ECLI:NL:RBOVE:2019:2548

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
08-953027-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van autohandelaar voor oplichting en valsheid in geschrift met teruggedraaide kilometerstanden

Op 23 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 52-jarige autohandelaar uit Nunspeet, die werd beschuldigd van oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte verkocht auto's waarvan de kilometerstand was teruggedraaid, wat leidde tot financiële schade voor zijn klanten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting van meerdere slachtoffers door hen te misleiden over de werkelijke kilometerstanden van de voertuigen. De rechtbank legde een taakstraf op van 150 uur en veroordeelde de verdachte tot het betalen van schadevergoedingen van in totaal ruim 15.000 euro aan de benadeelden, evenals een bedrag van meer dan 28.000 euro aan de Staat voor illegaal verdiend geld. De rechtbank hield rekening met de lange duur van de procedure, wat leidde tot een matiging van de straf. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-953027-14 (P)
Datum vonnis: 23 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat
mr. W.L.M. Fleuren, Roggestraat 111, 7311 CC Apeldoorn.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. W.L.M. Fleuren, advocaat te Apeldoorn, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 9 juli 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich, al dan niet samen met (een) ander(en):
feit 1:in de periode van 10 april 2010 tot en met 25 januari 2014, heeft schuldig gemaakt aan oplichting door tien personenauto’s te verkopen waarvan de kilometer stand was teruggedraaid;
feit 2:in de periode september 2010 tot en met november 2010, heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door onjuiste gegevens in te vullen op twee inkoop-/verkoopfacturen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de rechtbank voor de leesbaarheid van dit vonnis de verschillende aangevers genummerd van A tot en met J.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 10 april 2010 tot en met
25 januari 2014 te IJsselmuiden, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
de navolgende perso(o)n(en) heeft/hebben bewogen tot de afgifte van de/het onderstaande geldbedrag(en) en/of de onderstaande inruilauto('s) voor de aankoop van (een) (personen)auto('s), namelijk:
A.[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , een geldbedrag van 10.000 euro, in elk geval een geldbedrag, en een inruilauto (te weten een Suzuki Wagon t.w.v. 500 euro)
en/of
B.[slachtoffer 3] , een geldbedrag van 2000 euro, in elk geval een geldbedrag, en een inruilauto (te weten een Audi TT t.w.v. 7000 euro)
en/of
C.[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , een geldbedrag van 4500 euro, in elk geval een geldbedrag, en een inruilauto (te weten een Volvo S40 t.w.v. 3500 euro)
en/of
D.[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] , een geldbedrag van 10.000 euro, in elk geval een geldbedrag,
en/of
E.[slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , een geldbedrag van 13.500,00 euro, in elk geval een geldbedrag, en een inruilauto (te weten een Seat Ibiza t.w.v. 1000 euro)
en/of
F.[slachtoffer 10] , een geldbedrag van 9350 euro, in elk geval een geldbedrag, en een inruilauto (t.w.v. 1500 euro),
en/of
G.[slachtoffer 11] , een geldbedrag van 7500 euro, in elk geval een geldbedrag
en/of
H.[slachtoffer 12] , een geldbedrag van 6500 euro, in elk geval een geldbedrag,
en/of
I.[slachtoffer 13] , een geldbedrag van 6000 euro, in elk geval een geldbedrag,
en/of
J.[slachtoffer 14] , een geldbedrag van 11.500 euro, in elk geval een geldbedrag,
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid een of meer (personen)auto('s) uit het buitenland geïmporteerd/overgekocht, en/of van deze (personen)auto ('s) de kilometerstand(en) teruggedraaid, en/of deze (personen)auto('s) met teruggedraaide kilometerstand(en) te koop aangeboden, en/of deze (personen)auto('s) aan bovenstaande perso(o)n(en) verkocht waardoor bovenstaande perso(o)n(en) een hogere prijs voor deze (personen)auto('s) heef/hebben betaald dan de daadwerkelijke waarde van deze (personen)auto('s);
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand september 2010 tot en met de maand november 2010 te IJsselmuiden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer andere(n), althans alleen, een aantal, althans één of meerdere, verkoopfactu(u)r(en) en/of inkoopfactu(u)r(en), waaronder:
- een verkoop-/inkoopfactuur met betrekking tot een Skoda Roomster (met voertuigidentificatienummer [nummer 1] ), en/of
- een verkoop-/inkoopfactuur met betrekking tot een Renault Megane (met voertuigidentificatienummer [nummer 2] )
(elk) zijnde (een) geschrift(en), dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft/hebben vervalst, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door (telkens) opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid op die/dat geschrift(en)
- ( een) onjuiste inko(o)p(en) te vermelden, en/of
- ( een) fictieve en/of onjuiste wederpartij(en) te vermelden, en/of
- ( een) onjuist(e) bedrag(en) te vermelden, en/of (een) valse handtekening(en) te plaatsen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft zijn betrokkenheid bij de ten laste gelegde feiten ontkend. De raadsman heeft diverse bewijsverweren gevoerd waarop de rechtbank hieronder zal responderen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
vrijspraak van het onder feit 1 ten laste gelegde onderdeel:B.[slachtoffer 3]
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 3] heeft opgelicht, zoals onder feit 1 onder
Bis ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om zonder verder steunbewijs, dat in het dossier ontbreekt, tot een bewezenverklaring te komen. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat medeverdachte [medeverdachte] de auto onder zich had, deze op Marktplaats te koop heeft aangeboden en vervolgens aan aangever heeft verkocht. Van enige betrokkenheid van verdachte is niet gebleken.
