ECLI:NL:RBOVE:2019:2602

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 juli 2019
Publicatiedatum
26 juli 2019
Zaaknummer
7858972 \ CV EXPL 19-2195
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en loondoorbetaling bij ziekte van een statutair bestuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 26 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Centric Netherlands B.V. en een werknemer, die tevens statutair bestuurder was van DSS Beheer B.V. De werknemer, die zich ziek had gemeld, vorderde wedertewerkstelling en doorbetaling van haar salaris. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en Centric niet rechtsgeldig was beëindigd, ondanks het vennootschapsrechtelijke ontslag als bestuurder van DSS Beheer. De kantonrechter stelde vast dat de werknemer zich op 9 april 2019 ziek had gemeld en dat er een wettelijk opzegverbod gold, waardoor de arbeidsovereenkomst voortduurde. De vordering tot wedertewerkstelling werd afgewezen, omdat de verhoudingen tussen partijen verstoord waren en een terugkeer op de werkvloer onwerkbaar zou zijn. De kantonrechter veroordeelde Centric tot doorbetaling van het salaris van € 8.160,- per maand vanaf mei 2019, met wettelijke verhogingen en rente, en wees de vorderingen tegen DSS Beheer en DSS af, omdat niet was aangetoond dat zij de werkgevers waren. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen vennootschapsrechtelijke en arbeidsrechtelijke posities van een statutair bestuurder.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 7858972 \ CV EXPL 19-2195
Vonnis in kort geding van 26 juli 2019
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. J.P.J. Wessels, advocaat te Hardenberg,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CENTRIC NETHERLANDS B.V., gevestigd te Gouda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DSS BEHEER B.V.,
gevestigd te Enschede,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH SOLAR SYSTEMS B.V., gevestigd te Goor,
gedaagden,
gemachtigde: mr. J. Boogaard, advocaat te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Centric c.s. (afzonderlijk Centric, DSS Beheer en DSS) genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties (1-78),
- de conclusie van antwoord met producties (1-40),
- de akte overlegging aanvullende productie 41 van 11 juli 2019 aan de zijde van Centric c.s.,
- de akte vermeerdering van eis van 11 juli 2019 aan de zijde van [eiseres] ,
- de mondelinge behandeling,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van Centric c.s.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Centric houdt zich onder meer bezig met advisering en ondersteuning op het gebied van informatietechnologie.
2.2.
DSS Beheer en DSS houden zich onder meer bezig met de aan- en verkoop en import en export van zonnecollectoren en zonneboilers.
2.3.
DSS Beheer is bestuurder en enig aandeelhouder van DSS. [bestuurder] Holding B.V. is bestuurder en enig aandeelhouder van DSS Beheer. De heer [bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van [bestuurder] Holding B.V.
2.4.
Per 1 augustus 2003 is [eiseres] in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Centric in de functie directeur/bedrijfsleider. [eiseres] ontvangt op basis van een arbeidsovereenkomst een salaris van € 8.160,00 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag. Daarnaast heeft [eiseres] recht op een jaarlijkse prestatie afhankelijke bonus.
2.5.
[eiseres] is sinds 1 november 2016 ingeschreven als statutair bestuurder van DSS Beheer en zij voerde sinds mei 2003 feitelijk alleen de directie over DSS Beheer en de aan haar gelieerde vennootschappen in Nederland, Duitsland en Gambia (DSS, DSS Service, Wagner Solar GmbH en Wagner Solar Gambia Ltd.).
2.6.
[eiseres] heeft een zakelijke en affectieve relatie gehad met [bestuurder] .
2.7.
In de loop van 2018 is er een (zakelijk) conflict ontstaan tussen [bestuurder] en [eiseres] .
2.8.
Op 9 april 2019 heeft [eiseres] zich ziekgemeld bij mevrouw [manager HRM] , manager HRM van Centric. Zij schrijft per e-mail onder meer:

Dag [manager HRM] ,
Via deze weg meld ik me ziek.
Met vriendelijke groet
[eiseres] (…).
2.9.
