ECLI:NL:RBOVE:2019:2520

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 april 2019
Publicatiedatum
22 juli 2019
Zaaknummer
230742 KGRK 19-189
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen bestuursrechter in een verzetzaak

In de zaak met zaaknummer 230742 KGRK 19-189 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 25 april 2019 het verzoek tot wraking van mr. J.W.M. Bunt afgewezen. Het verzoek tot wraking werd ingediend door de gemachtigde van de verzoeker, die stelde dat mr. Bunt partijdig was omdat hij verzoeker niet de gelegenheid had gegeven om aanvullende jurisprudentie aan te leveren. De gemachtigde gaf aan te weten dat het verzoek tot wraking waarschijnlijk zou worden afgewezen, maar hoopte dat er dan een nieuwe behandeling van de zaak zou plaatsvinden, zodat hij alsnog de gewenste uitspraken kon indienen.

Mr. Bunt verweerde zich door te stellen dat verzoeker voldoende gelegenheid had gehad om zijn verzet nader te onderbouwen. Hij had van de indiening van het verzetschrift op 16 november 2018 tot tien dagen voor de zitting de kans om nadere stukken in te dienen. Ook tijdens de zitting was er ruimte voor verzoeker om aanvullende informatie te verstrekken. Mr. Bunt benadrukte dat hij zich nog geen definitief oordeel had gevormd over de zaak, wat ook uit het proces-verbaal van de zitting bleek.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, het verzoek werd afgewezen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid, omdat het verzoek leek te zijn gedaan om de behandeling van de verzetzaak te schorsen en verzoeker de gelegenheid te geven om alsnog jurisprudentie aan te leveren. Dit werd gezien als kennelijk misbruik van recht. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: 230742 KGRK 19-189
Beslissing van 25 april 2019
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [adres] ,
verzoeker tot wraking,
gemachtigde: mr. H.M. van Vliet.

1.De procedure

1.1.
Op 22 maart 2019 heeft de gemachtigde van verzoeker ter zitting het verzoek tot wraking gedaan van mr. J.W.M. Bunt, bestuursrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de verzetzaak die is geregistreerd onder nummer Awb 18/1464.
1.2.
Mr. Bunt heeft niet berust in de wraking.

2.Het wrakingsverzoek

Aan het verzoek tot wraking is – samengevat – ten grondslag gelegd dat mr. Bunt partijdig is omdat hij verzoeker
niet de gelegenheid heeft gegeven om aanvullende jurisprudentie aan te leveren.. Aanvullend heeft de gemachtigde van verzoeker verklaard dat hij wel weet dat het verzoek tot wraking zal worden afgewezen, maar dat er dan een nieuwe behandeling van de zaak zal moeten plaatsvinden en hij dan alsnog de door hem gewenste uitspraken kan indienen.

3.Het standpunt van mr. Bunt

Volgens mr. Bunt heeft verzoeker voldoende gelegenheid gehad om zijn verzet nader te onderbouwen. Vanaf het moment van indiening van het verzetschrift (16 november 2018) tot tien dagen voor de zitting had hij de gelegenheid om nadere stukken in het geding te brengen. Ook ter zitting konden er van de zijde van verzoeker nog stukken worden ingediend dan wel bestond er voor hem de mogelijkheid om op een andere wijze een nadere onderbouwing van zijn standpunt te geven.
Daarnaast is mr. Bunt van mening dat hij duidelijk kenbaar heeft gemaakt dat hij zich nog geen (eind)oordeel van de zaak had gevormd, wat ook uit het proces-verbaal van de zitting blijkt.
Uit de bewoordingen van de gemachtigde maakt mr. Bunt op dat het wrakingsverzoek ten onrechte is gedaan, want met het doel om op die manier tijd en gelegenheid te creëren om alsnog nadere stukken/onderbouwing aan het dossier toe te kunnen voegen.

4.De beoordeling

4.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval is, moet objectief gerechtvaardigd zijn. Dat betekent dat er concrete feiten en omstandigheden moeten zijn waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
4.2.
De wrakingskamer ziet aanleiding het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting af te wijzen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid als bedoeld in artikel 9.1 van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank. Uit de toelichting op het wrakingsverzoek kan niet anders worden afgeleid dan dat het verzoek alleen is gedaan om te bewerkstelligen dat de behandeling van de verzetzaak zou worden geschorst en er op die manier alsnog de gelegenheid zou ontstaan voor verzoeker om jurisprudentie ter ondersteuning van zijn standpunt aan te leveren. Naar het oordeel van de wrakingskamer is hiermee sprake van kennelijk misbruik van recht als bedoeld in onderdeel i. van artikel 9.1.

5.De beslissing

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, W.J.B. Cornelissen en S. Taalman in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.D. Moeke en in het openbaar uitgesproken op
25 april 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.