ECLI:NL:RBOVE:2019:2515

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
08/770218-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen 45-jarige man voor gewelddadige overval op tabakswinkel in Enschede met tbs en celstraf als gevolg

Op 19 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man uit Enschede, die samen met een mededader een tabakswinkel heeft overvallen. De overval vond plaats op 30 juli 2018, waarbij de 70-jarige eigenaar van de winkel werd bedreigd en fysiek geweld werd gebruikt. De verdachte heeft een strafblad van 33 pagina's en was op het moment van de overval in de afsluitende fase van zijn derde ISD-maatregel. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met geweld en bedreiging, en heeft hem een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat tbs noodzakelijk was om de verdachte te kunnen behandelen, gezien zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis en verslaving aan middelen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de overval op het slachtoffer, die al eerder was overvallen en psychische schade heeft ondervonden. De vordering van de benadeelde partij voor schadevergoeding is toegewezen, en de rechtbank heeft de verdachte verplicht om dit bedrag te betalen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/770218-18 (P)
Datum vonnis: 19 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in HvB Ooyerhoekseweg - Zutphen te Zutphen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 november 2018, 1 februari 2019, 11 april 2019 en 5 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E.J. Leunk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. F. Vogels, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte, samen met een ander, op 30 juli 2018 [tabakswinkel] op gewelddadige wijze heeft beroofd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 juli 2018 te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in/uit een winkelpand en/of bedrijfspand gelegen aan de [adres] , één of meerdere pakje(s) sigaretten en/of doosje(s) sigaren, althans rookwaren en/of één of meerdere kraslo(o)t(en), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , eigenaar van [tabakswinkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen: - op die [slachtoffer 1] is af gelopen en die [slachtoffer 1] een klap en/of slag met gebalde vuist op zijn kaak, althans in/op zijn gezicht heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer 1] een duw in zijn rug heeft gegeven, althans tegen zijn lichaam en/of
- meermalen, althans in ieder geval éénmaal dreigend tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gezegd 'handen omhoog, geen politie bellen', in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
  • Het proces-verbaal van terechtzitting van 5 juli 2019, voor zover de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , dossierpagina’s 076-077;
  • het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 079;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] , dossierpagina 081.
4.2
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 30 juli 2018 te Enschede, tezamen en in vereniging met een ander, in een winkelpand gelegen aan de [adres] , meerdere pakjes sigaretten en meerdere krasloten, die geheel aan een ander dan aan verdachte of zijn mededader toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] , eigenaar van [tabakswinkel] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander:
- op die [slachtoffer 1] is af gelopen en die [slachtoffer 1] een klap op zijn kaak, heeft gegeven en
- die [slachtoffer 1] een duw in zijn rug heeft gegeven en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd 'handen omhoog, geen politie bellen'.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest op te leggen en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat volstaan kan worden met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met behandeling daaraan gekoppeld, subsidiair een de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich, samen met een ander, schuldig gemaakt aan een beroving van een tabakswinkel, waarbij geweld is gebruikt. Verdachte en de mededader zijn de winkel ingelopen en verdachte heeft de op dat moment 70-jarige eigenaar van de tabakswinkel een elleboogstoot in zijn gezicht gegeven. Het slachtoffer werd vervolgens zijn kantoortje ingeduwd, waar zich een getuige bevond. Hen wordt dreigend gezegd dat ze geen politie mochten waarschuwen. Ondertussen werd een tas met sigaretten en krasloten gevuld, waarna de beide daders de winkel weer verlieten met nogmaals de dreigende mededeling dat de politie niet mocht worden gebeld.
Een dergelijk delict is niet alleen zeer bedreigend en traumatiserend voor slachtoffers, maar veroorzaakt ook onrust in de samenleving in het algemeen en brengt in gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de negatieve psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Het slachtoffer in deze zaak is al meerdere keren overvallen en was in eerste instantie te bang om aangifte te doen. Hij heeft blijkens de door hem opgestelde slachtofferverklaring nog langdurig pijn ondervonden ten gevolge van de uitgedeelde elleboogstoot. Verdachte heeft bij het plegen van het feit gehandeld uit louter winstbejag om in zijn middelengebruik te kunnen voorzien en heeft zich niets gelegen laten liggen aan de belangen van anderen. Al met al gaat het dan ook om uiterst laakbaar gedrag.
Uit het 33 pagina’s tellende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 15 mei 2019 blijkt dat verdachte veelvuldig veroordeeld is, voor voornamelijk vermogensdelicten, maar ook voor meerdere geweldsdelicten. Ten tijde van het ten laste gelegde bevond verdachte zich in de transmurale fase van zijn (derde) ISD-maatregel.
Voor een beroving van een winkel heeft het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS) oriëntatiepunten voor straftoemeting voorgesteld. Voor een voltooide beroving waarbij geweld is gebruikt, kan volgens deze oriëntatiepunten een gevangenisstraf van drie jaar als uitgangspunt van denken gelden. Dat het feit samen met een ander is gepleegd, het een kwetsbaar slachtoffer betrof en dat er sprake is van recidive, zijn strafverzwarende factoren waarmee de rechtbank rekening houdt.
