnde cocaïne en/of heroïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019
te Enschede, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, een (grote) hoeveelheid hennep, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij op of omstreeks 15 januari 2019 te Enschede tezamen en in vereniging met
een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in een woning aan [adres 2]
) aanwezig heeft gehad ongeveer 52,29 gram, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, maar dat de ten laste gelegde feiten onder 1, 2 en 4 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Met betrekking tot de onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman aangevoerd dat de enkele aanwezigheid van verdachte in de woning onvoldoende is om hem verantwoordelijk te houden voor de drugs. De raadsman heeft voorts gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte “ [alias 1 verdachte] ” wordt genoemd noch dat hij de gebruiker was van de zwarte Nokia met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , hetgeen verdachte ook ontkent. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat het opvallend is dat in de kennisgeving van inbeslagname staat vermeld dat de Nokia tijdens de insluitingsfouillering in beslag is genomen en dat deze niet is ondertekend door de hulpofficier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Gelet op de inhoud van het dossier [1] en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vast, waarbij de rechtbank allereerst in zal gaan op de in de tapgesprekken naar voren gekomen sluiertaal en daarna op de vraag wie volgens haar de gebruikers waren van een aantal getapte telefoonnummers.
Sluiertaal
De rechtbank stelt allereerst dat het een feit van algemene bekendheid is dat in de handel van verdovende middelen, versluierende bewoording dan wel straattaal wordt gebruikt, om bepaalde producten en hoeveelheden aan te duiden, zonder het eigenlijke product te benoemen. Zo worden veelal de volgende termen gebruikt: wit, bruin, licht, donker, doeroe, borie, neus, gekookt, wit om te roken en rauw. De rechtbank overweegt dat met de termen bruin, donker, doeroe heroïne wordt bedoeld. Met de termen wit, licht en neus wordt cocaïne bedoeld en met de termen gekookt, wit, cocaïne om te roken en met borie wordt uitgekookte cocaïne bedoeld, die gerookt kan worden. [2]
Telefoonnummers [telefoonnummer 2] , [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 4]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] werd door medeverdachte [medeverdachte 1] op 21 september 2018 bij de politie te Enschede opgegeven als zijnde zijn nummer. [3] De rechtbank stelt dan ook vast dat dit nummer aan [medeverdachte 1] is te linken. Zo is [medeverdachte 1] op 18 november 2018 rond 05.25 uur al bellend gezien, terwijl hij richting het Nationaal Muziekkwartier liep. Uit het tapgesprek op dezelfde datum om 05.27 uur komt naar voren dat de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 3] bij het Muziekkwartier is. Met dit nummer werd dagelijks ingebeld naar het (hierna te bespreken) nummer [telefoonnummer 5] .
Het toestel [telefoonnummer 2] werd op 15 januari 2019 aangetroffen in de woning aan [adres 2] te Enschede. [4] Ook [medeverdachte 1] is in dat appartement aangehouden.
Uit de tap volgt dat de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] veelvuldig werden gebruikt en dat de inhoud van de gesprekken – al dan niet versluierd – vooral drugs en drugshandel betroffen. De gebruiker van deze beide nummers noemt zichzelf ‘ [alias medeverdachte 1] ’ en werd ook door anderen ‘ [alias medeverdachte 1] ’ genoemd. [5]
Tijdens de aanhouding op 15 januari 2019 is ook een zwarte Samsung smartphone met telefoonnummer [telefoonnummer 6] bij [medeverdachte 1] aangetroffen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat deze telefoon hem toebehoort. [6] Eén van de contacten in deze telefoon is een [naam 1] . Dit betreft [naam 1] ; de vriendin van [medeverdachte 1] . [naam 1] noemt [medeverdachte 1] meerdere malen “ [alias medeverdachte 1] ”. [7]
Dit maakt dat naar het oordeel van de rechtbank buiten redelijke twijfel vast staat dat de telefoons met nummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 3] beiden in gebruik zijn bij [medeverdachte 1] . De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging doordat ene [naam 2] regelmatig contact had met het nummer [telefoonnummer 2] , om “bruin” of “wit” te bestellen. Zo ook op 3 december 2018, waarna vervolgens [telefoonnummer 3] direct belde met het (hierna te bespreken) telefoonnummer [telefoonnummer 5] en refereert aan dit zojuist gevoerde gesprek met [naam 2] . [8]
Het toestel met nummer [telefoonnummer 4] is op 15 januari 2019 onder [medeverdachte 1] in beslag genomen, zoals blijkt uit de kennisgeving van inbeslagneming in combinatie met het – door verbalisant ondertekende – proces-verbaal van bevindingen. [9] Dat het tijdstip genoemd in de kennisgeving van inbeslagneming niet juist lijkt te zijn, beschouwt de rechtbank, gelet op de samenhang tussen voornoemde documenten, als een kennelijke verschrijving. Uit de tapgesprekken komt naar voren dat er tussen 9 en 15 januari 2019 29 keer contact is geweest tussen nummer [telefoonnummer 1] , zijnde het nummer van verdachte (hierna te bespreken) en het nummer [telefoonnummer 4] , toebehorende aan medeverdachte [medeverdachte 1] , waarbij er communicatie is omtrent de handel in verdovende middelen.
