ECLI:NL:RBOVE:2019:255

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 januari 2019
Publicatiedatum
25 januari 2019
Zaaknummer
08-710004-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 22-jarige man uit Hengelo voor afpersing en diefstal met geweld

Op 25 januari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 22-jarige man uit Hengelo, die werd beschuldigd van afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam aan het licht na een incident op 25 januari 2018, waarbij de verdachte samen met een medeverdachte de aangever, een slachtoffer, onder bedreiging dwong om een zakje wiet en een mobiele telefoon af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de aangever hebben bedreigd en geweld hebben gebruikt, wat leidde tot de afname van de goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verklaringen van de aangever en de medeverdachte als bewijs dienden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verleden en de noodzaak voor hulpverlening. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-710004-18 (P)
Datum vonnis: 25 januari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Weimar en van hetgeen door verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:alleen of met een ander of anderen met geweld of bedreiging met geweld [slachtoffer] een zakje wiet en/of zijn mobiele telefoon heeft afgepakt, of
subsidiair:alleen of met een ander of anderen [slachtoffer] heeft afgeperst zodat hij een zakje wiet en/of een telefoon heeft afgegeven.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 25 januari 2018 te Hengelo (O), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een zakje
wiet en/of een mobiele telefoon (merk en type: Huawei Y6 II), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal
werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan
zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging
met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader(s) (nadat
verdachte en/of zijn mededader(s) met die [slachtoffer] heeft/hebben afgesproken):
- ( dreigend) op die [slachtoffer] is/zijn afgelopen en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft/hebben vastgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij het zakje met wiet moest
afgeven en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd "voor die hasj krijg je geen geld"
en/of
- meermalen, althans eenmaal naar en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen: "geef mij/ons geld", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal bij de keel heeft/hebben gegrepen en/of vastgehouden en/of (vervolgens) heeft/hebben geduwd/gesleurd tegen de
muur en/of een deur en/of –
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- een- of meermalen in de zak(ken) van die [slachtoffer] hebben gevoeld en/of
- meermalen, althans eenmaal naar en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen en/of geschreeuwd: "geef mij jouw telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (nadat Die [slachtoffer] wegging)
- naar en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen: "aangifte doen is steken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
en/of
dat hij op of omstreeks 25 januari 2018 te Hengelo (O), tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een
ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer] , heeft gedwongen tot de afgifte van een zakje wiet en/of een
mobiele telefoon (merk en type: Huawei Y6 II), in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer] toebehoorde, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn
mededader(s) (nadat verdachte en/of zijn mededader(s) met die [slachtoffer]
heeft/hebben afgesproken):
- ( dreigend) op die [slachtoffer] is/zijn afgelopen en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft/hebben vastgepakt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij het zakje met wiet moest
afgeven en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd "voor die hasj krijg je geen geld"
en/of
- meermalen, althans eenmaal naar en/of in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen: "geef mij/ons geld", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal bij de keel heeft/hebben gegrepen en/of vastgehouden en/of (vervolgens) heeft/hebben geduwd en/of gesleurd tegen
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of geschopt ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en/of
- een- of meermalen in de zak(ken) van die [slachtoffer] hebben gevoeld en/of
- meermalen, althans eenmaal naar en/of in de richting van die [slachtoffer]
heeft/hebben geroepen en/of geschreeuwd: “geef mij jouw telefoon”, althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (nadat Die [slachtoffer]
wegging)
- naar en/of in de richting van die [slachtoffer] heeeft/hebben geroepen: “aangifte
doen is steken”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich met een ander, genaamd [medeverdachte] , heeft schuldig gemaakt aan afpersing van [slachtoffer] , door dreigend op die [slachtoffer] toe te lopen, [slachtoffer] bij de keel vast te grijpen en hem te zeggen dat hij een zakje wiet en een mobiele telefoon moet afgeven, wat ook is gebeurd. Ook is [slachtoffer] door verdachte geschopt en geslagen. Dat volgt uit de (gedeeltelijke) bekentenis van verdachte, maar ook uit de aangifte van het slachtoffer en de verklaring van de medeverdachte.
4.2
Het standpunt van verdachte
Volgens verdachte heeft hij in gezelschap [medeverdachte] [slachtoffer] “een paar tikken gegeven” en zijn telefoon afgepakt, omdat hij bang was dat [slachtoffer] “grote jongens” gingen bellen die [slachtoffer] dan zouden bijstaan. De telefoon heeft verdachte later verkocht. Verdachte ontkent dat hij [slachtoffer] zijn wiet heeft afgenomen, hetgeen hij onderbouwt met de opmerking dat hij wiet bij de koffieshop koopt. Hij heeft evenmin tegen [slachtoffer] gezegd dat hij geld van hem wilde hebben of dat hij tegen [slachtoffer] heeft gezegd: “aangifte doen is steken”.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte heeft bekend dat hij, nadat [medeverdachte] in verband met de aankoop van hash een afspraak met [slachtoffer] had gemaakt, verdachte in gezelschap van die [medeverdachte] , [slachtoffer] klappen heeft gegeven en hem tegen een deur heeft gedrukt waardoor [slachtoffer] ten val kwam en verdachte en zijn mededader [slachtoffer] aldus gedwongen hebben om zijn mobiele telefoon af te staan. [2] Tegenover de politie heeft verdachte ook verklaard dat hij [slachtoffer] had vastgepakt en hem zowel op zijn kaak als op zijn gezicht heeft geslagen, wat bevestigd is door [slachtoffer] . [3] Volgens [slachtoffer] pakte verdachte hem bij de keel, [4] zodat de rechtbank dit onderdeel wettig en overtuigend bewezen acht. Wat het afpakken van de wiet betreft blijkt uit de aangifte dat [slachtoffer] een zakje met wiet aan de “blanke jongen” moest geven, waarmee kennelijk verdachte is bedoeld. [medeverdachte] hoorde verdachte tegen [slachtoffer] zeggen: “Voor die hash krijg je geen geld”. Ook dat onderdeel van de tenlastelegging acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen. Nu alleen verdachte het over het schoppen door [medeverdachte] had en uitsluitend aangever heeft verklaard dat verdachte zou hebben gezegd: “aangifte doen is steken”, is de rechtbank van oordeel dat deze onderdelen van de tenlastelegging niet overtuigend bewezen zijn.
