ECLI:NL:RBOVE:2019:2546

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 juli 2019
Publicatiedatum
23 juli 2019
Zaaknummer
08-073138-19 en 08-113261-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

ISD-maatregel opgelegd aan verdachte voor diefstallen en vernielingen onder invloed van drugs

Op 23 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man die zich schuldig had gemaakt aan meerdere diefstallen en vernielingen. De rechtbank legde de man een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar. De verdachte had begin 2019 twee diefstallen gepleegd, waaronder de diefstal van een auto. Tijdens zijn vluchtpoging, onder invloed van speed, veroorzaakte hij schade aan verschillende verkeersobjecten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verweer, wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal van een autosleutel en een auto, evenals de vernieling van gemeentelijke eigendommen. De rechtbank overwoog dat de verdachte een lange justitiële geschiedenis had en dat eerdere maatregelen niet effectief waren gebleken. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte te plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders, om zowel de maatschappij te beschermen als de verdachte de kans te geven aan zijn problematiek te werken. De rechtbank wees ook schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen, waarbij sommige vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08-073138-19 en 08-113261-19 (P)
Datum vonnis: 23 juli 2019
Vonnis op tegenspraak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
nu verblijvende in PI Achterhoek, Ooyerhoekseweg 21 te Zutphen

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. L. van der Werff en van hetgeen door verdachte en de raadsman, mr. H.P. Eckert, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de zaak met parketnummer 08-073138-19
feit 1
op 11 maart 2018 een fiets heeft gestolen. Als dit niet bewezen kan worden, wordt verdachte verweten dat hij de fiets (opzettelijk) heeft geheeld;
feit 2
op 23 maart 2019, al dan niet samen met een ander, een autosleutel heeft gestolen;
in de zaak met parketnummer 08-113261-19
feit 1
op 17 maart 2019, al dan niet samen met een ander, een auto heeft gestolen. Als dit niet bewezen kan worden, wordt verdachte verweten dat hij, al dan niet samen met een ander, zonder toestemming van de eigenaar in deze auto heeft gereden.
feit 2
op 18 maart 2019 een lantaarnpaal, stoeppaal en één of meer verkeersborden heeft vernield dan wel beschadigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
in de zaak met parketnummer 08-073138-19:
1
hij op of omstreeks 11 maart 2018 in de gemeente Zwolle, een fiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2019, althans in of omstreeks de periode van 11 maart 2018 tot 26 maart 2019 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland, een goed, te weten een fiets, merk Raleigh heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 26 maart 2018, althans in of omstreeks de periode van 11 maart 2018 tot 26 maart 2019 in de gemeente Zwolle, althans in Nederland, een goed, te weten een fiets, merk Raleigh heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een autosleutel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 08-113261-19:
1
hij op of omstreeks 17 maart 2019 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een auto (Daewoo Matiz, [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door onrechtmatig gebruik te maken van de (originele) autosleutel;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in de gemeente Hardenberg en/of in de gemeente Zwolle op of omstreeks 17/18 maart 2019 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (auto), toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg,
Bachplein en/of Rodetorenplein en/of één of meer andere wegen, in elk geval op een weg;
2
hij op of omstreeks 18 maart 2019 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een lantaarnpaal en/of stoeppaal en/of één of meer verkeersborden, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de gemeente Zwolle toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van het in de zaak met parketnummer 08-073138-19 onder 1 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat het in de zaak met parketnummer 08-073138-19 onder 1 subsidiair en 2 en het in de zaak met parketnummer 08-113261-19 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen wordt verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het in de zaak met parketnummer 08-073138-19 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair en 2 en het in de zaak met parketnummer 08-113261-19 onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank overweegt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08-073138-19 ten laste gelegde als volgt.
Feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair
Verdachte zal van de primair ten laste gelegde diefstal van de fiets worden vrijgesproken, omdat hiervoor geen bewijs in het dossier aanwezig is. Ook ter zake van de respectievelijk subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde opzetheling en schuldheling zal vrijspraak volgen. Het proces-verbaal laat te veel vragen open over de herkomst van de fiets, waarbij verdachtes eigen verklaring dat hij de fiets heeft geleend onvoldoende door de bewijsmiddelen wordt weerlegd. Daarnaast is van onvoldoende feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte bij het voorhanden krijgen van de fiets wist, ook niet in de vorm van voorwaardelijk opzet, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was.