De ziektemelding wordt op 10 april 2019 bevestigd door [manager HRM] . Zij schrijft per e-mail:

Dag [eiseres] ,
Excuus dat ik je geen reactie heb gestuurd. Ik heb gisteren jouw doorgezet naar het verzuimteam.
Met vriendelijke groeten / Kind regards, [manager HRM] (…).
2.10.
Op 3 mei 2019 heeft [eiseres] een oproep voor een buitengewone vergadering van aandeelhouders ontvangen van DSS Beheer op 16 mei 2019. Op de agenda staat onder meer:

(…)
2) Toelichting op het voorstel over te gaan tot het verlenen van ontslag aan mevrouw [eiseres] als statutair bestuurder van DSS Beheer B.V. en toelichting op de intrekking van haar volmacht bij DSS Beheer B.V. en Dutch Solar Systems B.V. (…).
2.11.
Op 6 mei 2019 heeft [eiseres] een bedrag van € 72.348,00 ontvangen als bonus over het boekjaar 2018 op basis van behaalde resultaten van DSS Beheer (en de aan haar gelieerde vennootschappen).
2.12.
Op 9 mei 2019 heeft de raad van commissarissen van DSS Beheer [eiseres] met onmiddellijke ingang geschorst als bestuurder.
2.13.
Op 16 mei 2019 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van DSS Beheer tijdens een bijzondere vergadering [eiseres] ontslagen als bestuurder. In de notulen, zoals door [eiseres] overgelegd in deze procedure, staat onder meer:
“(
…)
2. Toelichting op het voorstel over te gaan tot het verlenen van ontslag aan mevrouw [eiseres] als statutair bestuurder van DSS Beheer B.V. en intrekking van de aan haar verleende volmachten voor de Vennootschap en Dutch Solar Systems B.V.
In november 2018 is met mevrouw [eiseres] een verschil van inzicht ontstaan over het door haar binnen de Vennootschap gevoerde beleid. Mevrouw [eiseres] heeft zich op 10 april 2019 ziek gemeld, zodat zij sindsdien niet in staat is c.q. belet is geweest haar functie als statutair directeur uit te oefenen. Het verschil van inzicht is onoverbrugbaar gebleken en tussen de aandeelhouder en mevrouw [eiseres] is een vertrouwensbreuk ontstaan, die aan het goed functioneren van mevrouw [eiseres] als statutair bestuurder in de weg staat. (…)

4.Stemming

De vergadering stemt unaniem in met het ontslag van mevrouw [eiseres] met ingang van 16 mei 2019.

De heer Boogaard licht toe dat het ontslagbesluit genomen is en dat dit tevens gevolgen heeft voor alle arbeidsrechtelijke verhoudingen met en tewerkstellingen bij de gelieerde ondernemingen met wie mevrouw [eiseres] een vennootschappelijke dan wel juridische relatie heeft. Destijds is gekozen voor een arbeidsrechtelijke relatie met Centric Netherlands B.V. Alle bestuursfuncties die van mevrouw [eiseres] bekleedt, en ook feitelijk uitvoert, bij de andere vennootschappen zijn gekoppeld aan de arbeidsrelatie met Centric. Aangezien de arbeidsovereenkomst met Centric met ingang van heden is beëindigd, geldt dit tevens voor de andere vennootschappen. De loonbetaling wordt met ingang van de beëindiging van het dienstverband gestaakt en mevrouw [eiseres] wordt geacht alle bedrijfseigendommen in te leveren en niet meer bij de bedrijven te verschijnen (…).
2.14.
