ECLI:NL:RBOVE:2019:2649

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 juli 2019
Publicatiedatum
29 juli 2019
Zaaknummer
08-770261-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag door steekincident in Enschede

Op 29 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige vrouw uit Enschede, die haar partner op 7 september 2018 meerdere malen met een vleesmes heeft gestoken. De rechtbank heeft de vrouw schuldig bevonden aan poging tot doodslag en haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 352 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uur. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 15 juli 2019, waar de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, de vordering indiende. De verdachte heeft verklaard dat zij in een emotionele toestand handelde na een woordenwisseling met haar partner, die haar had geslagen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, gezien de aard van de verwondingen en de omstandigheden waaronder deze zijn toegebracht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische toestand, en heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten, wat in haar voordeel heeft meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-770261-18 (P)
Datum vonnis: 29 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. L.J. Krijgsman, advocaat te Enter, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte (primair) geprobeerd heeft [slachtoffer] te doden, dan wel (subsidiair) geprobeerd heeft die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel (meer subsidiair), die [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 07 september 2018 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp in zijn (linker) borst, althans in zijn (boven)lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn (rechter) knie, althans in zijn (rechter) been heeft gestoken en/of gesneden en/of -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn (rechter) pols, althans in zijn (rechter) arm heeft gestoken en/of gesneden en/of -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn (linker) arm heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiar, ter zake dat
zij op of omstreeks 07 september 2018 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan haar levensgezel, [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn (linker) borst, althans in zijn (boven)lichaam heeft gestoken en/of gesneden en/of -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans meteen scherp en/of puntig voorwerp in zijn (rechter) knie, althans in zijn (rechter) been heeft gestoken en/of gesneden en/of -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp in zijn (rechter) pols, althans in zijn (rechter)
arm heeft gestoken en/of gesneden en/of -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn (linker) arm heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, meer subsidiar, ter zake dat
zij op of omstreeks 07 september 2018 te Enschede haar levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door: -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn (linker) borst, althans in zijn (boven)lichaam te steken en/of snijden en/of -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn (rechter) knie, althans in zijn (rechter) been te steken en/of snijden en/of -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp in zijn (rechter) pols, althans in zijn (rechter) arm te steken en/of snijden en/of -die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans met een
scherp en/of puntig voorwerp in zijn (linker) arm te steken en/of snijden.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat op basis van de verklaring van verdachte, haar partner [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , het primair ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard, in die zin dat sprake is voorwaardelijk opzet op de dood.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu opzet, ook in voorwaardelijke zin, ontbreekt. Voor het meer subsidiair ten laste gelegde kan volgens de raadsman een bewezenverklaring volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vaststelling feiten
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op 7 september 2018, na een woordenwisseling met haar partner [slachtoffer] ( [slachtoffer] ), waarbij [slachtoffer] haar met de vlakke hand in het gezicht had geslagen, naar haar huis is gerend en [slachtoffer] haar daarbij is gevolgd. Verder heeft zij verklaard dat [slachtoffer] vervolgens op de door haar afgesloten achterdeur heeft gebonsd en heeft geroepen dat zij open moest doen en dat zij, toen hij niet wegging, een groot mes heeft gepakt met de bedoeling [slachtoffer] af te schrikken. Vervolgens heeft zij verklaard dat zij, nadat zij de achterdeur had geopend en [slachtoffer] naar binnen was gegaan en zij hem nogmaals had gezegd weg te gaan, [slachtoffer] in paniek met het mes in de buurt van schouder en in de knie heeft geprikt.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij [slachtoffer] met een koksmes/vleesmes heeft gestoken.
