ECLI:NL:RBOVE:2019:2504

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
19 juli 2019
Zaaknummer
08-996084-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en faillissementsfraude door stroman als bestuurder

Op 18 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 54-jarige man, die werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en faillissementsfraude. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden en een ontzetting van vijf jaar van het recht om als bestuurder van een rechtspersoon op te treden. De rechtbank oordeelde dat de man, samen met medeverdachten, opzettelijk en doelbewust handelingen had verricht die gericht waren op het onttrekken van vermogen aan failliete ondernemingen. Hij fungeerde als stroman en was formeel bestuurder van verschillende bedrijven, terwijl hij in werkelijkheid geen enkele verantwoordelijkheid nam voor de bedrijfsvoering. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de administratie niet voerde en geen inlichtingen verstrekte aan curatoren, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedrieglijke bankbreuk en valsheid in geschrift. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996084-14 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 november 2018, 17 en 20 juni en 4 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.C.G. van der Wulp en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 5 november 2018, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:oprichter, leider of bestuurder was van een criminele organisatie die het oogmerk had om faillissementsfraude en/of valsheid in geschrift en/of bedrog met een balans en winst- en verliesrekening te plegen;
feit 2:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 1] B.V.;
feit 3:al dan niet samen met anderen één of meerdere arbeidsovereenkomst(en), en/of een of meer salarisspecificatie(s) en/of brief/brieven heeft vervalst;
feit 4:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 2] B.V.;
feit 5:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 3] B.V.;
feit 6:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 4] B.V.;
feiten 7, 9 en 11:als bestuurder van een rechtspersoon, geen inlichtingen heeft verstrekt aan de curator;
feit 8:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 5] B.V.;
feit 10:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 6] B.V..
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
Hij,
op één of meer tijdstip(pen),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 18 november 2014,
in de gemeente Hoogeveen en/of De Wolden en/of Losser en/of Heerhugowaard
en/of Koggenland en/of Alkmaar en/of, althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
- hem, verdachte, en/of
- [bedrijf 7] , en/of
- [bedrijf 8] B.V., h.o.d.n. [bedrijf 9] , en/of
- [bedrijf 10] C.V., en/of
- [bedrijf 11] , en/of
- [bedrijf 12]
- [bedrijf 13] , en/of
- [bedrijf 14] , en/of
- [medeverdachte 1] , en/of
- [verdachte] , en/of
- [naam 1] , en/of
- [naam 2] , en/of
- [naam 3] , en/of
- [naam 4] , en/of
- [naam 5] , en/of
- [naam 6] , en/of
- [naam 7] , en/of
- [bedrijf 1] B.V., en/of
- [bedrijf 2] B.V., en/of
- [bedrijf 3] B.V., en/of
- [bedrijf 4] B.V. (voorheen [bedrijf 15] B.V.), en/of
- [bedrijf 5] B.V., en/of
- [bedrijf 6] B.V. (voorheen [bedrijf 16] B.V.), en/of
een of meer (andere) natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van faillissementsfraude (artikel 341 en/of 343 en/of 194 Wetboek
van Strafrecht); en/of
- het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);
- bedrog met balans en winst- en verliesrekening (artikel 336 wetboek van
Strafrecht)
zulks terwijl hij, verdachte, oprichter, leider of bestuurder van die
organisatie was;
2.
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., welke vennootschap op 14 januari 2014
in staat van faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstippen in de periode van 10 juli 2013 tot
en met 18 november 2014,
in de gemeente Hoogeveen en/of Heerhugowaard en/of Koggeland, althans elders
in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. ter gelegenheid van haar faillissement of op een tijdstip waarop zij wist
dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één van de schuldeisers
op enige wijze bevoordeeld heeft; en/of
3. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het
voeren van een administratie ingevolge artikel 15i, eerste lid van Boek 3
van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en/of tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 1] B.V.,
A. in de periode van 20 juni 2013 tot en met 05 augustus 2013 één of meer
factu(u)r(en) uitgedaan aan haar opdrachtgever [bedrijf 17] , van in
totaal EUR 59.190,00, althans enig bedrag, waarbij is verzocht om op het rekeningnummer [rekeningnummer 1] van [bedrijf 1] te betalen en welke bedragen ook op deze rekening van [bedrijf 1] zijn ontvangen; en/of
B. gelden afkomstig van [naam 8] van EUR 1.164,00 op rekeningrekeningnummer [rekeningnummer 1] van [bedrijf 1] laten betalen; en/of
C. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden en/of de
administratie en/of het kasboek niet (volledig) aan de curator overlegd;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 21 juni 2013 tot en
met 10 februari 2014, in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of met
één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
1. één of meer arbeidsovereenkomst(en) (D-110 & D-112), en/of
2. salarisspecificatie(s) over de maand juli 2013, augustus 2013, september
2013 en/of oktober 2013 (D-060 & D-114), en/of
3. ( een) brief/brieven afkomstig van [bedrijf 1] B.V. en gericht aan [medeverdachte 1]
en/of [medeverdachte 2] (D-193 & D-113)
-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen –
valselijk heeft/hebben opgemaakt en/of heeft vervalst, me het oogmerk om deze
als echt en onvervalst te gebruiken o door anderen te doen gebruiken,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin,
1. dat in de arbeidsovereenkomst in strijd met de waarheid staat vermeld dat de
datum van indiensttreding 1 juli 2013 en/of 1 augustus 2013 is, wetende dat
er toen geen dienstbetrekking was; en/of
2. dat de in de arbeidsovereenkomst weergegeven datum van ondertekening niet
juist is; en/of
3. dat verdachte ten aanzien van D-110 onbevoegd was om tot ondertekening over
te gaan omdat hij toen nog geen bestuurder was, en/of
4. dat de salarisspecificaties zijn opgemaakt, wetende dat er hiervoor geen werkzaamheden zijn verricht en/of dat er allemaal fictieve loongegevens zijn toegepast; en/of
5. dat in de brieven aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een onjuiste
inhoud is opgenomen, wetende dat de loonvordering niet bestond;
4.