Telefoonnummer [telefoonnummer 5]
Uit de historische verkeersgegevens van deze telefoon is gebleken dat deze telefoon op 20 augustus 2018 voor het eerst de paallocatie bij de mast aan de Sesamstraat te Enschede aanstraalde. In de periode van 20 augustus 2018 tot en met 24 oktober 2018 heeft dit nummer 5610 contactmomenten gehad. Op basis van de inhoud van de gesprekken, waar veelal wordt gesproken over “1 gram donker en 20 licht” en “een hele donkere en een halve wit”, alsmede de hoeveelheid contactmomenten concludeert de rechtbank dat dit nummer een deallijn is. [10] Hoofdgebruiker van deze deallijn is medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ). [11]
Uit de tap volgt dat de gebruiker van dat nummer op 28 november 2018 aan al zijn klanten heeft gemeld dat hij een nieuw nummer heeft en dat het niet de bedoeling is het huidige nummer nog te gebruiken. [12] Het nieuwe dealnummer werd [telefoonnummer 7] .
Telefoonnummer [telefoonnummer 7]
Met dit nummer worden dagelijks gemiddeld 127 gesprekken gevoerd. Ook heeft dit nummer met meerdere nummers contact die eveneens op de deallijn [telefoonnummer 5] naar voren kwamen. Het toestel behorend bij dit nummer werd op 15 januari 2019 aangetroffen op de bestuurdersstoel van een rode personenauto met kenteken [kenteken 1] , in welke auto [medeverdachte 2] reed op het moment dat hij werd aangehouden. [13] [medeverdachte 2] heeft bovendien ter zitting verklaard dat dit nummer door hem werd gebruikt. Net als bij het telefoonnummer [telefoonnummer 5] werd de gebruiker aangesproken met [medeverdachte 2] . [14]
De rechtbank stelt vast dat ook dit nieuwe dealnummer in gebruik was bij [medeverdachte 2] .
Telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Het toestel met dit nummer is op 15 januari 2019 onder verdachte in beslag genomen, zoals blijkt uit de kennisgeving van inbeslagneming in combinatie met het – door verbalisant ondertekende – proces-verbaal van bevindingen. [15] Dat het tijdstip genoemd in de kennisgeving van inbeslagneming niet juist lijkt te zijn, beschouwt de rechtbank, gelet op de samenhang tussen voornoemde documenten, als een kennelijke verschrijving.
Uit tapgesprekken is gebleken dat de gebruiker van dit nummer zichzelf [alias 1 verdachte] / [alias 2 verdachte] of [alias 3 verdachte] noemt en in één gesprek noemde de gebruiker zichzelf [verdachte] . [16] Het nummer heeft meerdere keren contact gehad met de deallijn met nummer [telefoonnummer 7] , waar deze gesprekken veelal drugsgerelateerd waren en waaruit een (aan)sturende rol van de gebruiker naar voren komt. Ook met andere personen werden er gesprekken gevoerd die drugsgerelateerd zijn. [17]
De rechtbank concludeert dat verdachte de gebruiker van het toestel met nummer [telefoonnummer 1] is geweest.