In een proces-verbaal van bevindingen hebben verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] gerelateerd dat zij in verband met een steekincident, naar het perceel [adres 1] te Enschede zijn gegaan en daar zagen dat twee personen bezig waren het slachtoffer, [slachtoffer] , te verzorgen. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard te hebben gehoord dat het slachtoffer zei dat hij door zijn vriendin was gestoken. Verbalisanten hebben verder verklaard dat zij zagen dat het slachtoffer een steekwond in zijn linkerborst en twee steekwonden in de rechterknie had.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij, nadat hij op 7 september 2018 de woning aan [adres 1] te Enschede was binnen gegaan, hoorde dat de man zei dat hij ruzie had gehad met zijn vriendin dat zij hem had neergestoken. Verder heeft de getuige verklaard dat hij, toen de man het T-shirt omhoog deed, zag dat de man meerdere steekwonden had, te weten twee steekwonden in zijn linkerschouderblad en twee steekwonden in zijn linkerknie.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij, nadat zij op 7 september 2018 de woning aan [adres 1] te Enschede was binnen gegaan, een man in de woning zag met bloed op zijn borst, ter hoogte van het hart. Verder heeft zij verklaard dat zij verpleegster is en zag dat de man op zijn borst twee sneetjes dicht bij elkaar had zitten en twee sneetjes aan zijn knie had. Zij verklaarde te hebben gehoord van de man dat hij ruzie had gehad met zijn vriendin en dat zij hem had gestoken.
In een nadere verklaring heeft de getuige [getuige 2] verklaard dat zij het meer steekwonden dan snijwonden vond aangezien het openstaande wondjes waren.
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zijn partner
[slachtoffer] meerdere malen met een groot mes in de borst en de knie heeft gestoken.
(Voorwaardelijk) opzet
Ten aanzien van het aan verdachte onder het primair ten laste gelegde feit ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte - al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] .
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Hierbij zijn de omstandigheden van het geval van belang.
De rechtbank stelt in dit verband het volgende vast.
Verdachte, die heeft verklaard slechtziend te zijn en geen afstand te kunnen inschatten, heeft haar partner, terwijl zij - zoals zij bij de politie heeft verklaard - driekwart liter wijn had gedronken, in een emotionele en geagiteerde toestand van dichtbij met een groot vleesmes, meerdere malen in zijn lichaam, onder meer tweemaal in de linkerborst, gestoken.
Door met een mes linksboven in de borstkas van haar partner te steken, is de kans dat zodoende een of meer vitale organen zoals het hart en de longen zouden worden geraakt als gevolg waarvan het slachtoffer dodelijk zou worden verwond, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Ook voor de verdachte moet het voorzienbaar zijn geweest dat het met een groot mes steken in het bovenlichaam van een nabij staande persoon een aanmerkelijke kans op fataal letsel in het leven roept.
De gedragingen van de verdachte kunnen naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het mogelijk gevolg (het dodelijk verwonden van het slachtoffer), dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is daarom van oordeel dat opzet in voorwaardelijke vorm bewezen kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan met dien verstande dat :
zij op 7 september 2018 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- die [slachtoffer] meermalen met een mes in zijn linkerborst heeft gestoken en
- die [slachtoffer] meermalen met een mes in zijn rechterknie heeft gestoken en/of
gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 287 jo. artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het primair bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen waarvan 352 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest en met oplegging van de in de reclasseringsrapportage van 27 juni 2019 genoemde voorwaarden en een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de duur van de gevorderde gevangenisstraf dient te worden gematigd, waarbij verdachte zich kan vinden in de door de reclassering voorgestelde voorwaarden. Tot het verrichten van een taakstraf is verdachte volgens de raadsman, vanwege haar fysieke toestand niet in staat.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Het wordt verdachte ernstig aangerekend dat zij een uit de hand gelopen meningsverschil en handgemeen met haar partner heeft willen beslechten door hem met een groot vleesmes meerdere malen in het lichaam te steken. Het is een gelukkig toeval dat dit niet tot de dood van het slachtoffer heeft geleid maar dat het letsel beperkt is gebleven tot enkele snij- of steekwonden. Verdachte heeft ter zitting enerzijds verklaard spijt te hebben van wat zij gedaan heeft en zich daarvoor enorm te schamen, maar anderzijds bij de rechtbank de indruk gewekt dat zij dat feit bagatelliseert.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de duur daarvan, rekening gehouden met de ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die met name zijn verwoord in de reclasseringsrapportage van 27 juni 2019 en de pro justitia rapportage van de GZ-psycholoog J. Hamel van 12 december 2018. De psychoog verklaart dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was van een persoonlijkheidsproblematiek, welke als kwetsbaarheden in de persoonlijkheid van verdachte wordt omschreven en als trekken van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis wordt geclassificeerd. De psycholoog adviseert om betrokkene op grond van de aanwezige persoonlijkheidsproblematiek verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De rechtbank neemt de inhoud van de rapportage en de conclusie over.