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., welke vennootschap op 3
september 2013 failliet is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 februari 2012
tot en met 19 november 2012 in de gemeente Hoogeveen althans elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van de
vennootschap,
1. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het
voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3
van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 2] B.V.
A. in de ten laste gelegde periode geen administratie bijgehouden en/of
overgedragen aan een opvolgend bestuurder;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft
gegeven;
5.
de besloten vennootschap [bedrijf 3] B.V., welke vennootschap op 13 maart 2013
in staat van faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 7 januari 2013 en
met 18 november 2014,
in de gemeente Hoogeveen en/of Losser, althans elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. ter gelegenheid van zijn faillissement of op een tijdstip waarop zij wist
dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één van haar schuldeisers,
op enige wijze bevoordeeld heeft; en/of
3. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 3] B.V.,
A. in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013, zonder hiertoe
aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie, vanaf haar bankrekening
[rekeningnummer 2] een bedrag van EUR 5.000,00 en/of EUR 2.164,00 en/of
EUR 2.260,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] t.n.v. [bedrijf 18] C.V. Waarvan eveneens een bedrag van EUR 6.797,23, althans een groot deel, zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie is overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] van [bedrijf 8] B.V.; en/of
B. haar huurvordering(en) op [bedrijf 19] B.V. en/of [naam 9] gecedeerd
en/of laten cederen aan [bedrijf 8] B.V.; en/of
C. geen administratie overlegd aan de curator en/of geen administratie
bijgehouden;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft
gegeven;
6.
de besloten vennootschap [bedrijf 4] B.V. (voorheen [bedrijf 15]
B.V.), welke vennootschap op 24 april 2013 in staat van
faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2013
tot en met 18 november 2014,
in de gemeente Heerhugowaard en/of Koggenland en/of Hoogeveen, althans elders
in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. ter gelegenheid van zijn faillissement of op een tijdstip waarop zij wist
dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één van haar schuldeisers
op enige wijze bevoordeeld heeft; en/of
3. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 4] B.V.
A. een contractuele verplichtingen tot de inkoop van materiaal aangegaan met [bedrijf 20] en/of [bedrijf 21] B.V. en/of [bedrijf 22] B.V. en/of
[bedrijf 23] B.V. ( [bedrijf 23] ), [bedrijf 24] B.V. , al dan niet ten behoeve van [bedrijf 5] B.V., zonder hiertoe aanwezige noodzaak en/of tegenprestatie, dan wel zonder hiertoe de [bedrijf 5] B.V. voor deze bedragen te factureren en/of deze goederen ter beschikking te stellen aan [bedrijf 5] B.V. zonder hiervoor een tegenprestatie of zakelijke vergoeding te bedingen en/of zonder hiervoor
betaald te krijgen; en/of
B. een bedrag van in totaal circa EUR 10.000,00 en/of EUR 18.200,00 opgenomen
van haar bankrekeningen en/of heeft laten opnemen van haar bankrekeningen, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond (D-444/D-515/D-277); en/of
C. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden en/of post niet aan
de curator overhandigd;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
7.
hij als bestuurder van [bedrijf 4] B.V., welke vennootschap op 24
april 2013 failliet is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 april 2013
tot 18 november 2014 in de gemeente Hoogeveen, althans elders in
Nederland, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen,
hetzij zonder geldige reden opzettelijk weg is gebleven,
hetzij heeft geweigerd de vereiste inlichtingen te geven,
hetzij opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft gegeven,
immers hebbende verdachte op geen enkele wijze contact gezocht met de
curator, ondanks hiertoe te zijn aangeschreven bij brieven van 23 mei 2013 en
12 juni 2013 (D-026 en D-027);
8.