4.3.2.
feit 1
Bij de strafbaarstelling van oplichting gaat het om gevallen waarin de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wil roepen teneinde daarvan misbruik te kunnen maken. Daartoe moet de verdachte één of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde op de zitting van 9 juli 2019 is gebleken dat verdachte, eigenaar van het bedrijf [verdachte] Auto’s, gevestigd aan de [adres 1] te IJsselmuiden samen met medeverdachte [medeverdachte] , auto’s verhandelde. Verdachte heeft op de zitting van 9 juli 2019 verklaard dat hij personenauto's uit het buitenland heeft geïmporteerd en dat hij deze auto's aan handelaren of particulieren heeft verkocht. Hij ontkent dat hij van deze personenauto’s de kilometerstanden heeft teruggedraaid en/of opzettelijk met teruggedraaide kilometerstand te koop heeft aangeboden of heeft verkocht. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij uitging van de goede bedoeling van de autohandelaren of personen van wie hij de auto’s kocht en dat hij de waarde van de door hem gekochte voertuigen “op zijn gevoel” vaststelde. De kilometerstand vond hij daarbij niet van belang. Hij kocht die voertuigen die “handel” voor hem betekenden en waarmee hij, bij de doorverkoop daarvan, geld kon verdienen. De medeverdachte [medeverdachte] haalde in opdracht van verdachte de voertuigen in het buitenland op. [medeverdachte] kreeg van verdachte geld mee om te betalen, hij ondertekende ook de factuur in het buitenland en gaf daarbij ook een afschrift van zijn legitimatiebewijs af aan de verkoper in het buitenland.
Blijkens het dossier was er bij meerdere van de door verdachte verkochte auto’s - in totaal drieënzestig procent van de auto’s - sprake van een onregelmatigheid met betrekking tot de kilometerstanden. Naar aanleiding daarvan zijn kopers door de politie benaderd, wat uiteindelijk heeft geresulteerd in een aantal aangiften. Tien aangiften zijn nader uitgewerkt en dat deel is in de strafzaak tegen verdachte en zijn medeverdachte door het Openbaar Ministerie als bewijsmateriaal voor medeplegen van oplichting gepresenteerd. Voorts is terzake van twee auto’s valsheid in geschrifte geconstateerd.
- Bewijsverweer met betrekking tot “bewegen tot”
Voor de beoordeling van het voor oplichting benodigde oorzakelijke verband is voldoende dat in redelijkheid kan worden gesteld dat de benadeelden door het aanwenden van een bedrieglijk middel zijn bewogen tot afgifte van, in dit geval geld of een inruilauto.
Hierna wordt verwezen naar (pagina’s uit) het proces-verbaal van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2015086032.
aangiften van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 11]
A.Aangever [slachtoffer 1] (Skoda Roomster)
Op 18 maart 2011 werd bij de politie IJsselland aangifte van oplichting gedaan door [slachtoffer 1] . Zij heeft op 12 februari 2011 een personenauto, een Skoda Roomster, rood, gekentekend [kenteken 1] , gekocht bij [verdachte] Auto’s in IJsselmuiden voor € 12.000,00 met als inruilauto een Suzuki Wagon. De kilometerstand waarmee werd geadverteerd (pag 151) was 20.665 km. Deze stand was ook te zien op de kilometerteller. Het (ver)koopcontract is ondertekend door [verdachte] .
Tijdens onderhoud van dit voertuig bleek later dat dit voertuig uit het buitenland afkomstig was. Blijkens de onderhoudshistorie had dit voertuig op enig moment in werkelijkheid een kilometerstand van 124.289 km. Met betrekking tot de aanschaf van de Skoda Roomster zijn, na rechtshulpverzoeken daartoe, meerdere getuigen gehoord in het buitenland. Uit de stukken blijkt dat de Skoda Roomster op 3 november 2010 is doorverkocht aan de [bedrijf 1] Autocenter, gevestigd in Völkingen, Duitsland.
De eigenaar van deze firma genaamd [getuige 1] is als getuige gehoord (pagina 213 tot en met 223). Hij verklaarde dat hij het voertuig op 3 november 2010 heeft gekocht van Garage [bedrijf 2] te Mons in België voor € 5.000,00. Blijkens de factuur (pag 222) bedroeg de kilometerstand van dit voertuig destijds 146.004. Op 8 november 2010 is dit voertuig verkocht aan [medeverdachte] , [adres 2] voor € 5.200,00. Bij aanbieding van dit voertuig aan de RDW door [verdachte] Auto’s zijn de actuele kilometerstanden doorgegeven (pag 144 proces-verbaal van bevindingen).
De kilometerstanden waarmee [verdachte] Auto’s het voertuig heeft aangemeld bij de RDW (pag 241) zijn:
- kilometerstand buitenland 124.289 op 26 april 2010;
- kilometerstand invoer nl 21.083 op 12 februari 2011.
Uit het voorgaande is komen vast te staan dat de kilometerteller van de Skoda Roomster op 3 november 2010 bij verkoop door de [bedrijf 1] in Duitsland aan [verdachte] Auto’s, op 146.004 stond terwijl bij de aankoop van dit voertuig door [slachtoffer 1] en bij de keuring op 12 februari 2011 de kilometerteller in elk geval een aanzienlijk lager kilometerstand aangaf, 20.665 respectievelijk 21.083.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de waarde van een auto in belangrijke mate wordt bepaald door de kilometerstand die de kilometerteller van dat voertuig op moment van aankoop aangeeft. De kilometerstand die door de [bedrijf 1] op de factuur is vermeld, wijkt af van de kilometerstand zoals deze in Nederland is geconstateerd. [getuige 1] heeft een opgave gedaan van de historische kilometerstanden vóór de verkoop van de auto aan [verdachte] Auto’s. In het dossier zijn geen aanknopingspunten te vinden die aanleiding geven te twijfelen aan de door [getuige 1] gedane opgave. Er zijn evenmin aanwijzingen in het dossier waaruit blijkt dat sprake is geweest van tussenkomst van een ander of anderen dan verdachte tussen het moment dat de Skoda Roomster in Duitsland bij [bedrijf 1] werd opgehaald en het moment dat deze auto aan [slachtoffer 1] werd verkocht. Verdachte heeft geen (aannemelijke) verklaring gegeven voor het verschil in kilometerstand.