Vanaf mei 2019 heeft [eiseres] geen loon meer ontvangen van Centric. Ter zitting heeft [bestuurder] mede namens Centric verklaard dat zij niet bereid is tot loondoorbetaling.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - na wijziging van eis - in dit kort geding dat de kantonrechter Centric c.s. veroordelen om - op straffe van dwangsommen - haar weer te werk te stellen in de functie als directeur/bedrijfsleider en dit zowel in- als extern te communiceren. Eveneens vordert [eiseres] om Centric c.s. te veroordelen het maandelijkse brutoloon ad € 12.620,04 (inclusief gemiddelde maandelijkse bonus van € 4.460,04) te betalen vanaf mei 2019 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, het loon voor zover te laat betaald vermeerderd met wettelijke verhoging en rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiseres] voert daartoe primair aan dat [eiseres] een arbeidsovereenkomst heeft gesloten met Centric en dat deze tot op heden niet is geëindigd. Het vennootschapsrechtelijke ontslagbesluit (d.d. 16 mei 2019) van DSS Beheer ten aanzien van [eiseres] als statutair bestuurder brengt niet de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met zich mee. Er is sprake van twee verschillende rechtsverhoudingen die los van elkaar staan. Het ontslagbesluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van DSS Beheer kan niet worden gezien als een opzeggingshandeling van Centric. Subsidiair voert [eiseres] aan dat haar arbeidsovereenkomst tot altijd voortduurt, omdat het wettelijke opzegverbod wegens ziekte de beëindiging van de arbeidsrechtelijke relatie belet. Meer subsidiair voert [eiseres] aan dat het ontslagbesluit van 16 mei 2019 niet rechtsgeldig is genomen. Het later door Centric c.s. aangevoerde ontslag op staande voet wegens dringende redenen kan in rechte geen stand houden, omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. De verwijten gemaakt aan het adres van [eiseres] missen elke grond, aldus [eiseres] .
3.3.
Centric c.s. voeren verweer en zij stellen - kort gezegd - dat het vennootschapsrechtelijke ontslagbesluit ten aanzien van [eiseres] als statutair bestuurder tevens de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met Centric tot gevolg heeft. De arbeidsovereenkomst van [eiseres] met Centric valt volledig samen met het vervullen van de functie als bestuurder door [eiseres] bij DSS Beheer. Het opzegverbod wegens ziekte is niet van toepassing nu [eiseres] zich niet formeel heeft ziek gemeld bij Centric. Centric c.s. stellen zich nog op het standpunt dat het ontslagbesluit van 16 mei 2019 rechtsgeldig is genomen en dat tijdens de aandeelhoudersvergadering aan [eiseres] gelijktijdig is medegedeeld dat het dienstverband met Centric met onmiddellijke ingang wordt geëindigd. De aan het ontslag ten grondslag liggende dringende redenen (artikel 7:677 BW) zijn in de vergadering van 16 mei 2019 besproken en vormen voldoende grond om de arbeidsovereenkomst per direct te beëindigen, aldus Centric c.s.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] is met de aard van de vorderingen gegeven.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat [eiseres] in verschillende hoedanigheden is betrokken bij Centric c.s. Zij was immers zowel (statutair) bestuurder van DSS Beheer als werknemer bij Centric. Voor de rechtspositie als statutair bestuurder gelden de regels van het vennootschapsrecht, voor de rechtspositie als werknemer de regels van het arbeidsrecht.
Nietigheid/vernietigbaarheid van het vennootschapsrechtelijke ontslag DSS Beheer
4.3.
De eerste vraag die beantwoord moet worden in dit geschil is of [eiseres] al dan niet sinds 1 november 2016 statutair bestuurder is (geweest) van DSS Beheer. [eiseres] stelt dat zij alleen titulair directeur (werknemer) van DSS Beheer was, terwijl DSS Beheer heeft betoogd dat [eiseres] is benoemd tot statutair bestuurder.
4.4.
Op grond van artikel 2:242 BW geschiedt de benoeming van bestuurders bij akte van oprichting en later door de algemene vergadering. De kantonrechter gaat van deze wettelijke regeling uit nu partijen ook niet hebben gesteld dat een ander orgaan van DSS Beheer bevoegd was tot de benoeming en ontslag van de bestuurders van de vennootschap.
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is van de zijde van DSS Beheer verklaard dat geen schriftelijk aandeelhoudersbesluit van benoeming van [eiseres] tot statutair bestuurder voorhanden is. DSS Beheer heeft echter betoogd dat de benoeming van een statutair bestuurder vormvrij is en dat een schriftelijk aandeelhoudersbesluit geen vereiste is. De kantonrechter volgt DSS Beheer in deze.
4.6.