de besloten vennootschap [bedrijf 5] B.V., welke vennootschap op
21 augustus 2012 in staat van faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 mei 2012 tot en
met 18 november 2014,
in de gemeente Heerhugowaard en/of Koggenland en/of Hoogeveen, althans elders
in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. ter gelegenheid van haar faillissement of op een tijdstip waarop zij wist
dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één van haar schuldeisers op
enige wijze bevoordeeld heeft; en/of
3. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 5] B.V.,
A. de betaling vanuit het project [project] ter hoogte van in totaal
EUR 15.000,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 5] , zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie doorgestort naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] (D-440); en/of
B. de betalingen vanuit het project [project] ter hoogte van in totaal
EUR 49.000,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 6] van [bedrijf 25] laten storten, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie (D-440); en/of
C. EUR 10.000,00 contant in ontvangst genomen van [project] ten behoeve van de betaling van de door [bedrijf 5] B.V. verrichte werkzaamheden en deze EUR 10.000,00 niet verantwoord in een kasboek (D-250); en/of
D. zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie EUR 36.500,00 aan inkomsten van debiteuren, doorgestort naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] (D-442); en/of
E. de door [naam 5] in privé opgenomen EUR 2.000,00 niet teruggevorderd;
F. een Ford Transit verkocht zonder de opbrengst hiervan aan de vennootschap
ten goede te laten komen, althans zonder in de administratie inzicht te
geven in de verwerking van deze opbrengst; en/of
G. het restantsaldo op bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] van EUR 1.590,08 overgeschreven naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] , althans een bedrag van
EUR 1.590,08 niet aan de curator overgedragen; en/of
H. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden; en/of
I. op verzoek van de curator niet de zwarte ordner(s) (D-02-03-001/
D-02-04-002) en/of andere bestaande facturen/kwitanties, bankafschriften, uitgeleverd;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft
gegeven;
9.
als bestuurder van de besloten vennootschap [bedrijf 5] B.V.,
welke vennootschap op 21 augustus 2012 in staat van faillissement is
verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 augustus 2012
tot en met 18 november 2014,
in de gemeente Heerhugowaard en/of Koggenland en/of Hoogeveen, althans elders
in Nederland,
wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, hetzij zonder geldige
reden opzettelijk weg is gebleven, hetzij heeft geweigerd de vereiste
inlichtingen te geven, hetzij opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft
gegeven,
immers is verdachte vier keer, althans meerdere malen, aangeschreven (D-129,
D-128, D-127, D-126) door de curator om tot het verstrekken van inlichtingen
over te gaan en heeft verdachte verzuimd om naar aanleiding van deze brieven
contact met de curator op te nemen;
10.
de besloten vennootschap [bedrijf 6] B.V. (voorheen genaamd [bedrijf 16]
B.V.), welke vennootschap op 28 oktober 2014 in staat van faillissement
is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot
en met 18 november 2014,
in de gemeente Hoogeveen, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het
voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3
van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 6] B.V.,
A. in de periode van 18 augustus 2014 tot en met 28 oktober 2014 EUR 8.500,00, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond, overgemaakt naar [bedrijf 7] , op
rekeningnummer [rekeningnummer 7] ; en/of
B. ondanks herhaaldelijk verzoek van de curator, op 30 oktober 2014 en/of 6
november 2014, geen administratie aangeleverd, terwijl tijdens de
doorzoeking aan de [adres 1] te Zuidwolde en/of de [adres 2] te Hoogeveen, ordners en/of bescheiden zijn aangetroffen die niet aan de curator
zijn overlegd;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
11.
als bestuurder van de besloten vannootschap [bedrijf 6] B.V., welke,
vennootschap op 28 oktober 2014 in staat van faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 28 oktober 2014
tot en met 18 november 2014,
in de gemeente ‘s- Heerenberg en/of Silvolde en/of Hoogeveen, althans elders in
Nederland,
wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, hetzij zonder geldige
reden opzettelijk weg is gebleven, hetzij heeft geweigerd de vereiste
inlichtingen te geven, hetzij opzettelijk verkeerde inlichtingen heeft
gegeven,
immers is verdachte twee keer, althans meerdere malen, aangeschreven (D215,
D-264) door de curator om tot het verstrekken van inlichtingen over te gaan en
heeft verdachte verzuimd om naar aanleiding van deze brieven contact met de
curator op te nemen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit.
Met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde criminele organisatie heeft hij aangevoerd dat er geen sprake is van een organisatie, omdat er geen sprake is van een samenwerkingsverband. Over de eventuele duurzaamheid en structuur van deze samenwerking blijkt uit het dossier ook niets. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat verdachte niet betrokken is geweest bij enig strafbaar feit, zodat hij ook niet als deelnemer van die mogelijke criminele organisatie kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman primair aangevoerd dat hoewel verdachte op papier bestuurder was van [bedrijf 1] BV, uit het dossier duidelijk volgt dat hij er verder op geen enkele manier bij betrokken was, zodat verdachte niet als feitelijk leidinggever kan worden aangemerkt. Subsidiair kan niet komen vast te staan dat verdachte opzet had op de verboden gedraging. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman gesteld dat verdachte niet met de gehele bedrijfsvoering te maken had, zodat hem hoogstens onoplettendheid kan worden verweten, omdat hij blind een handtekening heeft gezet. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman gesteld dat verdachte een passief bestuurder was en dat niet kan worden bewezen dat hij feitelijk leiding heeft gegeven dan wel dat hij opzet had op de verboden gedraging. Ook ten aanzien van het onder 5, 6, 8 en 10 ten laste gelegde heeft de raadsman telkens gesteld dat verdachte een passief bestuurder was en dat hij daarmee niet bevoegd en redelijkerwijs gehouden was maatregelen te treffen. Daarnaast heeft de raadsman telkens aangevoerd dat het opzet op de verboden gedraging ontbreekt. Met betrekking tot de feiten 7, 9 en 11 heeft de raadsman aangevoerd dat uit het dossier volgt dat verdachte niet op de hoogte was van de bedrijfsvoering, zodat hem niet kan worden verweten dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] hielden zich bedrijfsmatig bezig met de advisering van bestuurders van bedrijven die in financiële nood verkeerden. Zij zorgden ervoor dat de bestuurders werden uitgeschreven en dat er een nieuwe bestuurder werd ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel, vaak in de persoon van verdachte [verdachte] , met wie zij regelmatig samenwerkten.
