De rechtbank Overijssel heeft op 26 juli 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 53-jarige man, die werd verdacht van verkrachting. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 12 juli 2019, waar de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, de verdachte had aangeklaagd. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 23 november 2017 in Enschede, waarbij de verdachte werd beschuldigd van aanranding van een vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
Tijdens de zitting heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, maar de verdediging, vertegenwoordigd door raadsman J.W. Bosman, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat deze op significante punten vragen opriepen. De rechtbank oordeelde dat de aanwijzingen in het strafdossier niet voldoende waren om tot wettig en overtuigend bewijs te komen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had gepleegd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de aanklacht, omdat er onvoldoende bewijs was om de beschuldigingen te ondersteunen. Tevens werd de benadeelde partij, die schadevergoeding had gevorderd, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel, met de rechters M.A.H. Heijink, F.C. Berg en M.A.M. Essed, en griffier Z. Demir.