De rechtbank heeft kennis genomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van psychiater dr. T.W.D.P van Os van 25 januari 2019. Daar komt onder meer het volgende naar voren. Bij verdachte is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis en diverse stoornissen in gebruik van middelen, te weten opioïde, alcohol en cocaïne. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het delict en beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Verdachte beschikt over onvoldoende bekwaamheden om situaties en de gevolgen op langere termijn te doorzien. Zijn probleemoplossende mogelijkheden zijn beperkt en inadequaat. Geadviseerd wordt derhalve om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Buiten een strakke structuur als hulpprothese is verdachte teveel een speelbal van zijn impulsen. Het recidiverisico wordt dan ook als hoog ingeschat.
Geadviseerd wordt om verdachte klinische te behandelen, waarbij gewerkt wordt naar een blijvende prothese op het gebied van wonen, netwerk, dag-invulling, financiën en vrije rijd. Geadviseerd wordt om behandeling op te leggen in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van de over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportage van gz-psycholoog dr. D.J. Burck van 25 januari 2019. Daaruit blijkt onder meer het volgende. Verdachte functioneert intellectueel op zwakbegaafd niveau. Er is sprake van een ongespecificeerde neurobiologische ontwikkelingsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van een ziekelijke stoornis in het gebruik van opiaten, alcohol en stimulantia (cocaïne). Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het delict en beïnvloedden de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte. Toen zijn geld op was, heeft verdachte de beroving gepleegd om zijn middelengebruik te kunnen financieren, zonder zich te bekommeren om de consequenties voor anderen en voor zichzelf. Als gevolg van zijn stoornissen had verdachte slechts in beperkte mate handelingsalternatieven tot zijn beschikking, waardoor de impulsieve drang tot directe behoeftebevrediging de overhand kreeg. Geadviseerd wordt derhalve om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
Verdachte heeft problemen op vrijwel alle levensterreinen en lijkt niet in staat om op sociaal geaccepteerde wijze zelfstandig sturing aan zijn leven te geven. Daarbij is hij nauwelijks ontvankelijk voor behandeling gebleken. De beperkte frustratietolerantie en de neiging op impulsieve wijze over te gaan tot directe behoeftebevrediging maken dat er een hoog risico op recidive is.
Verdachte kan baat hebben bij een klinische behandeling die hem structuur biedt, hem inzicht geeft in zijn beperkingen en hem handvatten biedt om daar mee om te gaan. Geadviseerd wordt dit vorm te geven in een terbeschikkingstelling met dwangverpleging.
Uit het reclasseringsadvies van 20 juni 2019 komt onder meer het volgende naar voren. Verdachte zegt een klinisch traject aan te willen gaan, maar uit dossierinformatie blijkt dat dat verdachte een langdurig traject niet kan volhouden, ook niet in een strak kader als de ISD-maatregel. Het risico dat verdachte vanuit zijn impulsen en zijn beïnvloedbaarheid zal reageren en daardoor zich zal onttrekken aan de voorwaarden of terug zal vallen in middelengebruik is groot. Een klinische behandeling is noodzakelijk. Dit maakt dat de reclassering een voorwaardelijke terbeschikkingstelling niet haalbaar acht en een terbeschikkingstelling met dwangverpleging adviseert.
De deskundigen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht.
De rechtbank maakt de conclusies van de deskundigen tot de hare en stelt vast dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het feit, in samenhang bezien met de justitiële documentatie van verdachte in beginsel een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, terwijl ook een langdurige en intensieve behandeling van de psychiatrische problematiek van verdachte noodzakelijk is. De rechtbank acht, mede gelet op de problematiek van verdachte, een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Voorts zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling worden opgelegd.
Nu deskundigen het recidiverisico als hoog inschatten bij verdachte, terwijl hij in de laatste fase van een (derde) ISD-maatregel heeft gerecidiveerd en de rechtbank de intrinsieke en langdurige motivatie van verdachte niet aannemelijk acht, is de rechtbank van oordeel dat een behandeling in een minder ingrijpend behandeltraject of in een voorwaardelijke vorm, niet aan de orde is. Naar het oordeel resteert terbeschikkingstelling met dwangverpleging als het enige kader dat toereikend is voor de vereiste behandeling van verdachte.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen. Aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. Er zijn adviezen van gedragsdeskundigen van twee verschillende disciplines die niet ouder zijn dan een jaar. Op het door verdachte begane feit staat naar de wettelijke omschrijving een straf van meer dan vier jaar. Ten tijde van dit feit bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege. De rechtbank wijst in dit verband op de ernst van het gepleegde feit, de grote kans op herhaling en de ernst van de geestesziekte van verdachte.
De rechtbank overweegt dat een terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd ter zake onder meer van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 359, zevende lid, Wetboek van Strafvordering (Sv), te weten diefstal vergezeld van geweld tegen personen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich, ook onder de naam [tabakswinkel] , als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 972,72, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- geschatte waarde van gestolen sigaretten en shag € 125,00;
- geschatte waarde van gestolen loten € 40,00;
- reiskosten ivm hulp SHN
€ 42,72.
Totaal € 207,72.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 765,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel toegewezen kan worden.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het door benadeelde partij gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a, 37b en 47 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld te personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
maatregel
- gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat de
terbeschikkinggestelde
van overheidswege wordt verpleegd;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1]van een bedrag van € 972,72 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2018) ;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 972,72,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 juli 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 19 dagen zal worden toegepast Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. A.M. Rikken en mr. M.J.C.M. Manders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019.
Buiten staat
Mr. A.M. Rikken en mr. M.J.C.M. Manders zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2018347678, summitnummer ON2R018075. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.