Op grond hiervan kan worden vastgesteld dat de desbetreffende kilometerteller/kilometerstand is teruggedraaid op het moment waarop de auto zich in de macht van verdachte bevond. De rechtbank vindt hiervoor mede steun in de aangifte van [slachtoffer 8] , die tijdens een proefrit in een bij het bedrijf van verdachte te koop staande Volkswagen Golf GTI op 29 januari 2011 een foto heeft gemaakt van de kilometerstand, zijnde 78.000 km. Volgens de aangifte was de stand op 5 februari 2011, toen hij de auto heeft opgehaald, 63.000 km. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte verantwoordelijk is voor het terugdraaien van de kilometerstand, waarna hij het voertuig met deze teruggedraaide kilometerstand heeft verkocht aan [slachtoffer 1] .
G.aangever [slachtoffer 11] (Renault Megane)
Op 6 mei 2011 werd door [slachtoffer 11] aangifte gedaan van oplichting en bedrog (pag. 273).
[slachtoffer 11] heeft tussen 30 april 2011 en 3 mei 2011 een personenauto gekocht bij autobedrijf [verdachte] Auto's, aan de [adres 1] te IJsselmuiden. De personenauto betreft een Renault Megane, kenteken [kenteken 2] , chassisnr. [nummer 2] . Deze werd aangeschaft voor € 7300,00 met een kilometerstand van 51.237 km. Na aanschaf van de auto is de auto in onderhoud gegaan in Duitsland bij een Renault dealer. Op 1 mei 2011 heeft men via het chassisnummer naar de gegevens van de auto gekeken. In het jaar 2009 stond de kilometerstand al op 94.000. Blijkens het keuringsrapport RDW van 29 april 2011 (pag 280) was de kilometerstand op die datum 51.237.
Uit de stukken naar aanleiding van het internationaal rechtshulpverzoek en de daarbij gevoegde bijlagen (pag 337 tm 351) is het volgende gebleken.
In Duitsland is de getuige [getuige 2] gehoord (pag 346 tot en met 349). Hij verklaarde dat het genoemde voertuig op 28 april 2010 is gekocht bij de firma [bedrijf 3] te Luxemburg. Hij verklaarde het voertuig voor € 4500,00 met een kilometerstand van 99.800 kilometer te hebben verkocht naar Nederland op 2 september 2010. Hij heeft een kopie van het koopcontract en een kopie van het paspoort van de degene die de auto heeft gekocht aan de politie overhandigd (pag 351). Uit deze stukken blijkt de auto te zijn verkocht aan: [medeverdachte] , [adres 2] . Op de definitieve koopovereenkomst (pag 278) staat onder het kopje “akkoord verkoper (mits goedkeuring directie)” de naam “ [verdachte] ” (pag 279) vermeld.
De rechtbank constateert dat de kilometerstand van dit voertuig bij de inkoop door [verdachte] in Duitsland niet past bij de kilometerstand ten tijde van de verkoop aan [slachtoffer 11] . Verdachte heeft geen (aannemelijke) verklaring gegeven voor het verschil in kilometerstand. Er zijn geen aanwijzingen in het dossier waaruit blijkt dat sprake is geweest van tussenkomst van een ander of anderen dan verdachte tussen het moment dat de Renault Megane in Duitsland werd opgehaald en het moment dat deze auto aan [slachtoffer 11] werd verkocht. Op grond hiervan kan worden vastgesteld dat de desbetreffende kilometerteller/kilometerstand is teruggedraaid op het moment waarop de auto zich in de macht van verdachte bevond. De rechtbank vindt hiervoor mede steun in de hiervoor aangehaalde aangifte van [slachtoffer 8] . Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat verdachte verantwoordelijk is voor het terugdraaien van de kilometerstand, waarna hij het voertuig met de teruggedraaide kilometerstand heeft verkocht aan [slachtoffer 11] .
- Bewijsverweer met betrekking tot “oogmerk”
De rechtbank acht het een feit van algemene bekendheid dat voertuigen met lage kilometerstand bij verkoop meer geld opleveren dan voertuigen met een hoge kilometerstand. Dit volgt ook uit de berekeningen van de ANWB die zich in het dossier bevinden. Het verschil tussen de kilometerstanden bij inkoop en verkoop van het voertuig levert een bedrag op dat verdachte als winst uit de autohandel kon beschouwen, zo volgt uit de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 11] . Hiermee is het opzet op oplichting gegeven. Dat verdachte bij de aankoop van een auto nooit op de kilometerstand lette, acht de rechtbank niet aannemelijk.
- Bewijsverweer met betrekking tot “bewegen tot”
Voor de beoordeling van het voor oplichting benodigde oorzakelijke verband is voldoende dat in redelijkheid kan worden gesteld dat de benadeelden door het aanwenden van een bedrieglijk middel zijn bewogen tot afgifte van, in dit geval geld of een inruilauto. Door de auto’s aan te bieden met een lagere dan de werkelijke kilometerstand, waarin een hogere waarde dan de werkelijke waarde besloten ligt, heeft verdachte hen bewogen tot afgifte van,
in dit geval, geld of een inruilauto.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte door listige kunstgrepen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 11] heeft opgelicht.
Dit door de raadsman gevoerde bewijsverweer wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit vonnis zullen worden opgenomen.
Benadelingsbedrag [slachtoffer 1]
Omdat de kilometerteller een lagere stand aangaf dan de werkelijke kilometerstand kon de auto worden verkocht voor hoger bedrag dan de actuele waarde. Blijkens de berekening van de ANWB (*) is op de datum van de keuring 12 februari 2011, het geschatte inkoop bedrag bij een lage kilometerstand € 5.200,00 en bij verkoop met een hoge kilometerstand € 10.000,00. Het verschil tussen deze twee bedragen is het benadelingsbedrag, zijnde € 4.800,00.
Benadelingsbedrag [slachtoffer 11]
Omdat de kilometerteller een lagere stand aangaf dan de werkelijke kilometerstand, kon de auto worden verkocht voor hoger bedrag dan de actuele waarde. Blijkens de berekening van de ANWB (*) is op de datum van de keuring 12 februari 2011, het geschatte inkoopbedrag bij een lage kilometerstand €4 500,00 en bij verkoop met een hoge kilometerstand € 7.300,00. Het verschil tussen deze twee bedragen is het benadelingsbedrag, zijnde
€ 2.800,00.