Beoordeeld dient vervolgens te worden of uit (andere) feiten en omstandigheden valt af te leiden dat de algemene vergadering van aandeelhouders van DSS Beheer [eiseres] tot statutair bestuurder heeft benoemd. Het is aan DSS Beheer om dit in voldoende mate duidelijk te maken.
4.7.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat DSS Beheer aannemelijk heeft gemaakt dat [eiseres] statutair bestuurder van DSS Beheer is. Zij overweegt daartoe als volgt. Het feit dat [eiseres] stond ingeschreven in het Handelsregister als statutair bestuurder is een sterke aanwijzing dat zij in die functie door de algemene vergadering van aandeelhouders is benoemd en dat zij die functie heeft aanvaard. [eiseres] heeft in september 2016 bovendien bij [bestuurder] nadrukkelijk aangedrongen om haar bestuurder te maken. Zij schrijft aan [bestuurder] :

[bestuurder] ,
Jij zou mij bij de KvK mede bestuurder maken. Ik loop steeds tegen zaken aan die ik van jou nodig heb, nu weer een UBO formulier die alleen een bestuurder mag ondertekenen.
Wil jij mij a.u.b. ook bestuurder maken, dan heb ik ook minder problemen met het werk dat ik voor de provincie doe. Ik wordt nu steeds gezien als jouw ondergeschikte en dat geeft problemen. (…).
[eiseres] heeft - voor zover de kantonrechter in dit kort geding kan beoordelen - zich ook ten opzichte van derden als statutair bestuurder gedragen, zoals zij onder andere heeft gedaan door het vertegenwoordigen van DSS Beheer en de aan haar gelieerde vennootschappen.
4.8.
Alles bijeen genomen komt de kantonrechter tot het voorlopig oordeel dat [eiseres] als statutair bestuurder van DSS Beheer dient te worden beschouwd.
4.9.
De volgende vraag die voorligt is of het vennootschapsrechtelijke ontslagbesluit van 16 mei 2019 rechtsgeldig is. Volgens [eiseres] is dit niet het geval, onder meer omdat in de oproepingsbrief van 3 mei 2019 de redenen van het ontslag niet zijn benoemd. Deze stelling gaat niet op. Voldoende aannemelijk is namelijk dat in de periode voor en na de oproeping door DSS Beheer informatie is verstrekt aan [eiseres] (en haar gemachtigde) ten aanzien van de vermeende redenen van het voorgenomen ontslagbesluit. Het niet opnemen van deze redenen tot ontslag in de oproepingsbrief van 3 mei 2019 staat - gelet op voornoemde feiten en omstandigheden - dan ook in beginsel niet in de weg aan de rechtsgeldigheid van het ontslagbesluit.
4.10.
[eiseres] heeft verder betoogd dat [bestuurder] als vertegenwoordiger van DSS Beheer tijdens de algemene vergadering niet even uit de vergadering is gegaan om na te denken over het verweer van [eiseres] ten aanzien van de aangevoerde redenen van het ontslag en dat zij aldus niet deugdelijk is gehoord c.q. haar raadgevende stem geenszins serieus in overweging is genomen. Ook dit standpunt wordt verworpen. [eiseres] en DSS Beheer zijn na de oproeping in discussie gegaan over het functioneren van [eiseres] binnen DSS Beheer. Voldoende aannemelijk is dat toen ook duidelijk is geworden dat [eiseres] is geïnformeerd over de redenen van het ontslag, namelijk een verlies van vertrouwen in haar functioneren en een fundamentele verstoring van de werkrelatie. DSS Beheer heeft [eiseres] daarna in de gelegenheid gesteld haar visie op dit agendapunt en haar raadgevende stem (vooraf) schriftelijk kenbaar te maken. Ook op de dag van de vergadering heeft DSS Beheer haar in de gelegenheid gesteld om samen met haar gemachtigde het woord te voeren tijdens de vergadering. Dat een reactie of raadgevende stem in de ogen van [eiseres] zinloos was en dat het ontslag kennelijk al vaststond, doet in de gegeven omstandigheden niet af aan de rechtsgeldigheid van het besluit. Het verlenen van ontslag is namelijk een vergaande discretionaire bevoegdheid van de aandeelhoudersvergadering en is, gelet op de aard van de rechtsbetrekking tussen bestuurder en vennootschap, niet snel in strijd met de redelijkheid en billijkheid (artikel 2:8 BW). Dat [bestuurder] als vertegenwoordiger van DSS Beheer na het horen van het verweer van [eiseres] niet even uit de vergadering is gelopen, is daarvoor in de gegeven omstandigheden in ieder geval onvoldoende.