4.3.2
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de hierna genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 1] BV)
[bedrijf 1] BV is een bedrijf waarvan mevrouw [naam 1] bestuurder was. Toen er begin 2013 problemen ontstonden met schuldeisers, vroeg [naam 1] hulp aan [medeverdachte 2] , die fungeerde als boekhouder van [bedrijf 1] BV. [1] [medeverdachte 2] gaat zich dan actief als schuldbemiddelaar met het bedrijf bezig houden. [2]
Terwijl de financiële problemen zich aan het opstapelen waren werd op 20 juni 2013 op de naam van de dochter van mevrouw [naam 1] , [naam 10] , [bedrijf 1] opgericht. [naam 10] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en [naam 1] haar hadden geïnstrueerd vooral haar mond te houden en te knikken als zij bij de KvK en de bank zouden zijn. [3] [medeverdachte 2] is met haar mee geweest naar de KvK en de bank. [4]
Na bemiddeling van [medeverdachte 2] werd [verdachte] middels [bedrijf 11] vanaf 10 juli 2013 bestuurder van [bedrijf 1] BV. [5] [naam 1] had de administratie overgedragen aan [medeverdachte 2] . [6] Op 14 januari 2014 werd [bedrijf 1] BV failliet verklaard. [7] [verdachte] heeft verklaard geen werkzaamheden voor [bedrijf 1] BV te hebben verricht. [8]
(A) Eind mei 2013 had [bedrijf 1] BV van [bedrijf 17] de opdracht gekregen een schip te verbouwen. De eerste factuur van [bedrijf 1] BV aan [bedrijf 17] dateert van 20 juni 2013, de dag dat [bedrijf 1] werd ingeschreven. [naam 1] heeft hierover verklaard dat [medeverdachte 2] haar heeft geadviseerd om opbrengsten uit die opdracht op de bankrekening van [bedrijf 1] te laten storten. [9] [naam 11] , werkzaam bij [bedrijf 17] , heeft verklaard dat hij in totaal € 59.190,-- heeft betaald op het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 1] . [10] Dit geld had contractueel bezien naar [bedrijf 1] BV moeten gaan. [11]
(B) [bedrijf 1] BV had ook nog een vordering op [naam 8] in verband met een gedane verbouwing. [naam 8] heeft verklaard dat hij op verzoek van [naam 1] de laatste factuur op 2 juli 2013 op een ander bankrekeningnummer heeft betaald, te weten op de bankrekening van [bedrijf 1] . [12]
(C) De curator heeft aangifte gedaan van het niet tevoorschijn brengen van de administratie. [13] De curator heeft geen enkel stuk uit de administratie ontvangen. [14]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3 (valsheid in geschrift)
[bedrijf 1] BV is een bedrijf waarvan mevrouw [naam 1] bestuurder was. Toen er problemen ontstonden met schuldeisers, vroeg [naam 1] hulp aan [medeverdachte 2] , die fungeerde als boekhouder van [bedrijf 1] BV. [15] [verdachte] werd middels [bedrijf 11] vanaf 10 juli 2013 bestuurder van [bedrijf 1] BV. Op 14 januari 2014 werd [bedrijf 1] BV failliet verklaard. [16] Bij de aanvraag van het faillissement zijn arbeidsovereenkomsten tussen [bedrijf 1] BV en [medeverdachte 1] , respectievelijk [bedrijf 1] BV en [medeverdachte 2] en daarmee samenhangende salarisspecificaties overgelegd. [17]
Tijdens een doorzoeking bij [medeverdachte 2] is een digitale harde schijf aangetroffen. [18] Uit onderzoek aan deze harde schijf is gebleken dat de arbeidsovereenkomsten tussen [bedrijf 1] BV en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] pas op 28 november 2013 op de computer van [medeverdachte 2] zijn opgemaakt, terwijl in de overeenkomsten staat dat deze op 21 juni 2013 respectievelijk 22 juli 2013 zijn opgemaakt. [19] De overeenkomst tussen [medeverdachte 1] en [bedrijf 1] BV is bovendien door [verdachte] getekend, terwijl hij daartoe op 21 juni 2013 niet bevoegd was, omdat hij pas vanaf 10 juli 2013 bestuurder was. De op 21 juni 2013 bevoegde bestuurder, [naam 1] , heeft verklaard dat zij [medeverdachte 1] nooit heeft ontmoet en dat zij ook geen personeel in dienst heeft genomen. [20] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de arbeidsovereenkomst zelf heeft opgemaakt en dat hij door [naam 1] in dienst is genomen. Op 22 juli 2013 zou [verdachte] de arbeidsovereenkomst hebben ondertekend. Hij was op dat moment bestuurder. [21]
Gelet op de vastgestelde datum van opmaak van de arbeidsovereenkomsten tussen [bedrijf 1] BV en [medeverdachte 1] , respectievelijk [bedrijf 1] BV en [medeverdachte 2] en de daarmee niet in overeenstemming te brengen data die op die overeenkomsten zijn vermeld acht de rechtbank echter wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] deze arbeidsovereenkomsten valselijk heeft opgemaakt. Nu er geen arbeidsovereenkomsten met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bestonden en alle partijen dit ook wisten, staat daarmee vast dat de salarisspecificaties eveneens valselijk zijn opgemaakt.