Feit 2
Door [slachtoffer 2] is aangifte gedaan van de diefstal van een autosleutel op 23 maart 2019 om ongeveer 13.00 uur vanaf een balie in een winkel te Dedemsvaart [2] . Verdachte heeft erkend de autosleutel te hebben weggenomen, maar hij heeft verklaard (bij de rechter-commissaris en ter zitting) dat hij die had meegenomen omdat hij dacht dat het de autosleutel van zijn vader betrof. Dit is een ongeloofwaardige verklaring, nu verdachte vervolgens met zijn vader in diens auto is weggereden, terwijl hij wist dat niet van de autosleutel in kwestie gebruik werd gemaakt. De daarvoor gegeven uitleg van verdachte dat de auto moet zijn gestart met een reservesleutel die zijn vader bij zich had, is niet aannemelijk. Daarbij komt dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij 20 minuten na het wegnemen van de sleutel door de eigenaar van de winkel over de sleutel is gebeld en dat hij deze toen heeft meegedeeld dat hij de sleutel ten behoeve van de eigenaar bij de politie zou afgeven. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen is de autosleutel tijdens een staande houding van verdachte later die dag om 15.55 uur onder verdachte inbeslaggenomen. Verdachte heeft toen echter een hele andere verklaring afgelegd, namelijk dat hij de sleutel had gevonden en dat hij deze bij [winkel] zou afgeven [3] . Over het per ongeluk wegnemen van de sleutel, het beweerde telefoongesprek met de eigenaar van de winkel en de toezegging dat hij de sleutel bij de politie zou afgeven, heeft hij toen niet gerept, hetgeen toch voor de hand zou hebben gelegen. Ook dat maakt zijn verklaring dat hij de sleutel per ongeluk had meegenomen ongeloofwaardig. Mede gelet op verdachtes inconsistente verklaring, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de autosleutel heeft gestolen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 08-113261-19 ten laste gelegde als volgt.
Feit 1 primair en subsidiair
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van de diefstal van zijn auto op 17 maart 2019 [4] . Volgens zijn verklaring is hij er later op die dag achter gekomen dat zijn auto was weggenomen, terwijl hij daarvoor nog verdachte en zijn broer naar een adres in Dedemsvaart had gebracht. Nadat [slachtoffer 3] melding van de diefstal had gedaan zijn de broers, na een achtervolging, door de politie in de auto van [slachtoffer 3] aangehouden. [5] Hoewel verdachte en zijn broer allebei hebben verklaard dat zij toestemming hadden om de auto te gebruiken, zijn hun verklaringen op veel punten afwijkend en zelfs tegengesteld aan elkaar. Ook over de wijze waarop zij de autosleutel van [slachtoffer 3] in hun bezit hebben gekregen, lopen hun verklaringen uiteen. [slachtoffer 3] is daarentegen duidelijk in zijn verklaring dat hij geen toestemming aan de broers heeft gegeven om met zijn autosleutel de auto weg te nemen. Zijn verklaring wordt op dit punt gesteund door het feit dat hij gelijk melding van diefstal van de auto bij de politie heeft gedaan [6] . De rechtbank zal vanwege de hiervoor genoemde omstandigheden van de juistheid van de aangifte uitgaan. Gezien het feit dat verdachte, als bestuurder, als heer en meester over de auto heeft beschikt, is de diefstal van de auto wettig en overtuigend bewezen. Nu er voor een eventuele samenwerking aangaande de diefstal tussen verdachte en zijn broer teveel onduidelijkheden zijn, wordt het medeplegen niet bewezen geacht.
Feit 2
Verdachte is tijdens de achtervolging, zoals hiervoor onder feit 1 bedoeld, tegen een lantaarnpaal tot stilstand gekomen en heeft meerdere verkeersborden en een betonnen stoeppaal geramd [7] . Op grond van de stukken acht de rechtbank bewezen dat verdachte deze goederen opzettelijk heeft vernield. Hij heeft immers, onder invloed van speed [8] , met hoge snelheid door de straten van Zwolle gereden om zo aan de politie te ontkomen. Daarmee heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de controle over de auto zou verliezen en in de omgeving staande goederen zou kunnen raken. Het feit is derhalve wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
in de zaak met parketnummer 08-073138-19:
2
hij op 23 maart 2019 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, een autosleutel, die geheel aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die autosleutel zich wederrechtelijk toe te eigenen;
in de zaak met parketnummer 08-113261-19:
1. primair
hij op 17 maart 2019 te Dedemsvaart, gemeente Hardenberg, een auto, Daewoo Matiz,
[kenteken] , die aan een ander dan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om die auto zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door onrechtmatig gebruik te maken van de originele autosleutel;
2
hij op 18 maart 2019 te Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk een lantaarnpaal en stoeppaal en verkeersborden, die geheel aan een ander, te weten aan de gemeente Zwolle toebehoorden, heeft vernield of beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 08-073138-19:
feit 2
het misdrijf: diefstal
in de zaak met parketnummer 08-113261-19:
feit 1 primair
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht, gevorderd dat verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (isd-maatregel) voor de duur van twee jaar wordt opgelegd. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht niet op de duur van de isd-maatregel in mindering moet worden gebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, met mogelijk een voorwaardelijke straf, wordt opgelegd. Indien de rechtbank tot het opleggen van een isd-maatregel komt, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het voorarrest op de duur van de maatregel in mindering moet worden gebracht.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in maart 2019 aan een tweetal diefstallen schuldig gemaakt, waaronder de diefstal van een auto. Nadat hij de auto had gestolen, heeft hij, onder invloed van speed, geprobeerd aan de politie te ontkomen. Hij is na een dollemansrit tegen een lantaarnpaal, verkeersborden en een betonpaal aangereden waardoor deze goederen zijn vernield of beschadigd. Alle drie de feiten zijn hinderlijke feiten die, naast eventuele schade, ook overlast en ergernis veroorzaken.
