ECLI:NL:RBOVE:2019:2522

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 juni 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
C/08/234290 KG RK 19-357
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechters in een strafzaak

Op 25 juni 2019 heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters F.C. Berg en A.M. Rikken, die belast waren met de behandeling van een strafzaak. Dit verzoek was gebaseerd op de claim dat verzoeker niet was ingelicht over de vervanging van rechters en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan in de strafzaak. Verzoeker stelde dat belangrijke stukken ontbraken en getuigen niet waren opgeroepen, wat volgens hem leidde tot een onwettelijke rechtsgang. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoert, reeds op 13 juni 2019 bekend waren of redelijkerwijs bekend hadden moeten zijn. Aangezien het wrakingsverzoek pas op 25 juni 2019 is ingediend, is het verzoek te laat ingediend en is verzoeker niet-ontvankelijk verklaard. De wrakingskamer heeft verder opgemerkt dat de klachten van verzoeker voornamelijk stellingen en veronderstellingen bevatten zonder concrete feiten die de vrees voor partijdigheid van de rechters objectief zouden rechtvaardigen. De beslissing van de wrakingskamer is op 27 juni 2019 om 11.00 uur in het openbaar uitgesproken, waarbij is aangegeven dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/234290 KG RK 19-357
Beslissing van 27 juni 2019
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,

1.De procedure

1.1.
Op 25 juni 2019 is bij de rechtbank ingekomen het op 20 juni 2019 gedateerde verzoek tot wraking gedaan van de mrs. F.C. Berg en A.M. Rikken, rechters in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de strafzaak zaak die (kennelijk) is geregistreerd onder 08-192861-17. De behandeling ter terechtzitting in die strafzaak (meervoudige Strafkamer) heeft plaatsgevonden op 13 juni 2019. De uitspraak in die strafzaak is bepaald op heden, om 13.15 uur.
1.2.
Genoemde rechters hebben - zo is nagevraagd door de griffier - niet berust in de wraking.
1.3.
Vervolgens is aanstonds deze beslissing van de wrakingskamer op schrift gesteld en in het openbaar uitgesproken op na te noemen tijdstip.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd:
- “
In deze strafzaak waren 2 rechters vervangen en daarover was ik niet ingelicht. Ter zitting heb ik naar de namen van de nieuw aangestelde rechters gevraagd. De rechter-voorzitter stelde zich voor als mr. Berg, van de andere nieuw aangestelde rechter werd mij geen naam bekend gemaakt. Bij navraag bij o.a. medewerkers van de strafgriffie Almelo weigerde men om de naam van deze rechter aan mij bekend te maken wegens gegeven instructies. In dit meervoudig team herken ik mr. A.M. Rikken van de voorgaande zitting.
- “
er is nagenoeg geen / onvoldoende onderzoek gedaan in deze strafzaak, in het strafdossier ontbreken belangrijke stukken, getuigen die ik onder ede wil horen worden niet opgeroepen. Dit proces is niet volgens wettelijk vastgestelde regels verlopen. Er kan daarom m.i. geen rechtsgeldige uitspraak worden gedaan”,
en:
“Ik wordt gediscrimineerd”.
2.2.
Verzoeker stelt voorts in zijn verzoek dat hij genoodzaakt is om achteraf twee rechters te wraken wegens belangenverstrengeling en een onwettelijke rechtsgang.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.2.
Volgens artikel 513 lid 1 Sv moet het wrakingsverzoek worden gedaan meteen zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst door de indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht. De rechtbank constateert dat de aangevoerde feiten/omstandigheden voor de wraking verzoeker reeds op 13 juni 2019 bekend zijn geworden of redelijkerwijs behoorden te zijn. Verzoeker heeft pas op 25 juni 2019 een wrakingsverzoek op grond van die feiten en omstandigheden ingediend bij de rechtbank. Dat is te laat, zodat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moet worden in zijn verzoek. Aan een inhoudelijke behandeling van het verzoek komt de wrakingskamer daarom niet toe.
3.3.
De klachten van verzoeker bevatten bovendien slechts stellingen en veronderstellingen, maar geen concrete feiten en omstandigheden waaruit de rechtbank vooringenomenheid van (een van) de genoemde rechters of zwaarwegende aanwijzingen voor objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor kan afleiden. Concrete feiten en omstandigheden waaruit volgt dat in de bejegening partijdigheid van een of meer rechters tegen verzoeker besloten ligt of objectief gerechtvaardigde vrees daarvoor, heeft verzoeker ook niet aangevoerd. Ook daarom moet het verzoek aanstonds worden afgewezen.
3.4.
Tot slot verdient nog overweging dat de indiening van een nieuw wrakingsverzoek niet kan en mag worden benut om (tevens) te klagen over een eerder door de wrakingskamer gegeven beslissing. Zulks kan ook niet gelden als het instellen daartegen van een rechtsmiddel, nu het instellen daarvan niet mogelijk is gemaakt door de wetgever.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeker aanstonds niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. Koopmans, Zweers en Koster, in tegenwoordigheid van de griffier en is in openbaar uitgesproken op donderdag 27 juni 2019 om 11.00 uur.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.