De rechtbank overweegt voorts dat de in de tenlastelegging onder punt 3 genoemde ontvangstbevestigingsbrieven eveneens zijn aangetroffen op de gegevensdrager van [medeverdachte 2] . [22] Nu [verdachte] wist dat er geen arbeidsovereenkomsten bestonden, wist hij daarmee ook dat de door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gedane loonvorderingen vals waren, zodat daarmee vast staat dat hij ook de ontvangstbevestigingsbrieven valselijk heeft opgemaakt.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk arbeidsovereenkomsten, salarisspecificaties en brieven valselijk heeft opgemaakt.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 2] )
[bedrijf 2] BV werd failliet verklaard op 3 september 2013. [23] Curator Joustra heeft op 7 maart 2014 aangifte gedaan ter zake van vermoedelijke bedrieglijke bankbreuk, omdat de administratie hem niet ter hand werd gesteld. [24] Curator Joustra heeft tweemaal brieven gestuurd aan [bedrijf 2] BV met het verzoek contact op te nemen en inlichtingen te verstrekken. [25] Er is niets verstrekt aan de curator. Blijkens gegevens van de belastingdienst hebben er in 2011 wel activiteiten in de BV plaats gevonden. [verdachte] was vanaf 28 augustus 2009 tot en met 19 november 2012 bestuurder van [bedrijf 7] . [26] Op 22 februari 2012 heeft [verdachte] [bedrijf 7] ingeschreven als bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 2] BV. [27]
[verdachte] heeft verklaard dat hij geen werkzaamheden heeft verricht voor de BV. [28]
Het adres van [bedrijf 2] BV is per 27 februari 2012 bij de Kamer van Koophandel (KvK) gewijzigd naar het zakenadres van [medeverdachte 1] . [29]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 3] BV)
Op 1 juni 2011 werd [bedrijf 13] enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 3] BV. [bedrijf 13] werd op dat moment middellijk bestuurd door de heer [naam 7] en daarna door mevrouw [naam 3] . [naam 3 en 7] hebben beiden verklaard dat zij [medeverdachte 1] hebben gevraagd er voor te zorgen dat zij van [bedrijf 3] BV af konden. [naam 7] heeft daarover onder meer verklaard dat “ [medeverdachte 1] de hele pleurisbende kreeg” en “ik gaf hem nog geld toe”. [30] Vanaf 1 december 2012 werd [medeverdachte 2] bestuurder van [bedrijf 13] en daarmee middellijk bestuurder van [bedrijf 3] BV. Per 1 januari 2013 werd het zakenadres van [bedrijf 3] BV gewijzigd naar een adres in Warmond. [31] Dit betreft feitelijk een onbebouwd stuk grond van ongeveer 16 vierkante meter dat eigendom is van [medeverdachte 1] . [32] Vervolgens is [verdachte] per 7 januari 2013 bestuurder van [bedrijf 13] geworden. [33]
[bedrijf 3] BV werd op 13 maart 2013 failliet verklaard. [34]
(A) In de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013 zijn er door [bedrijf 3] BV verschillende betalingen gedaan aan de [bedrijf 18] CV van mevrouw [naam 7] . [35] Direct daarop is door [bedrijf 18] CV een bedrag van € 6.797,23 overgeboekt naar de aan [medeverdachte 1] gelieerde onderneming [bedrijf 8] BV. [36] Van een rechtsgrond voor de betaling aan [bedrijf 18] is niet gebleken.
(B) [bedrijf 3] BV huurde haar bedrijfspand van [bedrijf 26] BV, maar verhuurde het pand zelf onder aan [bedrijf 19] BV. De huurvorderingen van [bedrijf 3] BV op [bedrijf 19] BV werden per 22 februari 2013 gecedeerd aan de aan [medeverdachte 1] gelieerde onderneming [bedrijf 8] BV. [37]
(C) Mevrouw [naam 7] heeft verklaard dat zij de administratie van [bedrijf 3] BV heeft overgedragen aan [medeverdachte 1] . [38] [verdachte] heeft verklaard dat hij alle brieven die hij kreeg direct aan [medeverdachte 1] gaf. [39] De curator heeft meerdere malen een oproep aan [medeverdachte 1] gedaan om de administratie aan hem aan te leveren. [40] Er is geen administratie aan de curator verstrekt. Bij een doorzoeking van het kantoor van [medeverdachte 1] op 18 november 2014 zijn echter wel administratieve stukken van [bedrijf 3] BV aangetroffen, alsmede het register van aandeelhouders en enkele losse visitekaartjes. [41]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 6 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 4] BV)
[medeverdachte 1] werd op 3 januari 2013 via [bedrijf 27] BV middellijk bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 28] BV en daarmee ook van [bedrijf 15] . Voorgaande bestuurders waren [naam 4] en [naam 5] . Op 3 januari werd de naam door [medeverdachte 1] gewijzigd in [bedrijf 4] BV. [42] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [bedrijf 15] een zinkend schip was. [43] Vervolgens werd op 26 februari 2013 [verdachte] met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2013 ingeschreven bij de KvK als middellijk bestuurder van [bedrijf 4] BV. [44] Hij ‘kocht’ de BV van [medeverdachte 1] , maar heeft geen bankpas en volmacht ontvangen en heeft er ook niets voor hoeven betalen. [45] [medeverdachte 1] bleef aandeelhouder. [bedrijf 4] BV werd op 24 april 2013 failliet verklaard. [46]
(A) [naam 5] was vanaf 6 november 2010 tot en met 14 mei 2012 bestuurder van de [bedrijf 5] . [naam 5] heeft op naam van [bedrijf 15] , met medeweten van [naam 4] , goederen ingekocht bij leveranciers de [bedrijf 23] en [bedrijf 24] BV, zonder deze goederen te betalen. [47] [naam 4] heeft deze goederen ook niet in rekening gebracht bij [naam 5] .