4.11.
De voorlopige conclusie is dat het vennootschapsrechtelijke ontslagbesluit van 16 mei 2019 rechtsgeldig is.
De gevolgen van het ontslagbesluit van DSS Beheer voor de arbeidsovereenkomst met Centric
4.12.
Het rechtsgeldige ontslag van een statutair bestuurder van een vennootschap uit zijn vennootschapsrechtelijke positie brengt als regel tevens opzegging van zijn arbeidsovereenkomst mee, zoals de Hoge Raad heeft overwogen in de zogenoemde ‘15 april arresten’ (vgl. Hoge Raad, 15 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS2030 en NJ 2005/484 (Eggenhuizen/Unidek). Het arbeidsrechtelijke ontslag kan als zodanig niet worden aangevochten en hersteld (artikel 7:671 lid 1 sub e jo. artikel 2:244 lid 3 BW), vanuit de gedachte dat het bevoegde orgaan (in dit geval de algemene vergadering) te allen tijde de statutair bestuurder kan ontslaan. Een ontslagbesluit heeft dus in beginsel tevens beëindiging van de arbeidsovereenkomst van de bestuurder tot gevolg. Dit kan anders zijn als een wettelijk ontslagverbod (waaronder ziekte) aan die beëindiging in de weg staat.
4.13.
Zoals al overwogen door de kantonrechter (r.o. 4.3) heeft [eiseres] een ‘dubbele’ rechtpositie. Voorlopig staat vast dat zij statutair bestuurder was van DSS Beheer en werknemer bij Centric. Centric c.s hebben aangevoerd dat DSS Beheer [eiseres] heeft ontslagen als statutair bestuurder en dat daardoor - zo begrijpt de kantonrechter uit de stellingen van Centric c.s. - de arbeidsovereenkomst met Centric inhoudsloos is geworden nu [eiseres] feitelijk vanaf 2003 altijd werkzaamheden verrichtte ten behoeve van DSS Beheer en niet voor Centric. Het ontslagbesluit van 16 mei 2019 brengt daarom (volgens de ‘15 april arresten’) ook de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met Centric met zich mee, aldus Centric c.s.
4.14.
Door [eiseres] is tijdens de mondelinge behandeling erkend dat zij vanaf het begin feitelijk was gedetacheerd bij DSS Beheer. Uit haar verklaringen leidt de kantonrechter af dat zij nimmer werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van Centric, maar dat alleen de loonbetalingen (verloning) via Centric heeft plaatsgevonden. Centric c.s. hebben eveneens onweersproken gesteld dat [eiseres] in 2003 enkel in dienst is gekomen bij Centric, zodat zij kon worden ondergebracht bij de gunstige pensioenregeling van Centric. Voorts is gebleken - voor zover de kantonrechter in dit kort geding kan beoordelen - dat [eiseres] haar variabele bonus ontving op basis van de resultaten en prestaties van DSS Beheer en de aan haar gelieerde vennootschappen en dat de bonusregeling geen betrekking had op werkzaamheden bij Centric. Gelet op al deze omstandigheden is de kantonrechter voorshands van oordeel dat de positie van [eiseres] als werknemer van Centric onlosmakelijk is verbonden met de haar positie van statutair bestuurder van DSS Beheer. Het eindigen van die bestuurderspositie bij DSS Beheer brengt daarom ook hoogstwaarschijnlijk mee dat arbeidsovereenkomst met Centric een ‘lege huls’ is geworden. De kantonrechter sluit daarbij aan bij de onder rechtsoverweging 4.12 besproken jurisprudentie van de Hoge Raad dat de gevolgen van het ontslagbesluit voor de vennootschapsrechtelijke verhouding in beginsel kan doorwerken naar de arbeidsrechtelijke verhouding. Of deze lijn al dan niet (naar analogie) moet worden doorgetrokken naar situaties als in deze procedure waarbij [eiseres] als statutair bestuurder is benoemd bij een andere vennootschap dan waarmee zij een arbeidsovereenkomst heeft, hoeft de kantonrechter in dit kort geding niet te bespreken nu het wettelijke ontslagverbod (artikel 7:670 lid 1 BW) de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Centric in de weg staat.