In het voordeel van verdachte strekt dat zij niet eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Uitgangspunt bij feiten als deze is, naar het oordeel van de rechtbank, oplegging van een gevangenisstraf van langere duur. Met name gelet op genoemde ter terechtzitting gebleken persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank, overeenkomstig de vordering van de officier, volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd, met oplegging van de in de reclasseringsrapportage genoemde voorwaarden. Met betrekking tot de door de officier van justitie gevorderde taakstraf oordeelt de rechtbank dat de gevorderde 120 uren geen recht doen aan de ernst van het misdrijf en dat, teneinde die ernst tot uitdrukking te brengen, aan verdachte het maximaal aantal uren taakstraf dient te worden opgelegd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikel.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

primair: poging tot doodslag.

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
365 (driehonderd en vijfenzestig) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
352 (driehonderd en tweeënvijftig)dagen
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Molenstraat 50 te Enschede, op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent de instelling dat nodig acht;
- zich gedurende de proeftijd ambulant laat behandelen bij de forensische poli- en dagkliniek Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan dienen te houden aan de regels die door of namens de leiding van de polikliniek en/of de zorgverlener(s) zullen worden gegeven;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderd en veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2019.
Mr. Venekatte is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2018404826 van 9 september 2018. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring die, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende inhoudt.
Op 7 september 2018 heb ik in mijn woning aan het [adres 2] in Enschede een groot mes gepakt. Vervolgens heb ik [slachtoffer] , met het mes in de schouder en in de knie geprikt.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1] (pagina’s 44 en 45), dat, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende inhoudt.
Toen ik op 7 september 2018 de woning aan [adres 1] te Enschede naar binnen was gegaan, hoorde ik dat de man zei: “Ik heb net ruzie gehad met mijn vriendin. Mijn vriendin heeft mij gestoken”. Toen het T-shirt van de man omhoog ging zag ik dat hij meerdere steekwonden had. Naar mijn weten had hij twee steekwonden in zijn linker schouderblad. Ook had hij twee steekwonden in zijn rechterknie.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 2] (pagina’s 48 en 49), dat, zakelijk weergegeven, onder mee het volgende inhoudt.
Toen ik op 7 september 2018 bij [adres 1] te Enschede kwam, zag ik in de woning een man staan. Toen de man zijn shirt omhoog deed zag ik bloed op zijn borst zitten. Hij had bloed aan de linkerzijde ter hoogte van zijn hart. Ik ben verpleegster en heb de wond dichtgedrukt. Ik zag dat de man twee sneetjes op ongeveer drie centimeter van elkaar had. Ik zag verder dat hij twee sneetjes aan zijn knie had. Ik hoorde dat de man zei dat hij ruzie had gehad met zijn vriendin en dat zij hem had gestoken.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] (pagina 50), dat, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudt, als relaas van die verbalisant:
Op 9 september 2018 sprak ik telefonisch met de getuige [getuige 2] . [getuige 2] vertelde dat zij de verwondingen bij het slachtoffer [slachtoffer] meer steekwonden dan snijwonden vond. [getuige 2] , die zelf verpleegster is, baseerde dit op het feit dat het openstaande wondjes waren.