ECLI:NL:RBOVE:2019:2650

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
08-950286-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor seksueel misbruik van zijn minderjarige stiefdochter

Op 29 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 42-jarige man uit Enschede, die werd beschuldigd van het seksueel misbruiken van zijn 17-jarige stiefdochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma. De tenlastelegging omvatte ontucht met de minderjarige stiefdochter, waarbij de verdachte op 2 mei 2018 in Enschede verschillende seksuele handelingen heeft verricht.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, alsook de resultaten van het DNA-onderzoek, in overweging genomen. Het DNA-onderzoek toonde aan dat het sperma dat bij de aangeefster was aangetroffen, overeenkwam met het DNA van de verdachte, met een kans van minder dan één op één miljard dat het van iemand anders afkomstig was. Ondanks de verdediging van de verdachte, die twijfels uitte over de betrokkenheid van de verdachte, oordeelde de rechtbank dat de verklaringen van de aangeefster consistent en gedetailleerd waren en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de ontucht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft hem tevens veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, de stiefdochter, ter hoogte van € 10.206,74, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft benadrukt dat het misbruik van een minderjarige in de veilige omgeving van haar slaapkamer een ernstige inbreuk vormt op de integriteit van het slachtoffer en dat dergelijke feiten ernstige psychische schade kunnen veroorzaken. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat de rechtbank als zeer ernstig heeft aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-950286-18 (P)
Datum vonnis: 29 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1977 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
nu verblijvende in P.I. HvB Grave (Unit A + B) te Grave.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 februari 2019, 19 april 2019 en 15 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 02 mei 2018 te Enschede ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, door: - bij voornoemde [slachtoffer] in bed te gaan liggen en/of (daarbij) - die [slachtoffer] over haar blote rug te kriebelen en/of (vervolgens) haar blote borst te betasten en/of te bevoelen en/of (vervolgens) - de pyjama- en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden te trekken en/of
(vervolgens) - met zijn, verdachtes, vinger(s) over de vagina en/of de schaamstreek van die [slachtoffer] te wrijven en/of (vervolgens) - zijn, verdachtes, vinger(s) en penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te drukken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich het standpunt gesteld dat op basis van de verklaring van aangeefster en de resultaten van het DNA-onderzoek van de bij aangeefster afgenomen bemonsteringen, het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er gerede twijfel bestaat over verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken. De raadsman merkt in dat verband, zakelijk weergegeven, op
-dat [slachtoffer] zelf heeft verklaard dat verdachte niet in haar is klaargekomen;
-dat, ondanks het feit dat de woning erg gehorig is en naar alle waarschijnlijkheid de deuren van de slaapkaper van [slachtoffer] en haar broer geopend waren, die broer kennelijk niets heeft gehoord;
-dat [slachtoffer] op het moment waarop er van ontucht sprake zou zijn geweest, geen kik heeft gegeven en niet is weggelopen, terwijl zij daartoe wel de mogelijkheid had;
-dat [slachtoffer] een motief had om belastend over verdachte te verklaren en
-dat verdachte nooit eerder ter zake van zedendelicten met politie en justitie in aanraking is geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[slachtoffer] heeft op 2 mei 2018 aangifte gedaan van door haar stiefvader, verdachte, gepleegde ontucht. Aangeefster heeft daarover verklaard dat verdachte die dag omstreeks 07.00 uur bij haar in bed kwam liggen en hij vervolgens over haar blote rug kriebelde, over haar blote borst ging en eraan wriemelde, haar pyjamaboek en onderbroek naar beneden trok, met zijn hand tussen haar benen ging, met zijn vinger om haar vagina begon te wrijven, met zijn vingers in en uit haar vagina ging en vervolgens met zijn piemel in haar vagina ging en er gedurende een paar minuten in en uit ging.