Telefoonnummer [telefoonnummer 8]
Het toestel met dit nummer is op 15 januari 2019 onder medeverdachte [medeverdachte 3] in beslag genomen. Dit nummer heeft veelvuldig contact met ‘ [naam 3] ’, zijnde de vriendin van [medeverdachte 3] . [18] Uit de historische gegevens is gebleken dat dit nummer in de periode van 30 november 2018 tot en met 15 januari 2019 639 keer de mast aan het Van Speijkplein in Borne heeft aangestraald. Dit is in de buurt van de woning van de vriendin van [medeverdachte 3] . De mast aan de Sesamstraat te Enschede, waar [adres 2] onder valt, wordt 337 keer aangestraald. In genoemde periode is er met deze telefoon 1914 keer telefonisch contact geweest. Uit tapgesprekken is gebleken dat er drugsgerelateerde gesprekken worden gevoerd, met onder meer [medeverdachte 2] en [verdachte] . [19]
[medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat hij de telefoon al een paar maanden in gebruik heeft, dat hij er als enige gebruik van maakt en de telefoon nooit uitleent. [20] Hoewel [medeverdachte 3] later terugkomt op deze verklaring en ontkent dat hij als enige gebruik maakte van de telefoon en gesprekken over drugs voerde, acht de rechtbank zijn eerste verklaring geloofwaardig en aannemelijk. De latere verklaring lijkt vooral ingegeven door de opsporingsresultaten, waar verdachte toen kennis van had gekregen en die voor de gebruiker van de telefoon belastend zijn. De rechtbank concludeert dan ook dat [medeverdachte 3] de enige gebruiker van het toestel met nummer [telefoonnummer 8] was.
Observaties
Op 5 november 2018 wordt door het observatieteam gezien dat een man met een donkerkleurige jas, voorzien van een capuchon met een zwart gewatteerde bontkraag, een portiekdeur opende bij [adres 2] , voorzien van de nummers [huisnummers] . [21] Deze man werd later herkend als zijnde verdachte.
Op 3 december 2018 werd gezien dat [medeverdachte 1] samen met een andere man uit de portiekflat aan [adres 2] met de nummers [huisnummers] kwam. Zij reden weg in een zwarte Seat met kenteken [kenteken 2] , waarmee zij even later weer terugkwamen en waarna zij diezelfde portiekflat met de nummers [huisnummers] weer binnen gingen. [22]
Op 8 januari 2019 werd gezien dat [medeverdachte 2] minstens twee keer kort contact had met iemand, terwijl hij alleen in een rode Citroën, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , zat. Tevens werd gezien dat [medeverdachte 1] uit de portiekflat aan [adres 2] kwam. Later werd gezien dat een persoon een doos naar beneden gooide uit het raam van de woning aan [adres 2] . [23] Deze persoon werd later wederom herkend als zijnde verdachte. [24]
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte op meerdere dagen in de woning aan [adres 2] aanwezig is geweest. Uit de tapgesprekken komt ook nog eens naar voren dat verdachte op 7 januari 2019 bij een eettent/cafetaria eten heeft besteld dat bezorgd moest worden aan [adres 2] . [25]
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij toevallig alleen op de dag van de aanhouding in de woning aan [adres 2] te Enschede aanwezig is geweest, dan ook volstrekt ongeloofwaardig.
[adres 2] te Enschede
Op 15 januari 2019 is verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] aangetroffen en aangehouden in de woning aan [adres 2] te Enschede. Verdachten bevonden zich op het moment van binnentreden in een open ruimte die de keuken en woonkamer besloeg. Op een stuk papier in de keuken lag open en bloot in totaal 27 gram aan brokjes cocaïne. [26] In een keukenla werd 52,29 gram hennep aangetroffen. [27] Verder werd in de keuken verpakkingsmateriaal, folie, weegschaaltjes, ammoniak en een waterkoker met witte aanslag aangetroffen. [28] In de keukenla werden cocaïne, heroïne, xtc-pillen en cannabis aangetroffen.