(B) Op 1 februari 2013 werd er door [naam 4] € 10.000,-- opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 15] . [48] Op dat moment was [medeverdachte 1] bestuurder, maar kon [naam 4] nog over de bankrekeningen beschikken. [naam 4] heeft erkend dat hij in het vierde kwartaal van 2012 een bedrag van € 18.200,-- heeft onttrokken, omdat hij vond dat hij recht had op teruggaaf van € 60.000,-- van [bedrijf 15] . [49]
(C) Na het faillissement deed de curator een verzoek aan [verdachte] tot uitlevering van de administratie. [50] [verdachte] heeft verklaard niets van enige administratie af te weten. [51] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het een schone en lege BV was en er volgens hem dus ook geen boekhouding was. [52] De administratie is vervolgens tijdens een doorzoeking bij [naam 4] thuis aangetroffen. [53]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 7 (verstrekken van inlichtingen [bedrijf 4] BV )
Zoals hiervoor reeds vastgesteld werd [verdachte] op 26 februari 2013 met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2013 ingeschreven bij de KvK als middellijk bestuurder van [bedrijf 4] BV. [54] [bedrijf 4] BV werd op 24 april 2013 failliet verklaard. [55]
De curator heeft [verdachte] op 23 mei 2013 en 12 juni 2013 verzocht om uitlevering van de administratie. [56] [verdachte] heeft zelf verklaard niets te weten van enige administratie. [57] De curator heeft geen contact kunnen krijgen met [verdachte] en geen stukken ontvangen.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 8 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 5] )
Zoals vermeld was [naam 5] van 6 november 2010 tot en met 14 mei 2012 bestuurder van [bedrijf 5] . Op 15 mei 2012 werd [verdachte] via [bedrijf 14] middellijk bestuurder van [bedrijf 5] . [58] Op 16 mei 2012 werd hij vervolgens ook bestuurder van [bedrijf 25] . [verdachte] heeft beide ondernemingen voor € 1,-- gekocht. [59] Na de datum van overdracht bleef [naam 5] gebruik maken van de naam [bedrijf 5] en hield hij de beschikking over de bankpassen van de betaalrekening van [bedrijf 25] . Op 21 augustus 2012 is [bedrijf 5] failliet gegaan. [60] De heer Ruis werd als curator benoemd en hij deed op 13 maart 2014 aangifte van vermoedelijke bedrieglijke bankbreuk. [61]
(A) De betaling van € 15.000,-- door [naam 12] op rekening [rekeningnummer 5] van [bedrijf 5] werd diezelfde dag doorgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [bedrijf 25] . [62] Er kon geen factuur worden overgelegd die ten grondslag lag aan de betaling van € 15.000,--.
(B) Aan de betalingen die na het faillissement plaatsvonden, ten bedrage van in totaal € 49.000,--, door [naam 12] aan [bedrijf 25] lagen eveneens geen facturen ten grondslag. [63]
(C) Op een bewijs van een contante betaling van [bedrijf 5] van 14 december 2012 is te lezen “Van u ontvangen een contant bedrag van € 10.000,--“. [64] Getuige [naam 12] heeft verklaard dat hij € 10.000,-- contant heeft betaald aan [naam 5] . [65]
[naam 5] heeft over het onder A, B en C ten laste gelegde verklaard dat hij de facturen heeft opgemaakt en aan [naam 12] heeft uitgereikt. Ook heeft hij naar eigen zeggen de overboekingen van de bankrekeningen van de [bedrijf 5] naar [bedrijf 25] en de geldopnames gedaan. [naam 5] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] hem heeft geadviseerd de facturen van [bedrijf 5] op andere bankrekeningen te laten betalen. [66]
Curator Ruis heeft verklaard dat hij de bankrekeningen [rekeningnummer 5] en [rekeningnummer 6] niet kende en dat hij daarom ook niet op de hoogte was van de betalingen en geldopnames. [67]
(D) [naam 5] heeft verklaard dat hij speelde met de bankrekeningen tussen de [bedrijf 5] en [bedrijf 25] , omdat hij problemen verwachtte met crediteuren. Hij besloot gelden over te boeken naar [bedrijf 25] , omdat hij bang was voor beslaglegging door de crediteuren van de [bedrijf 14] . [68]
(E) [naam 5] heeft op 10 augustus 2012 een bedrag van € 2.000,-- opgenomen van de rekening van de [bedrijf 5] . [69]
(F) Op 7 juli 2012 heeft [naam 5] de Ford Transit die aan [bedrijf 5] toebehoorde verkocht. [70] De opbrengst van de auto is niet aan de BV ten goede gekomen.