4.15.
Uit de eerdergenoemde ’15 april-arresten’ volgt dat een vennootschapsrechtelijk ontslag niet leidt tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst, als een wettelijk opzegverbod aan die beëindiging in de weg staat. Met name wat betreft het opzegverbod tijdens ziekte is geoordeeld dat dit verbod in beginsel in de weg staat aan die beëindiging (Hoge Raad 13 november 1992, NJ 1993,265).
4.16.
De kantonrechter neemt voorlopig als vaststaand aan dat [eiseres] zich vanaf 9 april 2019 ziek heeft gemeld bij Centric en DSS Beheer en dat zij ongeschikt is voor haar werkzaamheden wegens ziekte, mede gelet op de toelichting door [eiseres] op de zitting en het effect van de huidige situatie met [bestuurder] op haar gezondheid.
4.17.
Centric c.s. hebben niet aannemelijk gemaakt waaruit het door hen bepleite standpunt blijkt dat [eiseres] niet ziek is en dat Centric c.s. geen formele ziekmelding van [eiseres] hebben ontvangen. Bovendien is niet gebleken - en ook niet door Centric c.s gesteld - dat het ten tijde van de ziekmelding in april 2019 al voldoende duidelijk en aantoonbaar was dat het ontslagvoornemen concreet was geuit of dat [eiseres] hierover al afdoende was geïnformeerd.
4.18.
Omdat vanaf 9 april 2019 en ook nadien sprake was van een opzegverbod tijdens ziekte, staat dit verbod in de weg aan de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst hetgeen betekent dat de arbeidsovereenkomst tussen [eiseres] en Centric nog altijd voortduurt.
4.19.
De ter zitting verder niet onderbouwde stelling van Centric c.s. dat [eiseres] op16 mei 2019 eveneens mede door Centric is ontslagen wegens dringende redenen en dat de arbeidsovereenkomst daarmee rechtsgeldig is beëindigd, wordt door de kantonrechter verworpen. Centric c.s. hebben niet aannemelijk gemaakt dat de door haar aangevoerde gronden voor een ontslag op staande voet - wat daar verder ook van zij - schriftelijk en onverwijld zijn gegeven. Dat de gronden voor ontslag op staande voet schriftelijk en onverwijld aan [eiseres] zijn medegedeeld blijkt ook niet uit de door Centric c.s. overgelegde stukken. Alleen al gelet op deze omstandigheden is voorshands voldoende aannemelijk dat sprake is van een onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.20.
De kantonrechter zal hierna de afzonderlijke vorderingen van [eiseres] tegen Centric bespreken.
Vordering wedertewerkstelling
4.21.
Inzet van dit kort geding voor [eiseres] is onder meer toegelaten te worden tot de werkzaamheden als directeur/bedrijfsleider (via Centric) bij DSS Beheer. De kantonrechter stelt voorop dat in zijn algemeenheid heeft te gelden dat een werknemer geen recht heeft op tewerkstelling, maar dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW in beginsel wel verplicht is een werknemer te werk te stellen. Van die verplichting is de werkgever slechts ontheven indien zij kan aantonen dat gegronde redenen bestaan om toelating tot de arbeid te weigeren. De kantonrechter overweegt hierna als volgt.
4.22.