Dit door de raadsman gevoerde bewijsverweer wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit vonnis zullen worden opgenomen.
Modus operandi en de overige aangiften
Aan de hand van het hiervoor omschreven handelen door verdachte, zoals op grond van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan ten aanzien van de Skoda Roomster en de Renault Megane, kan worden vastgesteld dat de modus operandi zoals door verdachte gebezigd telkens dezelfde was: verdachte kocht auto’s in het buitenland en verkocht deze vervolgens in Nederland met een teruggedraaide kilometerstand en aldus voor hogere bedragen dan passend was.
Het in voorraad hebben en door middel van advertentie te koop aan bieden van auto’s met een teruggedraaide kilometerstand levert oplichting op. Verdachte heeft door listige kunstgrepen niet alleen de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 11] opgelicht, maar ook [slachtoffer 4] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] . De aangevers hebben een verkeerde voorstelling gekregen over de staat van de auto met daarbij horende gebreken en daarmee van de waarde van de auto.
Zij hebben vervolgens een te hoog bedrag betaald voor de auto die zij bij [verdachte] kochten. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank ook tot bewezenverklaring van de onder feit 1 ten laste gelegde onderdelen C, D, E, F, H, I, J.
De rechtbank achter hiertoe het volgende redengevend.
C.[slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
[slachtoffer 4] heeft op 16 mei 2012 aangifte gedaan (pag 722) van oplichting en bedrog.
In oktober 2010 heeft zij via Autotrack of Autoscout bij [verdachte] Auto’s te IJsselmuiden een blauwe VW Polo met kenteken [kenteken 3] , chassisnummer [nummer 3] gekocht. Voor dit voertuig is € 7.999,00 betaald en de oude auto Volvo S40 is hiervoor als inruil aangeboden. De bijbetaling bedroeg € 4.500,00. Ten tijde van verkoop van de VW Polo stond de kilometerteller op 59.000. Blijkens de reparatiehistorie (pag 725) bedroeg de kilometerstand al 84.907 op 1 maart 2010. Blijkens de “RDW bevraging kenteken” is op
29 oktober 2010 (pag 714 en 715) een kilometerstand van 57.312 genoteerd.
Blijkens de ANWB waardebepaling auto (p 713) komt de ANWB op 29 november 2010 bij een kilometerstand van ongeveer 55.000-60.000 tot de richtprijs bij inkoop: € 3.900,00 incl. rest BPM en BTW; op dezelfde datum bij een kilometerstand van 95.000-100.000 tot de richtprijs inkoop € 3.050,00.
Benadelingsbedrag [slachtoffer 4]
Omdat de kilometerteller een lagere stand aangaf dan de werkelijke kilometerstand, kon de auto worden verkocht voor hoger bedrag dan de actuele waarde. Blijkens de berekening van de ANWB (*) is op de datum van de keuring 29 oktober 2010, het geschatte inkoop bedrag bij een lage kilometerstand € 3.050,00 en bij verkoop met een hoge kilometerstand € 3.900,00. Het verschil tussen deze twee bedragen is het benadelingsbedrag, zijnde € 850,00.
D.[slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7]
Op 31 januari 2012 deed [slachtoffer 6] (pag 738) aangifte. Hij heeft verklaard dat hij op 8 maart 2011 samen met zijn zoon [slachtoffer 7] naar [verdachte] Auto’s te IJsselmuiden is gegaan. Daar stond een geïmporteerde personenenauto VW Golf met kenteken [kenteken 4] , chassisnr. [nummer 4] , te koop. De auto is gekocht voor €10.000,00. Op
30 maart 2011 is de auto opgehaald. Aangever werd door de politie gebeld dat de kilometerteller van deze auto was teruggedraaid. Blijkens de “RDW bevraging kenteken is op 15 december 2010 (pag 727) een kilometerstand van 86.302 genoteerd. Blijkens de reparatiehistorie (pag 731- 732) is op 17 juli 2010 een kilometerstand van 148.728 genoteerd. Op de koopovereenkomst (pag 780 tm 782) staat onder het kopje “handtekening”, de naam “ [verdachte] ”. Blijkens de waardebepaling door de ANWB (pag 726) is op 15 december 2010 bij een kilometerstand van 80.000-90.000 de richtprijs € 7.950,00. Bij een kilometerstand van 150.000-160.000 is de richtprijs € 5.550,00.
Benadelingsbedrag [slachtoffer 6]
Omdat de kilometerteller een lagere stand aangaf dan de werkelijke kilometerstand, kon de auto worden verkocht voor hoger bedrag dan de actuele waarde. Blijkens de berekening van de ANWB (*) is op de datum van de keuring 15 december 2010, het geschatte inkoop bedrag bij een lage kilometerstand € 7.950,00 en bij verkoop met een hoge kilometerstand € 5.550,00. Het verschil tussen deze twee bedragen is het benadelingsbedrag, zijnde € 2.400,00.
E.[slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9]
Op 29 januari 2011 heeft [slachtoffer 8] (pag 799) aangifte gedaan. Op 29 januari 2001 heeft hij een VW Golf GTI gekocht, met kenteken [kenteken 5] , chassisnummer [nummer 5] , bij [verdachte] auto’s in IJsselmuiden. De kilometerteller stond tijdens een proefrit op 29 januari 2011 op 78.000. Er is een koopovereenkomst gesloten die inhield dat aangever € 13.500,00 moest bijbetalen bij inruil van de oude auto, een Seat Ibiza waarvoor aangever € 1.000,00 kreeg. Aangever heeft verklaard dat toen hij met het bij [verdachte] gekochte voertuig wegreed op 5 februari 2011, de kilometerteller op 63.000 stond
( 808). In het onderhoudsboekje dat bij het voertuig werd geleverd, stond vermeld dat de kilometerstand 51.642 aangaf op 18 augustus 2009. Blijkens de reparatiehistorie (pag 793) was de kilometerstand 118.434 op 13 juli 2009. Blijkens de “RDW bevraging kenteken” is op 21 september 2010 (pag 791 en 792) een kilometer stand van 68.212. Blijkens de waardebepaling door de ANWB (pag 790)is op 21 september 2010 bij een kilometerstand van 60.000-70.000 de richtprijs € 13.000,00, inclusief rest BPM en BTW en bij een kilometerstand 130.000- 140.000, is de richtprijs € 10.300,00.
