Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding met producties,
- het mailbericht met bijlagen d.d. 2 juli 2019 van de zijde van de vrouw,
- het mailbericht met bijlagen d.d. 3 juli 2019 van de zijde van de vrouw,
- de mondelinge behandeling d.d. 3 juli 2019, waar de man, vergezeld door zijn advocaat, en de vrouw, vergezeld door haar advocaat en mevrouw H.Y. Alyas, tolk, zijn verschenen,
- de pleitnota’s van partijen.
2.De feiten
[geboortedatum] 2009 hun dochter [A] geboren.
- de man verboden gedurende zes maanden na betekening van het vonnis - anders dan via zijn advocaat - persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de vrouw;
- de man verboden gedurende zes maanden na betekening van het vonnis zich te begeven binnen een bepaald gebied in [plaats] ;
- de man veroordeeld om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 1.000,- voor iedere keer dat hij niet aan de genoemde hoofdveroordelingen voldoet, tot een maximum van
- de vrouw gemachtigd om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de man in gebreke blijft aan de twee genoemde hoofdveroordelingen te voldoen;
- het meer of anders gevorderde afgewezen;
- de kosten van de procedure gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
21 mei 2019 heeft het Hof in hoger beroep in kort geding in het principaal en in het incidenteel hoger beroep, kort gezegd:
- het vonnis bekrachtigd,
- bepaald dat iedere partij haar eigen kosten draagt,
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
3.Het geschil
2 jaar, te verlengen heeft afgewezen en het Hof het mailbericht van 21 maart 2019 bij de beoordeling heeft betrokken.
4.De beoordeling
21 maart 2019 heeft verzonden. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de
e-mailadressen van zowel de man als de vrouw op beide mailberichten hetzelfde zijn en ook de overige van belang zijnde aspecten identiek (lijken te) zijn. De man heeft aangevoerd dat op het mailbericht van 21 maart 2019 de zogenoemde https-regel ontbreekt. De vrouw heeft ter zitting verklaard dat deze regel bij het kopiëren is weggevallen en heeft ter zitting de originele versie van het mailbericht van 21 maart 2019 getoond. Op deze versie is de
https-regel voldoende duidelijk te zien, zodat dit betoog van de man faalt. Het betoog over het achterhalen van het IP-adres kan de man evenmin baten. Nog daargelaten of het mogelijk is om zonder de hulp van een internetprovider het IP-adres te achterhalen, zegt het IP-adres op zichzelf weinig over de afzender van een mailbericht, aangezien niet kan worden uitgesloten dat iemand voor het verzenden van een mailbericht gebruik maakt van een IP-adres dat toebehoort aan een ander. De man hecht naar het oordeel van de voorzieningenrechter ook ten onrechte veel waarde aan de vertaling van de mailberichten en de opmaak van deze vertalingen. Dit is echter niet van belang voor de vraag of het contactverbod is overtreden. Daarvoor is enkel van belang of met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de man het mailbericht van 21 maart 2019 aan de vrouw heeft verzonden. Met inachtneming van het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit het geval is. De voorzieningenrechter concludeert op grond hiervan dat de man het betreffende contactverbod één keer heeft overtreden, zodat de man een bedrag van € 1.000,-- als dwangsom heeft verbeurd.