Met betrekking tot de feiten is sprake van samenloop aangezien het één complex van handelingen is geweest.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 25 januari 2018 te Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een zakje
wiet en een mobiele telefoon (merk en type: Huawei Y6 II), toebehorende aan [slachtoffer] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader (nadat zijn mededader met die [slachtoffer] heeft afgesproken):
- dreigend op die [slachtoffer] zijn afgelopen en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij het zakje met wiet moest afgeven en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "voor die hasj krijg je geen geld" en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en vastgehouden en vervolgens heeft geduwd/gesleurd tegen een deur en
- die [slachtoffer] meermalen tegen het gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en in de zakken van die [slachtoffer] hebben gevoeld en
- meermalen naar van die [slachtoffer] heeft geroepen en/of geschreeuwd: "geef mij jouw telefoon",
en dat
hij op 25 januari 2018 te Hengelo (O), tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer] , hebben gedwongen tot de afgifte van een zakje wiet en een mobiele telefoon (merk en type: Huawei Y6 II), aan die [slachtoffer] toebehoorde, welk geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader (nadat zijn mededader met die [slachtoffer] heeft afgesproken):
- dreigend op die [slachtoffer] zijn afgelopen en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft vastgepakt en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij het zakje met wiet moest afgeven en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd "voor die hasj krijg je geen geld" en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft gegrepen en vastgehouden en vervolgens heeft geduwd of gesleurd tegen
- die [slachtoffer] meermalen op/tegen het gezicht en tegen het lichaam heeft geslagen ten gevolge waarvan die [slachtoffer] ten val is gekomen en
- in de zakken van die [slachtoffer] hebben gevoeld en
- meermalen, naar die [slachtoffer] heeft geroepen en/of geschreeuwd: “geef mij jouw telefoon”.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 47, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
de misdrijven:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken, waarvan zes weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering, het volgen van de aanwijzingen van de reclassering, het eventueel meewerken aan hulp en aan een eventueel persoonlijkheidsonderzoek. Voorts heeft de officier van justitie een werkstraf van 100 uren gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte vindt een werkstraf redelijk en wil meewerken aan de bijzondere voorwaarden. Het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf vindt verdachte zwaar en heeft negatieve gevolgen voor zijn toekomst
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing en diefstal, waarbij hij geweld niet heeft geschuwd. Het slachtoffer zag zich plotseling geconfronteerd met verdachte, is toegetakeld en heeft angstige momenten beleefd. Dit zijn ernstige feiten en dat geldt ook voor de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op zijn uittreksel uit de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte onherroepelijk is veroordeeld voor een aantal diefstallen, waarbij kennelijk geen sprake was van geweld.
Over verdachte is op 10 januari 2019 een reclasseringsrapport uitgebracht. Daaruit blijkt dat verdachte opgroeide in internaten, pleeggezinnen en instellingen en dat hij niet over voldoende sociale en cognitieve vaardigheden beschikt om zijn leven zonder hulp vorm te geven, wat hij zelf inziet. Er zijn flinke schulden, verdachte heeft geen vaste dagbesteding en er is geen sprake van een betrouwbaar steunend netwerk. De geboorte van zijn zoontje is, aldus de reclassering, zowel een motivatie als een stressfactor. Het risico op recidive wordt gemiddeld tot hoog geacht.
De reclassering adviseert een meldplicht en de verplichting om mee te werken aan hulpverleningstrajecten vanuit andere instanties zoals J.P. van den Bent. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard het eens te zijn met die voorwaarden en de noodzaak daarvan in te zien.
De ernst van het feit kan in beginsel slechts worden afgedaan met minimaal een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank overweegt dat verdachte open staat voor de noodzakelijke verandering in zijn leven en de daartoe geboden hulp wil aanvaarden. De rechtbank is daarom van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de positief ingeslagen weg van verdachte zal doorkruisen en mogelijk teniet zal doen. Alles afwegende acht te rechtbank een gevangenisstraf van 3 dagen onvoorwaardelijk, alsmede een taakstraf van 240 uren, passend. De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken passend en geboden, met een – gelet op het door de reclassering ingeschatte gemiddelde tot hoge recidiverisico – proeftijd van 3 jaar en met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De in voorarrest doorgebrachte tijd wordt op de onvoorwaardelijke straf in mindering gebracht.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27 en 55 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
De eendaadse samenloop van:
de misdrijven:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
en
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken en 3 (drie) dagen;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
8 (acht) weken niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet zijn nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, Advies&Toezichtunit 5 Oost (telefoonnummer (088) 80 41406) op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- verdachte is verplicht om mee te werken aan hulpverleningstrajecten vanuit andere instanties, zoals de J.P. van den Bent of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering, indien en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte zal zich dan houden aan de regels die door of namens de leiding van die instelling zullen worden gegeven;
- verdachte is verplicht mee te werken aan een (eventueel) persoonlijkheidsonderzoek;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. U. van Houten en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2019.
Mr. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, Districtsrecherche Twente, met nummer 2018040332. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 11 januari 2019.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 januari 2018 (pagina 38, één na laatste alinea). Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 29 januari 2018 (pagina
4.Proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 29 januari 2018 (pagina 6, laatste alinea).