4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Vaststelling feiten
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op 7 september 2018, na een woordenwisseling met haar partner [slachtoffer] ( [slachtoffer] ), waarbij [slachtoffer] haar met de vlakke hand in het gezicht had geslagen, naar haar huis is gerend en [slachtoffer] haar daarbij is gevolgd. Verder heeft zij verklaard dat [slachtoffer] vervolgens op de door haar afgesloten achterdeur heeft gebonsd en heeft geroepen dat zij open moest doen en dat zij, toen hij niet wegging, een groot mes heeft gepakt met de bedoeling [slachtoffer] af te schrikken. Vervolgens heeft zij verklaard dat zij, nadat zij de achterdeur had geopend en [slachtoffer] naar binnen was gegaan en zij hem nogmaals had gezegd weg te gaan, [slachtoffer] in paniek met het mes in de buurt van schouder en in de knie heeft geprikt.
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat zij [slachtoffer] met een koksmes/vleesmes heeft gestoken.
In een proces-verbaal van bevindingen hebben verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] gerelateerd dat zij in verband met een steekincident, naar het perceel [adres 1] te Enschede zijn gegaan en daar zagen dat twee personen bezig waren het slachtoffer, [slachtoffer] , te verzorgen. Verbalisant [verbalisant] heeft verklaard te hebben gehoord dat het slachtoffer zei dat hij door zijn vriendin was gestoken. Verbalisanten hebben verder verklaard dat zij zagen dat het slachtoffer een steekwond in zijn linkerborst en twee steekwonden in de rechterknie had.
De getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij, nadat hij op 7 september 2018 de woning aan [adres 1] te Enschede was binnen gegaan, hoorde dat de man zei dat hij ruzie had gehad met zijn vriendin dat zij hem had neergestoken. Verder heeft de getuige verklaard dat hij, toen de man het T-shirt omhoog deed, zag dat de man meerdere steekwonden had, te weten twee steekwonden in zijn linkerschouderblad en twee steekwonden in zijn linkerknie.
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij, nadat zij op 7 september 2018 de woning aan [adres 1] te Enschede was binnen gegaan, een man in de woning zag met bloed op zijn borst, ter hoogte van het hart. Verder heeft zij verklaard dat zij verpleegster is en zag dat de man op zijn borst twee sneetjes dicht bij elkaar had zitten en twee sneetjes aan zijn knie had. Zij verklaarde te hebben gehoord van de man dat hij ruzie had gehad met zijn vriendin en dat zij hem had gestoken.
In een nadere verklaring heeft de getuige [getuige 2] verklaard dat zij het meer steekwonden dan snijwonden vond aangezien het openstaande wondjes waren.
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande bewijsmiddelen bewezen dat verdachte zijn partner
[slachtoffer] meerdere malen met een groot mes in de borst en de knie heeft gestoken.
(Voorwaardelijk) opzet
Ten aanzien van het aan verdachte onder het primair ten laste gelegde feit ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte - al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] .
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Hierbij zijn de omstandigheden van het geval van belang.
De rechtbank stelt in dit verband het volgende vast.
Verdachte, die heeft verklaard slechtziend te zijn en geen afstand te kunnen inschatten, heeft haar partner, terwijl zij - zoals zij bij de politie heeft verklaard - driekwart liter wijn had gedronken, in een emotionele en geagiteerde toestand van dichtbij met een groot vleesmes, meerdere malen in zijn lichaam, onder meer tweemaal in de linkerborst, gestoken.
Door met een mes linksboven in de borstkas van haar partner te steken, is de kans dat zodoende een of meer vitale organen zoals het hart en de longen zouden worden geraakt als gevolg waarvan het slachtoffer dodelijk zou worden verwond, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten. Ook voor de verdachte moet het voorzienbaar zijn geweest dat het met een groot mes steken in het bovenlichaam van een nabij staande persoon een aanmerkelijke kans op fataal letsel in het leven roept.
De gedragingen van de verdachte kunnen naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op het mogelijk gevolg (het dodelijk verwonden van het slachtoffer), dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte die kans bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is daarom van oordeel dat opzet in voorwaardelijke vorm bewezen kan worden.