In de bemonstering van een bij [slachtoffer] afgenomen zedenkit is “vagina-ingang” en “diep vaginaal” spermavloeistof aangetroffen en onderzocht door het NFI. Door het NFI wordt op 19 oktober 2018 gerapporteerd dat het DNA uit die spermavloeistof matcht met het DNA van verdachte, in die zin dat de kans dat het DNA profiel van een ander persoon afkomstig is dan van verdachte, kleiner is dan één op één miljard.
De rechtbank acht op basis van vorenstaande verklaring, bemonstering en rapportage bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] .
Verdachtes bij de politie en ter terechtzitting afgelegde verklaringen en zijn in die verklaringen geschetste scenario omtrent de aanwezigheid van zijn sperma in de vagina van [slachtoffer] , namelijk dat hij bij het masturberen zijn sperma heeft opgevangen in een handdoek en deze handdoek vervolgens in de wasmand heeft gedeponeerd en het volgens hem niet anders kan zijn dat zijn stiefdochter die handdoek uit de wasmand heeft gehaald en het daarin aanwezig sperma bij zichzelf naar binnen heeft gebracht om hem, verdachte een hak te zetten, wordt de rechtbank als volstrekt ongeloofwaardig en onaannemelijk terzijde gesteld.
De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de duidelijke, gedetailleerde en consistente verklaringen van [slachtoffer] omtrent het ten laste gelegde feit, te meer nu die verklaring wordt ondersteund door de rapportage van het NFI over de afgenomen bemonsteringen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 mei 2018 te Enschede ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2000, door:
- bij voornoemde [slachtoffer] in bed te gaan liggen en daarbij
- die [slachtoffer] over haar blote rug te kriebelen en haar blote borst te betasten en te bevoelen en
- de pyjama- en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden te trekken en
- met zijn, verdachtes, vinger(s) over de vagina en de schaamstreek van die [slachtoffer] te wrijven en
- zijn, verdachtes, vinger(s) en penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te drukken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in het geval van een bewezenverklaring bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Het wordt verdachte ernstig aangerekend dat hij zijn minderjarige stiefdochter, die hem als haar eigen vader beschouwde, in de veilige omgeving van haar slaapkamer, seksueel heeft misbruikt, waarbij onder meer sprake was van het seksueel binnendringen in haar lichaam. Verdachte heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op zowel de lichamelijke- en geestelijke integriteit van het slachtoffer, als op één van de meest elementaire verhoudingen in het leven, namelijk die tussen (stief)ouder en kind, waarbij het kind onder alle omstandigheden behoort te kunnen vertrouwen op de onvoorwaardelijke bescherming van de ouder. Dat vertrouwen is door verdachte op ernstige wijze beschaamd. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort feiten vaak langdurige en ernstige psychische schade ondervinden. Daarnaast schokken dit soort feiten de rechtsorde in ernstige mate. Dat die schade zich ook daadwerkelijk bij het slachtoffer heeft geopenbaard blijkt wel uit de door haar op schrift gestelde en door haar raadsvrouw ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij, zoals ook ter zitting duidelijk is geworden, weigert verantwoordelijkheid te nemen voor het door hem gepleegde feit en zichzelf niet alleen in een slachtofferrol plaatst maar zich bovendien, ook ter zitting, grievend tegenover het slachtoffer uitlaat.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf volledig recht doet aan de ernst van het feit en dat aan verdachte een vrijheidsstraf van na te melden duur dient te worden opgelegd.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , bijgestaan door mr. N.M.E. Verpaalen, advocaat te Breda, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 10.206,74 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- telefoonkosten € 65,--
- reiskosten €141,74
Voor immateriële schade wordt een bedrag van € 10.000,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in het geheel dient te worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak. In het geval van een bewezenverklaring en veroordeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten worden - in het geval van een bewezenverklaring - door de raadsman niet betwist en zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 10.206,74, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: ontucht plegen met zijn minderjarige stiefkind;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 10.206,74, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2018;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 10.206,74,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 mei 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
86 dagenzal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M.G. Ellenbroek en
mr. M.A.H. Heijink , rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2019.
Mr. Venekatte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2018189285 van 16 november 2018. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 2 mei 2018 (pagina’s 26 tot en met 33), dat, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende inhoudt.