(G) Op 28 augustus 2012 is het restantsaldo van rekening [rekeningnummer 5] ten bedrage van € 1.590,08 overgemaakt naar de bankrekening [rekeningnummer 6] , t.n.v. [bedrijf 25] BV. [naam 5] heeft hierover verklaard dat hij denkt dat hij degene is geweest die het geld heeft overgeboekt.
(H) [verdachte] heeft verklaard dat hij in zijn periode als bestuurder geen administratie heeft bijgehouden. [71]
(I) Tijdens een doorzoeking van het zakelijk pand van [medeverdachte 1] is een zwarte map met daarin documenten betrekking hebbende op [bedrijf 5] aangetroffen. [72] De curator heeft geen enkele boekhouding of administratie ontvangen. [73]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 9 (verstrekken van inlichtingen [bedrijf 5] BV )
Zoals hiervoor vastgesteld werd [verdachte] op 15 mei 2012 via [bedrijf 14] middellijk bestuurder van [bedrijf 5] . [74] Op 16 mei 2012 werd hij vervolgens ook bestuurder van [bedrijf 25] . Op 21 augustus 2012 is [bedrijf 5] failliet gegaan. [75] De heer Ruis werd als curator benoemd en hij deed op 13 maart 2014 aangifte van vermoedelijke bedrieglijke bankbreuk. [76]
De curator heeft op 14 september 2012, 9 oktober 2012 en 16 en 23 januari 2013 brieven gestuurd naar [verdachte] met het verzoek zo spoedig mogelijk contact op te nemen. [77] De curator heeft verklaard dat [verdachte] alleen heeft verklaard dat hij geen administratie had en hem niets terzake doende over de [bedrijf 5] heeft verteld. [78]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 10 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 6] BV)
Op 21 juli 2014 is bij de KvK geregistreerd dat de [bedrijf 13] , waarvan [verdachte] bestuurder was sinds 7 januari 2013, met terugwerkende kracht tot 1 maart 2014 bestuurder werd van [bedrijf 6] BV. Drie maanden later, op 28 oktober 2014, werd [bedrijf 6] BV failliet verklaard en Grollé als curator benoemd. [79] Voordat [verdachte] middellijk bestuurder van [bedrijf 6] BV werd, was de heer [naam 6] bestuurder. [naam 6] heeft bij mailbericht van 3 juli 2014 aan Juridische Divisie aan [medeverdachte 1] om advies gevraagd in zake [bedrijf 6] BV. [80]
(A) Vanaf de bankrekening van [bedrijf 6] BV zijn in de periode van 18 augustus 2014 tot en met 28 oktober 2014 betalingen gedaan aan [medeverdachte 1] gelieerde rechtspersonen. [81]
(B) Curator Grollé heeft eerst bij oud-bestuurder [naam 6] en vervolgens bij bestuurder [verdachte] op 30 oktober 2014 en 6 november 2014 schriftelijk de uitlevering van de volledige administratie gevorderd. [82] [medeverdachte 1] was op de hoogte van het feit dat de curator om uitlevering van de administratie had verzocht. [83] De curator heeft nooit enig stuk ontvangen. Tijdens een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] op 18 november 2014 werden zeven ordners met administratieve bescheiden van [bedrijf 6] BV aangetroffen. [84] Op diezelfde datum werd bij een doorzoeking van de woning van [verdachte] eveneens losse administratieve bescheiden, met name aan [bedrijf 6] BV gerichte brieven, facturen en aanmaningen aangetroffen. [85]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 11 (verstrekken van inlichtingen [bedrijf 6] BV )
Zoals reeds vastgesteld is op 21 juli 2014 bij de KvK geregistreerd dat de [bedrijf 13] , waarvan [verdachte] bestuurder was sinds 7 januari 2013, met terugwerkende kracht tot 1 maart 2014 bestuurder werd van [bedrijf 6] BV. Drie maanden later, op 28 oktober 2014, werd [bedrijf 6] BV failliet verklaard en Grollé als curator benoemd. [86] Curator Grollé heeft eerst bij oud-bestuurder [naam 6] en vervolgens bij bestuurder [verdachte] op 30 oktober 2014 en 6 november 2014 schriftelijk de uitlevering van de volledige administratie gevorderd. [87] De curator heeft niets ontvangen.