De afgelopen jaren heeft verdachte een uitgebreide justitiële documentatie opgebouwd, waarbij er een duidelijk delictpatroon zichtbaar wordt als het gaat om het plegen van vermogensdelicten. Eerder in 2012 respectievelijk in 2015 opgelegde isd-maatregelen hebben niet tot resultaat gehad dat verdachte zich niet meer met strafbare feiten inlaat. Op 17 september 2014 is hij door de politierechter voor het plegen van (onder meer) diefstallen veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Verder is verdachte op 6 juni 2018 door de politierechter ter zake van het plegen van meerdere vermogensdelicten twee weken gevangenisstraf opgelegd. Ook op 18 april 2018 en op 8 oktober 2018 heeft de politierechter voor dit soort feiten gevangenisstraffen opgelegd. Inmiddels heeft betrokkene de status van stelselmatige dader.
Tactus verslavingszorg heeft een rapport over verdachte uitgebracht met als datum 25 april 2019. Uit het rapport blijkt dat er instabiliteit is op vrijwel alle leefgebieden, waaronder met name huisvesting, middelengebruik en financiën. Het middelengebruik lijkt in directe relatie te staan tot het delictgedrag, waarbij verdachte, vermoedelijk om in zijn gebruik te kunnen voorzien bij gebrek aan financiële middelen overgaat tot delictpleging. Overige risicofactoren zijn het ontbreken van een structurele daginvulling en het gebrek aan een positief sociaal netwerk. Gebleken is dat verdachte het zelfstandig momenteel niet redt om uit de negatieve spiraal van middelengebruik en delictgedrag te komen. Volgens Tactus wordt dit beïnvloedt door onwil, maar mogelijk ook door onmacht, gelet op de aanwezige cognitieve beperking van verdachte. De reclassering acht het risico op recidive zonder ingrijpen onverminderd hoog. Een klinische opname met een hoog beveiligingsniveau, gelet op eerdere onttrekkingen, wordt nodig geacht om te interveniëren op het recidiverisico. Hierbij is het met name van belang dat er voldoende aandacht uitgaat naar het resocialisatietraject. Gelet op het ontbreken van motivatie en ervaringen in het verleden wordt dit enkel haalbaar geacht in het kader van een onvoorwaardelijke isd-maatregel. De maatregel zal in het geval van verdachte met name dienen ter bescherming van de maatschappij. Afhankelijk van de motivatie van verdachte om tot gedragsverandering te komen, kan nadere invulling gegeven worden aan de extramurale fase van de isd-maatregl. Tactus acht het van belang dat er aandacht uit gaat naar de verslavingsproblematiek, evenals naar het psychisch functioneren van verdachte, maar ook naar het op orde brengen van de praktische zaken.
Verdachte heeft ter zitting verklaard voor die praktische zaken hulp te willen, maar verder geen medewerking aan enige vorm van behandeling te willen verlenen.
De rechtbank stelt voorop dat aan de in artikel 38m, eerste lid, Sr gestelde voorwaarden voor het opleggen van de isd-maatregel is voldaan. De door verdachte begane strafbare feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarbij blijkt uit het uittreksel van het justitieel documentatieregister van 23 mei 2019 dat verdachte in de afgelopen vijf jaar voorafgaand aan de door hem begane feiten tenminste driemaal onherroepelijk voor een misdrijf tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld.