Buiten kijf staat dat de verhoudingen tussen [eiseres] enerzijds en Centric c.s. anderzijds (meer in het bijzonder tussen [eiseres] en [bestuurder] ) sinds 2018 ernstig onder druk is komen te staan. Ter zitting is dit ook door partijen onderkend. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de verhoudingen tussen partijen sinds 3 mei 2019 dusdanig verstoord zijn dat terugkeer van [eiseres] (nadat zij weer hersteld zou zijn van ziekte) op de werkvloer bij DSS Beheer in ieder geval zal leiden tot een onwerkbare situatie. Ook voor een eventuele wedertewerkstelling voor korte duur is nodig dat werkgever en werknemer op constructieve wijze kunnen samenwerken. Aannemelijk is dat een terugkeer van [eiseres] , al dan niet voor korte duur zal leiden tot verdere escalatie hetgeen de onderneming en haar stakeholders niet ten goede zal komen. Van belang is verder dat de werkzaamheden van [eiseres] alleen zien op het werk van DSS Beheer en [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt welke werkzaamheden zij kan en wil oppakken nu zij als statutair bestuurder van DSS Beheer is ontslagen. De kantonrechter betrekt bij haar voorlopig ook oordeel de verklaring van [eiseres] ter zitting dat zij - gelet op de verstoorde verhoudingen met [bestuurder] - eigenlijk ook geen terugkeer meer op de werkvloer wenst.
4.23.
Op grond van het voorgaande zal de vordering tot wedertewerkstelling worden afgewezen. De vordering om daarover te communiceren en oplegging van dwangsommen worden eveneens afgewezen.
Vordering loondoorbetaling
4.24.
Nu voorlopig vast is komen te staan dat de arbeidsovereenkomst nog altijd voortduurt, is het vanzelfsprekend dat Centric als werkgever het salaris van € 8.160,- dient door te betalen vanaf mei 2019 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Centric zal daartoe worden veroordeeld. De door [eiseres] gevorderde gemiddelde maandelijkse bonus van € 4.460,04 (als vermeerdering van eis) zal worden afgewezen. De kantonrechter overweegt daartoe dat de bonus - zoals door [eiseres] zelf is gesteld - normaal pas wordt uitgekeerd aan het einde van het boekjaar nadat de jaarrekening van DSS Beheer is vastgesteld. Bovendien zijn de bonussen prestatieafhankelijk en is gebleken dat de bonussen over de periode vanaf 2017 sterk fluctueren. Voorshands valt niet in te zien dat [eiseres] er recht op heeft dat haar maandelijkse salaris moet worden vermeerderd met een gemiddelde van de bonussen over de periode van 2017 tot en met 2019. De kantonrechter kan dit ook niet afleiden uit de arbeidsovereenkomst.
4.25.
Voor zover het salaris te laat is betaald, dient Centric daarover de wettelijke verhoging te betalen (ex artikel 7:625 BW), alsmede de wettelijke rente over het salaris en de verhoging. Centric heeft tegen de buitengerechtelijke kosten geen verweer gevoerd. Deze zullen eveneens worden toegewezen zoals gevorderd.
4.26.
Nu de vorderingen van [eiseres] tegen Centric grotendeels worden toegewezen, zal Centric worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 815,54 (€ 104,54 kosten dagvaarding, € 231,- voor griffierecht en € 480,00 voor salaris gemachtigde).
4.27.
De vorderingen van [eiseres] tegen DSS Beheer en DSS zullen worden afgewezen, nu niet aannemelijk is geworden dat zij de werkgever(s) van [eiseres] zijn, althans dat er een arbeidsovereenkomst bestaat tussen [eiseres] en DSS Beheer en/of DSS.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst alle vorderingen tegen DSS Beheer en DSS af,
5.2.
veroordeelt Centric tot betaling van het salaris van € 8.160 bruto per maand vanaf mei 2019 tot aan het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, met salaris voor zover te laat betaald verhoogd met de wettelijke verhoging, alsmede met de wettelijke rente over het salaris en de wettelijke verhoging vanaf het moment van opeisbaarheid tot aan het moment van betalen,
5.3.
veroordeelt Centric tot betaling van een bedrag ad € 951,26 wegens buitengerechtelijke incassokosten,
5.4.
veroordeelt Centric in de kosten van de procedure, aan de zijde van [eiseres] begroot op € 815,54,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G.F. van der Kraats, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken door mr. H. Bottenberg-van Ommeren, op 26 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.