Benadelingsbedrag [slachtoffer 8] / [slachtoffer 9]
Omdat de kilometerteller een lagere stand aangaf dan de werkelijke kilometerstand, kon de auto worden verkocht voor hoger bedrag dan de actuele waarde. Blijkens de berekening van de ANWB (*) is op de datum van de keuring 21 september 2010, het geschatte inkoopbedrag bij een lage kilometerstand € 13.000,00 en bij verkoop met een hoge kilometerstand
€ 10.300,00. Het verschil tussen deze twee bedragen is het benadelingsbedrag, zijnde
€ 2.700,00.
F.[slachtoffer 10]
Op 18 april 2012 heeft [slachtoffer 10] aangifte gedaan (pag 872 tm 874). Hij heeft verklaard dat hij op 8 maart 2010 bij [verdachte] Auto’s aan de [adres 1] in IJsselmuiden een Volkswagen Golf trendline 1.4 heeft gekocht, chassisnummer [nummer 6] , kenteken [kenteken 6] . De vraagprijs van de auto was € 10.850,00. De kilometerstand was op dat moment 59.000. Aangever heeft zijn oude auto ingeruild voor € 1.500,00.
Blijkens de “RDW bevraging kenteken” is op 25 februari 2010 (pag 865 en 866) de kilometerstand 58.179. Blijkens de reparatiehistorie (pag 871) was op 17 augustus 2011 de kilometerstand 85.159, op 12 augustus 2010 t 66.757 en op 8 november 2006 79.478. Blijkens de waardebepaling door de ANWB (pag 864), is de richtprijs van dit voertuig op 25 februari 2010 bij een kilometerstand van 55.000-65.000 € 7.100,00 en bij een kilometerstand van 190.000-200.000 is de richtprijs € 5.600,00.
Benadelingsbedrag [slachtoffer 10]
Omdat de kilometerteller een lagere stand aangaf dan de werkelijke kilometerstand, kon de auto worden verkocht voor hoger bedrag dan de actuele waarde. Blijkens de berekening van de ANWB is op de datum van de keuring 25 februari 2010, het geschatte inkoop bedrag bij een lage kilometerstand € 7.100,00 en bij verkoop met een hoge kilometerstand € 5.600,00. Het verschil tussen deze twee bedragen is het benadelingsbedrag, zijnde € 1.500,00.
H.[slachtoffer 12] ,
Op 27 maart 20120 deed [slachtoffer 12] aangifte van oplichtig (pag 832 tot en met 834). Op 9 oktober 2010 heeft zij het voertuig, VW Polo kenteken [kenteken 7] dat zij had gekocht bij [verdachte] auto’s in IJsselmuiden opgehaald. Zij heeft € 6.500,00 voor die auto betaald. De kilometerstand op het moment dat zij de auto kocht, was ongeveer 72.500.
In het dossier bevindt zich een factuur van [verdachte] (pag 835). Blijkens de reparatiehistorie (pagina 823) is de kilometerstand op 29 december 2009 124.094. Blijkens het onderhoudsboekje (pag 842) is op 13 oktober 2009, de kilometerstand 61.732. Blijkens de “RDW bevraging kenteken” is op 27 september 2010 (pag 822) de kilometerstand 72.184.
Blijkens de waardebepaling door de ANWB (pag 820), is de richtprijs van dit voertuig op 27 september 2010, bij een kilometerstand van 70.000-80.00, € 3.500,00, en bij een kilometerstand van 130.000 – 140.000, € 2.200,00.
Benadelingsbedrag [slachtoffer 12]
Omdat de kilometerteller een lagere stand aangaf dan de werkelijke kilometerstand, kon de auto worden verkocht voor hoger bedrag dan de actuele waarde. Blijkens de berekening van de ANWB (*) is op de datum van de keuring 27 september 2010, het geschatte inkoop bedrag bij een lage kilometerstand € 3.500,00 en bij verkoop met een hoge kilometerstand
€ 2.200,00. Het verschil tussen deze twee bedragen is het benadelingsbedrag, zijnde
€ 1.300,00.
I.[slachtoffer 13]
Op 1 februari 2012 deed [slachtoffer 13] aangifte (pag 861) van oplichting. Zij verklaarde dat zij op 28 mei 2010 een VW Beetle, met kenteken [kenteken 8] , chassisnummer [nummer 7] , bij [verdachte] Auto’s in IJsselmuiden heeft gekocht voor
€ 6.000,00 met inruil van haar oude auto. Zij heeft een onderhoudshistorie (pag 852) ontvangen van de autodealer. Daarop zag zij dat 8 mei 2009 de kilometerstand 111.427 was terwijl bij de aankoop op het keuringsbewijs dat is afgegeven op 27 mei 2010 een kilometerstand van 81.766 was vermeld. Blijkens de “RDW bevraging kenteken” is op
19 maart 2010 (pag 851 tot en met 855) de kilometerstand 81.560. Blijkens de waardebepaling door de ANWB (pag 850), is de richtprijs van dit voertuig op 19 maart 2010, bij een kilometerstand van 50.000-90.000 € 3.550,00, en bij een kilometerstand van 120.000-130.000 de richtprijs € 3.150,00.
Benadelingsbedrag [slachtoffer 13]
Omdat de kilometerteller een lagere stand aangaf dan de werkelijke kilometerstand, kon de auto worden verkocht voor hoger bedrag dan de actuele waarde. Blijkens de berekening van de ANWB (*) is op de datum van de keuring 19 maart 2010, het geschatte inkoopbedrag bij een lage kilometerstand € 3.550,00 en bij verkoop met een hoge kilometerstand € 3.150,00. Het verschil tussen deze twee bedragen is het benadelingsbedrag, zijnde € 400,00.