In de woning zijn bij de zoeking enkele verscheurde notities gevonden. Op deze handgeschreven briefjes stonden hoeveelheden, geldbedragen en termen als ‘betaalen’, ‘wittie’ en ‘doeroe’. Ook staan er getallen met de namen ‘ [naam 4] ’ en ‘ [naam 5] ’, welke namen als contacten in de telefoon van [medeverdachte 1] stonden vermeld. [29]
Op twee plekken in de woning is een groot contant geldbedrag aangetroffen. Tussen kleding in de wasmachine is een bedrag van € 1.870,-- aangetroffen en onder het matras in een slaapkamer is een bedrag van € 4.500,-- aangetroffen. Beide bedragen werden in biljetten van 50, 20, 10 en 5 euro aangetroffen. [30]
In een slaapkamer van de woning werden tevens twee gasmaskers, een hamer, twee zeven, een stoffen doek en een pers aangetroffen. [31]
Het NFI heeft onderzoek verricht naar de gasmaskers. Daaruit is gebleken dat op het zwarte gasmasker een DNA mengprofiel is vastgesteld, waarvan het hoofdprofiel matcht met het DNA van verdachte. Daarnaast zijn in het mengprofiel kenmerken van [medeverdachte 1] aangetroffen. Op het blauwe gasmasker is een profiel vastgesteld dat matcht met het DNA van medeverdachte [medeverdachte 3] . Het mengprofiel matcht met het DNA van verdachte en [medeverdachte 3] en een onbekende derde persoon. [32]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij medeverdachte [medeverdachte 4] heeft geholpen met het schilderen van zijn huis, waarbij hij dit gasmasker heeft gedragen. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en onaannemelijk, nu verdachte deze verklaring pas ter zitting heeft afgelegd en de gasmaskers niet in de woning van [medeverdachte 4] zijn aangetroffen, maar aan [adres 2] . De verklaring wordt overigens ook niet ondersteund door andere bewijsmiddelen in het dossier.
4.3.2
Conclusies
Ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt dat, gelet op de aangetroffen situatie aan [adres 2] , te weten de aangetroffen hoeveelheid drugs, de combinatie van aangetroffen voorwerpen in samenhang bezien met de contante bedragen in kleine coupures, buiten redelijke twijfel vast staat dat in die woning drugs werden bewerkt en verwerkt.
De rechtbank overweegt voorts dat verdachte gedurende de ten laste gelegde periode dagelijks meermalen telefonisch contact had met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en dat die gesprekken veelal druggerelateerde onderwerpen hadden. Ook blijkt uit de observaties en tapgesprekken dat verdachten een groot deel van hun tijd doorbrachten aan [adres 2] te Enschede.
De rechtbank is gelet op alle voorgaande bewijsmiddelen in onderling verband en in samenhang bezien, alsmede gelet op het feit dat op 15 januari 2019 verdachte daadwerkelijk in de woning waar volop drugs aanwezig waren, is aangetroffen, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 met anderen heeft gehandeld in cocaïne, heroïne en XTC.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de handel door verdachte in hennep, zodat zij hem van het onder 3 ten laste gelegde zal vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het verblijf van verdachte op 15 januari 2019 – en ook op eerdere momenten – in de woning aan [adres 2] , de aanwezigheid van drugs in de woning, de van verdachte afkomstige DNA-sporen op voorwerpen die gebruikt worden bij het verwerken van drugs en de aanwijzingen voor het handelen in harddrugs in de periode voorafgaand aan 15 januari 2019, de aangetroffen drugs zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en hij daarover (mede) kon beschikken.