Er moet, gezien het hoog ingeschatte recidivegevaar, ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom soortgelijke misdrijven zal begaan. De veiligheid van goederen eist in beginsel het opleggen van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, aangezien verdachte telkens nieuwe strafbare feiten pleegt en de eerder opgelegde (voorwaardelijke) straffen dan wel isd-maatregelen hem daarvan kennelijk niet hebben weerhouden. De rechtbank is gezien het hiervoor overwogene van oordeel dat geen andere mogelijkheid overblijft dan verdachte een isd-maatregel op te leggen. De maatregel strekt in beginsel niet alleen tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte, maar mede tot het leveren van een bijdrage aan de oplossing van verdachtes problematiek. In navolging van Tactus is de rechtbank verder van oordeel dat recidivevermindering niet haalbaar is in een ambulant dan wel voorwaardelijk kader. Dit is voor verdachte te vrijblijvend. De rechtbank spreekt de hoop uit dat verdachte de mogelijkheid aangrijpt om zich te laten behandelen en toe te werken aan de terugkeer in de maatschappij op een zo zelfstandig mogelijke wijze. Mocht verdachte zich niet voor een dergelijke invulling van de maatregel in willen zetten, dan is in ieder geval de samenleving gedurende een aanzienlijke periode tegen verdachte beschermd. De rechtbank ziet tot slot aanleiding het voorarrest op de duur van de isd-maatregel in mindering te brengen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 210,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- twee mannenfietsen (á € 70,00) € 140,00;
- een damesfiets € 70,00.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het in de zaak met parketnummer 08-073138-19 onder
1 primair (en subsidiair) ten laste gelegde feit. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
8.5
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 520,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- schade aan auto € 500,-;
- reiskosten € 20,-.
8.6
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade aan de auto toewijsbaar is en dat de benadeelde partij wat betreft de reiskosten niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.7
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de hele vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Mocht de rechtbank tot toewijzing komen, dan heeft de raadsman verzocht het toe te wijzen bedrag aanzienlijk te matigen.
8.8
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het in de zaak met parketnummer 08-113258-19 onder 1 primair bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Hoewel de opgevoerde post aangaande de schade aan de auto niet nader is onderbouwd, is op grond van de stukken wel aannemelijk geworden dat er schade is geleden. De rechtbank zal deze schade naar redelijkheid en billijkheid schatten op een bedrag van € 250,-, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij wordt ten aanzien van het resterende deel ten bedrage van € 250,- niet-ontvankelijk verklaard. Dit geldt ook ten aanzien van de gevorderde reiskosten, die evenmin zijn onderbouwd en ook niet aannemelijk zijn geworden. De benadeelde partij zal aldus ten aanzien van een bedrag van € 270,00 niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.9
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.
8.1
De vordering van de benadeelde partij
Gemeente Zwolleheeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 213,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- vervangen paal en verkeersbord en rechtzetten betonpaal € 153,07;
- administratiekosten € 60,00.
8.11
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade ten bedrage van € 153,07 toewijsbaar is en dat de benadeelde partij wat betreft de administratiekosten niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.12
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade ten bedrage van
€ 153,07 toewijsbaar is en dat de benadeelde partij wat betreft de administratiekosten niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8.13
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het in de zaak met parketnummer 08/113258-19 onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De gevorderde schade ten bedrage van € 153,07 is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De gevorderde administratiekosten, die worden betwist, zijn niet nader met stukken onderbouwd, terwijl van een overheidsinstantie mag worden verwacht dat dergelijke stukken worden overgelegd. Deze kosten zijn derhalve niet aannemelijk geworden en de benadeelde partij zal wat betreft dit deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
8.14
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 38n en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-073138-19 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 08-113261-19 onder 1 primair en 2 en het in de zaak met parketnummer 08-073138-19 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
in de zaak met parketnummer 08-073138-19:
feit 2
het misdrijf: diefstal
in de zaak met parketnummer 08-113261-19:
feit 1 primair
het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels
feit 2
het misdrijf: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en beschadigen
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
maatregel
-legt verdachte de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (isd-maatregel) op voor de duur van twee jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de isd-
maatregel geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[slachtoffer 1](parketnummer 08-073138-19 onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 3](parketnummer 08-113261-19 onder 1 primair): van een bedrag van € 250,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 270,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
Gemeente Zwolle(parketnummer 08-113261-19 onder 2): van een bedrag van € 153,07,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit en tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 153,07,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor een deel van € 60,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.C.M. Manders, voorzitter, mr. S.H. Peper en mr. E. Leentjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2019.
Buiten staat
Mr. Manders en mr. Leentjes zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , met bijlage, pagina 31 tot en met 33.
3.Processen-verbaal van bevindingen, pagina 34 en 35
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , pagina 28 tot en met 29.
5.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 9 en 10.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 40. Het onder voetnoot 5 bedoelde proces-verbaal van aanhouding.
7.Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] namens de Gemeente Zwolle, met bijlagen, pagina 32 tot en met 35.
8.De door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.