J.[slachtoffer 14]
heeft op 1 februari 2012 aangifte gedaan. Op 10 april 2010 (pag 893) of op
19 april 2010 (pag 896, van de 10 is met pen een 9 gemaakt) heeft hij een personenauto, een VW Polo met kenteken [kenteken 9] , chassisnummer [nummer 8] gekocht bij [verdachte] Auto’s te IJsselmuiden. De auto gaf in de showroom een kilometerstand aan van 58.000. In de showroom heeft [slachtoffer 14] in het onderhoudsboekje gekeken en zag dat op
7 oktober 2009 een kilometerstand van 53.208 was genoteerd (pag 903). [slachtoffer 14] heeft contant € 11.500,00 voor de auto betaald. [slachtoffer 14] heeft verklaard dat [verdachte] weigerde een koopovereenkomst en factuur te ondertekenen, maar dat hij daartoe opdracht gaf aan een medewerker. Blijkens de reparatiehistorie (pag 891) is de kilometerstand op 29 oktober 2009 182.565. Blijkens de “RDW bevraging kenteken” is op 22 maart 2010 (pag 887) de kilometerstand 59.235.
Blijkens de waardebepaling door de ANWB (pag 884), is de richtprijs van dit voertuig op
22 maart 2010, bij een kilometerstand van 55.000-65.000 € 9.200,00 en bij een kilometerstand van 190.000-200.000 € 4.350,00.
Benadelingsbedrag [slachtoffer 14]
Omdat de kilometerteller een lagere stand aangaf dan de werkelijke kilometerstand, kon de auto worden verkocht voor hoger bedrag dan de actuele waarde. Blijkens de berekening van de ANWB (*) is op de datum van de keuring 22 maart 2010, het geschatte inkoopbedrag bij een lage kilometerstand € 9.200,00 en bij verkoop met een hoge kilometerstand € 4.350,00. Het verschil tussen deze twee bedragen is het benadelingsbedrag zijnde € 4.850,00.
Gelet op het voorgaande is komen vast te staan dat verdachte meerdere malen misbruik heeft gemaakt van een in het handelsverkeer geldend gedragspatroon tussen autoverkopers en autokopers, waarop nu eenmaal minder controle wordt uitgeoefend.
Vrijspraak medeplegen
Uit de het dossier blijkt dat verdachte als eigenaar van [verdachte] Auto’s de koopovereenkomsten heeft getekend en de auto’s aan aangevers heeft verkocht.
In het dossier zijn onvoldoende aanwijzingen te vinden dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft gepleegd in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, zodat de rechtbank hem van dit deel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
4.3.3.
feit 2
Blijkens de processen-verbaal van bevindingen betreffende de Skoda Roomster (pag 243 e.v. en de daarbij gevoegde bijlagen) en de Renault Megane (pagina 351 en de daarbij gevoegde bijlagen) bleek na opvraging van de BPM aangiftes, dat bij de aangiftes inkoop- en verkoopfacturen waren gevoegd (pag 254 en 361) die niet overeenstemmen met de originele in- en verkoopfacturen. Op de originele inkoop- en verkoopfacturen van de Skoda Roomster en de Renault Megane (pag 223 en 350) staan onder meer een andere wederpartij, een ander bedrag en een andere handtekening. Hoewel deze facturen niet noodzakelijk zijn voor de BPM-aangifte, hebben deze gediend tot bewijs van de juistheid van de voorwaarden waaronder de overeenkomst tot koop of verkoop is aangegaan en kunnen zij aldus worden beschouwd als geschriften die in de zin van artikel 225 Sr bestemd waren om tot bewijs van enig rechtens relevant feit te dienen. De rechtbank is van oordeel dat het valselijk opmaken van de facturen van de Skoda Roomster en de Renault Megane moet worden bezien in samenhang met de oplichting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 11] . Met de gegevens in de facturen werd immers de werkelijke staat en waarde van de auto verhuld. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift.
Uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat de administratieve werkzaamheden rondom de koop en verkoop van de auto’s, waaronder de BPM-aangifte, werden gedaan door medeverdachte [medeverdachte] omdat verdachte nauwelijks kan lezen en schrijven. Medeverdachte [medeverdachte] handelde in samenspraak dan wel in opdracht van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat zij zodanig hebben samengewerkt dat sprake is van medeplegen van valsheid in geschrift.
4.3.4.
Conclusie:
Dit alles leidt ertoe dat de rechtbank het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen acht.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 10 april 2010 tot en met 25 januari 2014 te IJsselmuiden, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van onderstaande geldbedragen en/of de onderstaande inruilauto's voor de aankoop van (een) (personen)auto('s), namelijk:
A.[slachtoffer 1] , een geldbedrag van 10.000 euro, in elk geval een geldbedrag, en een inruilauto (te weten een Suzuki Wagon t.w.v. 500 euro)
en
C.[slachtoffer 4] , een geldbedrag van 4500 euro, in elk geval een geldbedrag, en een inruilauto (te weten een Volvo S40 t.w.v. 3500 euro)
en
D.[slachtoffer 6] , een geldbedrag van 10.000 euro, in elk geval een geldbedrag,
en
E.[slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] , een geldbedrag van 13.500,00 euro, in elk geval een geldbedrag, en een inruilauto (te weten een Seat Ibiza t.w.v. 1000 euro)
en
F.[slachtoffer 10] , een geldbedrag van 9350 euro, in elk geval een geldbedrag, en een inruilauto (t.w.v. 1500 euro),
en
G.[slachtoffer 11] , een geldbedrag van 7500 euro, in elk geval een geldbedrag
en
H.[slachtoffer 12] , een geldbedrag van 6500 euro, in elk geval een geldbedrag,
en
I.[slachtoffer 13] , een geldbedrag van 6000 euro, in elk geval een geldbedrag,
en
J.[slachtoffer 14] , een geldbedrag van 11.500 euro, in elk geval een geldbedrag,
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (personen)auto('s) uit het buitenland geïmporteerd/overgekocht, en
/ofvan deze (personen)auto('s) de kilometerstand teruggedraaid, en deze (personen)auto('s) met teruggedraaide kilometerstand te koop aangeboden, en deze (personen)auto('s) aan bovenstaande perso(o)n(en) verkocht waardoor bovenstaande perso(o)n(en) een hogere prijs voor deze (personen)auto('s) hebben betaald dan de daadwerkelijke waarde van deze (personen)auto('s);
2.