De rechtbank acht het, samen met anderen, aanwezig hebben van 216,07 gram cocaïne, 1.311,32 gram heroïne, 36,53 gram MDMA en 52,29 gram hennep zoals ten laste gelegd onder 2 en 4 dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 15 januari 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
- een hoeveelheid cocaïne, en
- een hoeveelheid heroïne, en
- een hoeveelheid XTC,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 15 januari 2019 te Enschede, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een woning aan [adres 2] aanwezig heeft gehad
- ongeveer 216,07 gram cocaïne, en
- ongeveer 1311,32 gram heroïne, en
- ongeveer 36,53 gram MDMA,
zijnde cocaïne en heroïne en MDMA, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 15 januari 2019 te Enschede tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk in een woning aan [adres 2] aanwezig heeft gehad ongeveer 52,29 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en 2 en 3 van de Opiumwet (OW). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezen verklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest passend zou zijn. Een langere gevangenisstraf dan de zeven maanden die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zou disproportioneel zijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het handelen in harddrugs en het voorhanden hebben van hard- en softdrugs. De verspreiding van en handel in harddrugs en als afgeleide het gebruik ervan, betekenen een ernstige bedreiging van de volksgezondheid, brengen onrust voor de samenleving met zich en leiden veelal, direct en indirect, tot diverse vormen van criminaliteit. Verdachte heeft zich daar geen rekenschap van gegeven en de rechtbank rekent dit hem aan.
Voorts komt uit het dossier naar voren dat verdachte, samen met medeverdachte [medeverdachte 1] , een (aan)sturende rol heeft binnen het samenwerkingsverband van verdachten, waarmee de rechtbank eveneens rekening houdt.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) in aanmerking genomen. Die oriëntatiepunten geven als uitgangspunt voor het aanwezig hebben van tussen de 1.500 en 2.000 gram harddrugs, zeven maanden gevangenisstraf en voor het aanwezig hebben van tussen de 31 en 100 gram softdrugs een geldboete ten bedrage van € 200,--. Voor het dealen van harddrugs gedurende drie tot zes maanden wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden gegeven.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, om verdachte er in de toekomst van te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen. Op de straf dient de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering te worden gebracht en de rechtbank bepaalt de proeftijd op twee jaren.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de op de beslaglijst onder 1 vermelde Nokia telefoon moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft dat aan verdachte toebehoort en het een voorwerp betreft met behulp van welke de feiten zijn begaan.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 Sr en 10 en 11 OW.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4
het misdrijf:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 4 bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten de op de beslaglijst onder nummer 1 vermelde Nokia telefoon.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. M.J.C.M. Manders, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2019.
Buiten staat
Mr. Manders is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier genaamd “Hydra/ON2R018100” van de politie-eenheid Oost-Nederland, basisteam Enschede met dossiernummer 2018469377. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 389; Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 396.
3.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 34, pagina 309.
4.Het proces-verbaal van bevindingen Nokia, pagina 508.
5.Het proces-verbaal van bevindingen [medeverdachte 3] , pagina’s 309 en 310.
6.Het proces-verbaal van de zitting van 16 juli 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
7.Het proces-verbaal Samsung [medeverdachte 1] , pagina’s 521-522.
8.Het proces-verbaal van bevindingen aansturing [medeverdachte 3] , pagina’s 326 en 327.
9.Het proces-verbaal van bevdingen, pagina 532.
10.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 316 tot en met 320.
11.Het proces-verbaal van de zitting van 16 juli 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
12.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 378 en 379.
13.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 448.
14.Het proces-verbaal van de zitting van 16 juli 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
15.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 384.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 385.
17.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 384 tot en met 387.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 539.
19.Het proces-verbaal van bevindingen histo’s [medeverdachte 3] , pagina’s 542 tot en met 544.
20.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , pagina 190.
21.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 332.
22.Het proces-verbaal van observatie 3 december 2018, pagina’s 351 en 352.
23.Het proces-verbaal van observatie 8 januari 2019, pagina’s 359 en 362.
24.Het proces-verbaal [verdachte] uit raam [adres 2] , pagina’s 340 en 341.
25.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 386.
26.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 499.
27.Lijst van inbeslaggenomen goederen, pagina 504.
28.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 499.
29.Het proces-verbaal van bevindingen notities [adres 2] , pagina 512.
30.Lijst van inbeslaggenomen goederen, pagina 502.
31.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina’s 740 tot en met 742.
32.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina’s 740 tot en met 742.