Ik ben 17 jaar oud. Ik woon met mijn moeder en stiefvader [verdachte] aan [adres] . Vanmorgen rond de klok van 07.00 uur lag ik nog te slapen. Ik lag in mijn bed. Toen er iemand bij mij in bed kwam liggen werd ik wakker. Ik zag gelijk dat het [verdachte] , mijn stiefvader was. Mijn vader ging op zijn buik naast mij liggen. Hij
ging daarna met zijn linker hand over mijn blote rug. Hij ging namelijk onder mijn
pyjamashirt. Hij begon over mijn rug te kietelen. Daarna ging hij door en ging over
mijn rug heen naar mijn linker borst. Hij zat aan mijn borst. Hij trok mijn linker
kant iets omhoog zodat ik iets met de rug naar hem toe kwam te liggen. Hij ging met
zijn linkerhand over mijn borst. Hij zat aan mijn borst te wriemelen. Daarna trok hij
zijn hand terug en kietelde hij mijn rug. Daarna begon hij met zijn linker
hand mijn pyjamabroek naar beneden te trekken en hij trok mijn onderbroek ook mee.
Daarna ging hij met zijn hand tussen mijn benen door naar mijn vagina en begon met zijn
vinger om mijn vagina te wrijven. Daarna ging hij met zijn vinger in mijn vagina. Dat
duurde ongeveer 5 minuten en daarna ging hij met zijn piemel in mijn vagina. Hij deed dat
door een been van mij iets op te tillen en via de achterkant met zijn piemel in
mijn vagina te gaan. Hij ging er in en uit. Dat deed hij een paar minuten.
2.
Een door het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag opgemaakt rapport van 19 oktober 2018 (pagina’s 54 tot en met 56), hetwelk, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende inhoudt:
Politie Eenheid Oost-Nederland heeft verzocht onderzoeksmateriaal ZAAC9133NL
(onderzoeksset zedendelicten van slachtoffer [slachtoffer] ) te onderzoeken op de
aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is het
vaststellen of de onderzoeksset zedendelicten DNA bevat van een andere persoon dan het slachtoffer zelf. Tevens is verzocht het DNA-profiel van verdachte [verdachte] te
betrekken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Onderzoek naar biologische sporen
Onderstaande bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten zijn onder mee onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof). De resultaten van dit onderzoek staan vermeld in Tabel 1
Tabel 1 Overzicht resultaten onderzoek naar biologische sporen
omschrijving bemonstering: vagina ingang;
microscopisch spermacellen aangetroffen: ja;
aanwijzing voor spermavloeistof: ja;
voor DNA-onderzoek veiliggesteld als ZAAC9133NL #01;
omschrijving bemonstering: diep vaginaal;
microscopisch spermacellen aangetroffen: ja;
aanwijzing voor spermavloeistof: ja;
voor DNA-onderzoek veiliggesteld als ZAAC9133NL #02.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek.
ZAAC9133NL#01 en #02: bemonsteringen uit de onderzoeksset zedendelicten van slachtoffer [slachtoffer] ;
WAAA2073NL: referentiemonster wangslijmvlies van slachtoffer [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum 2] 2000).
Resultaten, interpretatie en conclusie
Van het referentiemateriaal van slachtoffer [slachtoffer] WAAA2073NL is een DNA-profiel
verkregen. Dit DNA-profiel en het DNA-profiel van verdachte [verdachte] RAAK7116NL
(geboren op [geboortedatum 1] 1977) zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Van het sperma in bemonsteringen ZAAC9133NL#01 en #02 zijn DNA-profielen verkregen
van een man. Deze DNA-profielen matchen met elkaar en met het DNA-profiel van
verdachte [verdachte] RAAK7116NL. Dit betekent dat bemonsteringen ZAAC9133NL#01
en #02 sperma bevatten dat afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte] . De kans dat
het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man met de DNA-profielen van het sperma in
bemonsteringen ZAAC9133NL#01 en #02 matcht is kleiner dan één op één miljard.