hij in of omstreeks de maand september 2010 tot en met de maand november 2010 te IJsselmuiden, tezamen en in vereniging met een ander verkoopfacturen en/of inkoopfacturen waaronder:
- een verkoop-/inkoopfactuur met betrekking tot een Skoda Roomster (met voertuigidentificatienummer [nummer 1] ), en
- een verkoop-/inkoopfactuur met betrekking tot een Renault Megane (met voertuigidentificatienummer [nummer 2] )
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door (telkens) opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid op die geschriften
- een onjuiste inko(o)p(en) te vermelden, en/of
- een fictieve of onjuiste wederpartij te vermelden, en/of
- een onjuist bedrag te vermelden, en/of
- een valse handtekening te plaatsen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke taal- en/of schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud van de bewijsmiddelen.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 225 en 326 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van negen maanden met een proeftijd van twee jaren, en hem daarnaast te veroordelen tot het verrichten van een taakstraf van honderdtachtig uren met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met het tijdverloop in onderhavige zaak.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een strafmaatverweer gevoerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich negen maal schuldig gemaakt aan oplichting door een auto te verkopen waarvan de kilometerstand was teruggedraaid. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen van de slachtoffers, deze financieel benadeeld en het vertrouwen dat men in het handelsverkeer mag hebben schade toegebracht. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zijn eigen financieel gewin voorop heeft gesteld. Voorts heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. De verdachte en zijn medeverdachte hebben op de inkoop/verkoopfactuur van twee auto’s opzettelijk valse gegevens ingevuld om de werkelijke staat en waarde van deze auto’s te verdoezelen. Verdachte heeft daarmee het vertrouwen dat burgers en functionarissen in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van bepaalde geschriften moeten kunnen stellen schade toegebracht.
Verdachte heeft blijkens zijn opstelling gedurende het onderzoek ter terechtzitting in het geheel geen blijk gegeven het laakbare van zijn gedragingen in te zien.
Blijkens een op zijn naam gesteld Uittreksel Justitiële Documentatie van 21 maart 2019 is verdachte niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De overschrijding van de redelijke termijn
De rechtbank houdt in matigende zin rekening met de omstandigheid dat bijna vierenhalf jaren zijn verstreken tussen het moment waarop jegens verdachte een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem vervolging zou worden ingesteld - te weten zijn aanhouding en daarop volgende inverzekeringstelling op
26 februari 2015 - en de inhoudelijke behandeling van de strafzaak op 9 juli 2019. De redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is hierdoor overschreden. Immers, als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Als omstandigheden waarvan de redelijkheid van de duur van een zaak afhankelijk is, hebben onder meer te gelden de ingewikkeldheid van een zaak, waartoe ook de omvang van het verrichte onderzoek en de gelijktijdige berechting van zaken tegen medeverdachten wordt gerekend, de invloed van verdachte op het procesverloop, alsmede de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat onder meer wegens gebrek aan capaciteit bij de politie het gehele onderzoek zo lang geduurd heeft. Daarbij zijn er ook bepaalde perioden in het onderzoek waarin de vertraging niet is te verklaren. Voor de overschrijding van de redelijke termijn dient dan ook strafaftrek plaats te vinden.
De straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf voorts acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het landelijk overleg vakinhoud strafrecht (LOVS). Als oriëntatiepunt voor fraude - waaronder de bewezenverklaarde feiten zijn te scharen - geldt bij een schadebedrag van € 10.000,- tot € 70.000,- een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee tot vijf maanden. In voormelde als bepaald fors aan te merken schending van de redelijke termijn vindt de rechtbank aanleiding om - evenals in de zaak van de medeverdachte – in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte een taakstraf naar evenredigheid op te leggen. De rechtbank ziet aanleiding de overschrijding van de redelijke termijn te compenseren door deze taakstraf met 10% te verminderen. In het voordeel van verdachte afgerond, acht de rechtbank een oplegging van een taakstraf voor de duur van honderdvijftig uur passend en geboden. Een straf van kortere duur zou geen recht doen aan de ernst van het bewezen verklaarde.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan verdachte daarnaast, zoals door de officier van justitie gevorderd, nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

8.De schade van benadeelden

De hierna te noemen benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd en hebben gevorderd verdachte te veroordelen tot het betalen van de hierna nader te noemen bedragen, ter zake van schadevergoeding.
- [slachtoffer 1] , materieel: € 4.921,00, immaterieel: € 5.000,00;
- [slachtoffer 4] , geen bedrag genoemd;
- ( [slachtoffer 8] ) [slachtoffer 9] , materieel € 3.274,90;
- [slachtoffer 11] , materieel € 5.700,00, immaterieel geen bedrag genoemd;
- [slachtoffer 12] , materieel € 7.450,00, immaterieel € 500,00;
- [slachtoffer 14] , materieel € 2.500,00, immaterieel € 750,00;
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij:
- [slachtoffer 1] , niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van materiële schade. De vordering dient ten aanzien van immateriële schade te worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00;
- [slachtoffer 4] moet worden afgewezen omdat in die vordering geen bedrag wordt genoemd;
- ( [slachtoffer 8] ) [slachtoffer 9] moet worden toegewezen;
- [slachtoffer 11] moet worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,00 en ten aanzien van het overige niet-ontvankelijk moet worden verklaard;
- [slachtoffer 12] toewijsbaar is tot een bedrag van € 2.050,- en ten aanzien van het overige niet-ontvankelijk is;
- [slachtoffer 14] integraal dient te worden toegewezen.
De officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen ten aanzien van de toegewezen vorderingen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen het volgende betoogd.
De vordering van [slachtoffer 1] is niet onderbouwd met onderliggende facturen. De benadeelde partij is voor de auto (Skoda Roomster) schadeloos gesteld naar aanleiding van de door haar eerder gevoerde civiele procedure.
Er is geen causaal verband tussen de posten 1 t/m 9 van de materiële schade. Er is ook sprake van eigen schuld. De wettelijke rente is niet correct berekend. Een vergoeding van € 5.000,-voor immateriële schade kan niet aan de orde zijn. De benadeelde partij heeft gesteld dat zij met name geleden heeft door de stress van de civiele procedure en het overlijden van haar man.
Met betrekking tot de vordering van ( [slachtoffer 8] ) [slachtoffer 9] ontbreekt het causaal verband tussen de kilometerstand en uitgevoerde reparaties voor een bedrag van € 974,90.
De vordering van [slachtoffer 11] kan niet worden toegewezen. Het gevorderde bedrag van
€ 5.700,00 komt niet overeen met de waardevermindering van de auto. Er is sprake van eigen schuld. Er kan geen plaats zijn voor toekennen van immateriële schade (stress/depressie).
De vordering van [slachtoffer 12] is niet onderbouwd ten aanzien van de reparatiekosten. Er is geen causaal verband tussen kilometerstand en de uitgevoerde reparaties. Er is geen reden voor toekenning van een immateriële schadevergoeding.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 14] heeft de raadsman opgemerkt dat de ANWB een waardeverschil van € 850,-. heeft berekend Om die reden kan zeker geen
€ 11.500,- worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 4] , niet-ontvankelijk
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft het voegingsformulier niet ingevuld zodat de door haar geleden materiële schade onvoldoende is komen vast te staan. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar vordering alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden. De benadeelde partij [slachtoffer 4] zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Overige vorderingen benadeelde partij
Materiële schade
Ten aanzien van de overige vorderingen benadeelde partij overweegt de rechtbank dat door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit ten aanzien van de onderdelen:
A.[slachtoffer 1] ,
E.( [slachtoffer 8] ) [slachtoffer 9] ,
G.- [slachtoffer 11] ,
H.- [slachtoffer 12] ,
J.[slachtoffer 14] ,
rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] , ( [slachtoffer 8] ) [slachtoffer 9] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 14] . Die schade zal de rechtbank schatten op basis van de ANWB waardebepaling van de voertuigen, zoals die in het proces-verbaal van de politie is opgenomen. Gelet daarop en rekening houdend met de vorderingen van partijen zal de rechtbank de vorderingen als volgt toewijzen:
A.[slachtoffer 1] , € 4.800,00;
E.( [slachtoffer 8] ) [slachtoffer 9] , € 2.700,00.
G.- [slachtoffer 11] , € 2.800,00;
H.- [slachtoffer 12] , € 1.300,00;
J.[slachtoffer 14] € 2.500,00 omdat hij dat bedrag heeft gevorderd, ook al komt de rechtbank op een benadelingsbedrag van € 4.850,00.
De benadeelde partijen zullen ten aanzien van meer of anders gevorderde schadeposten ter vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing daarvan thans ontbreken(maak een keuze) dan wel ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van die vordering(maak een keuze)en/en de omvang van de gevorderde schade zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van(maak een keuze) de vorderingen een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De benadeelde partijen kunnen dit deel van de vordering derhalve slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
(passage gebruiken bij toewijzing immateriële schade)Immateriële schade
De immateriële schade zal de rechtbank bij wijze van genoegdoening naar maatstaven van billijkheid per benadeelde partij (ambtshalve) vaststellen op € 250,00(vul bedrag in), zodat de vorderingen ten aan zien van gevorderde immateriële schade tot dit bedrag zullen worden toegewezen en ten aanzien van het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat deel van de vordering kan slechts worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
De wettelijke rente
Gevorderd is per benadeelde, het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag als volgt wordt vermeerderd met wettelijke rente:
A.[slachtoffer 1] , vanaf 12 februari 2011;
C.[slachtoffer 4] , vanaf 29 oktober 2010;
E.( [slachtoffer 8] ) [slachtoffer 9] , vanaf 29 januari 2011;
G.- [slachtoffer 11] , vanaf 30 april 2011;
H.- [slachtoffer 12] , vanaf 9 oktober 2010;
J.[slachtoffer 14] , vanaf 10 april 2010.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal telkens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 aan [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] , ( [slachtoffer 8] ) [slachtoffer 9] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] en [slachtoffer 14] , is toegebracht.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust naast de reeds aangehaalde artikelen op de artikelen 22c, 22d, 47 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde, onderdeel B, ten aanzien van [slachtoffer 3] heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, de onderdelen genummerd A, C, D, E, F, G, H, I, J en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
75 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering doorgebrachte dagen twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
maatregel schadevergoeding feit 1
benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (onder A) van een bedrag van € 5.050,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2011;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.050,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2011 ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 1] , met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] , voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
benadeelde partij [slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] (onder C) van een bedrag van € 250,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2010;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 oktober 2010 ten behoeve van de benadeelde [slachtoffer 4] , met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 5 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 4] , voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
benadeelde partij ( [slachtoffer 8] ) [slachtoffer 9]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
A.A.E.E.. [slachtoffer 9](onder E) van een bedrag van € 2.950,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2011);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.950,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 januari 2011 ten behoeve van de benadeelde
A.A.E. [slachtoffer 9], met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 39 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 9] voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
benadeelde partij [slachtoffer 11]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 11] (onder G) van een bedrag van € 3.050,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2011);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.050,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 april 2011 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
benadeelde partij [slachtoffer 12]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 12] (onder H) van een bedrag van € 1.550,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2010;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.550,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2010 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 12] , voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
benadeelde partij [slachtoffer 14]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 14] (onder J) van een bedrag van € 2.750,00(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2010);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.750,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 april 2010 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 45 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 14] , voor het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2019.