Op 18 november 2014 werden bij een doorzoeking van de woning van [verdachte] losse administratieve bescheiden, met name aan [bedrijf 6] BV gerichte brieven, facturen en aanmaningen aangetroffen. [88]
4.3.3
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Gelet op alle hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden staat voor de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat het steeds een vooropgezet plan is geweest van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] om vermogensrechten en zaken te onttrekken aan de noodlijdende ondernemingen. Het staat voor de rechtbank vast dat het de modus operandi van verdachten was om die noodlijdende ondernemingen over te nemen, met niet de bedoeling om die er weer bovenop te helpen maar juist met de bedoeling om vermogensrechten en zaken te onttrekken en het vermogen zo lang mogelijk buiten het zicht van de schuldeisers en de curator te houden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] werden immers door bestuurders van noodlijdende bedrijven benaderd voor een oplossing om van hun in financiële nood verkerende onderneming af te komen. Wetende van de financiële nood van de bedrijven zorgde [medeverdachte 1] er samen met [medeverdachte 2] voor dat de bestuurders werden uitgeschreven en dat een nieuwe bestuurder, in de persoon van [verdachte] , werd ingeschreven. [verdachte] heeft geen enkele inhoudelijke ervaring met of kennis ter zake het besturen van ondernemingen. Gelet op zijn opleiding, achtergrond en beweegredenen om zich telkens te doen inschrijven als bestuurder van een BV, voldoet hij naar het oordeel van de rechtbank aan de omschrijving van een katvanger; een kwalificatie waarin hij zichzelf ook heeft herkend. [89] [medeverdachte 1] was daarbij de persoon die het meest in contact met de oud-bestuurders stond en grotendeels de adviezen gaf. Hoewel het gebruikelijk is bij de overname van een BV inzicht te krijgen in de administratie en bedrijfsvoering van die betreffende BV, deden [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] geen enkel onderzoek en vroegen zij geen inzage in de administratie. Zij hielden zich bewust niet bezig met de administratie en daar werd door hen bij de overname dan ook bewust niet naar gevraagd. Kort voor de faillietverklaring werd [verdachte] als bestuurder ingeschreven. Het bedrijfsadres werd in het zicht van het faillissement gewijzigd in een ander adres. Ondertussen werd het vermogen dat de onderneming nog had aan de onderneming onttrokken. Er werd geld overgeboekt naar oud-bestuurders, dat in sommige gevallen weer werd doorgeboekt naar aan [medeverdachte 1] gelieerde ondernemingen. In andere gevallen kwamen de onttrokken geldbedragen rechtstreeks ten goede van aan [medeverdachte 1] gelieerde bedrijven. Voor de BV’s genoemd onder de feiten 2, 4, 5, 6, 8 en 10 geldt dat telkens door de curator om de administratie en om inlichtingen werd verzocht. Aan die verzoeken van de curatoren werd geen enkele keer voldaan en er werd niet uitgeleverd aan de curator.
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor strafbaarheid van de ondernemingen is voldaan, aangezien de ondernemingen geadresseerden zijn van de norm en de verboden gedragingen aan de ondernemingen kunnen worden toegerekend, nu deze bij uitstek gelden als gedragingen verricht in de sfeer van de rechtspersoon
.De rechtbank acht het opzet van de ondernemingen ook wettig en overtuigend bewezen, gelet op de feitelijke gang van zaken binnen de ondernemingen en het gevoerde beleid door de (feitelijke) directie zoals hiervoor beschreven. De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] , door zich bewust te lenen voor het louter op papier op zich nemen van het bestuurderschap van voornoemde ondernemingen teneinde verschillende vormen van bedrieglijke bankbreuk zoals hierboven omschreven mogelijk te maken, wetende dat zijn rol een lege huls zou behelzen, opzettelijk feitelijk leiding heeft gegeven aan de gedragingen van de ondernemingen zoals ten laste gelegd onder 2, 4, 5, 6, 8 en 10. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte in al zijn vooropgezette passiviteit wel degelijk kan worden verweten niet te hebben gehandeld, terwijl hij naar de buitenwereld toe alle bestuurdersverantwoordelijkheid op zich nam. Hij heeft hiermee een essentiële rol vervuld in de gezamenlijke opzet met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om faillissementsfraude te plegen c.q. mogelijk te maken.
Door bewust op geen enkele wijze invulling te geven aan zijn bestuurderschap heeft verdachte tevens automatisch zijn inlichtingenplicht als bestuurder ten opzichte van de curatoren verzaakt. De rechtbank acht derhalve de onder 7, 9 en 11 ten laste gelegde feiten eveneens wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank stelt vast dat de onder B van feit 2 genoemde betaling plaats heeft gevonden voordat [verdachte] bestuurder werd van [bedrijf 1] BV, zodat dat onderdeel niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van onderdeel B van feit 2. De rechtbank spreekt verdachte eveneens vrij van het ten laste gelegde onder A en B, voor zover het gaat om het bedrag van € 18.200,--, van feit 6, omdat onvoldoende betrokkenheid van verdachte bij deze feiten is komen vast te staan. Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de onder A van feit 10 gedane betalingen zonder rechtsgrond zijn geweest, zodat de rechtbank verdachte voor dit onderdeel eveneens vrijspreekt.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1; criminele organisatie
De rechtbank overweegt dat onder “organisatie” wordt verstaan een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Gelet op het hiervoor overwogene onder 4.3.2 staat voor de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] steeds de bedenkers en soms uitvoerders van de gang van zaken met betrekking tot de noodlijdende BV’s waren. [verdachte] werd door hen steeds naar voren geschoven als formeel bestuurder, terwijl zij achter de schermen aan de touwtjes trokken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ondersteunden met hun gedragingen de oud-bestuurders in het doen van onttrekkingen, het afhouden van schuldeisers om tijd te rekken richting een onvermijdelijk faillissement en het afschermen van de administratie voor de curator.
De rechtbank overweegt dat alle gedragingen van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] er naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in hun onderlinge samenhang bezien er van begin af aan op waren gericht om vermogensrechten en zaken uit noodlijdende ondernemingen te onttrekken en uit het zicht van schuldeisers en de curator te houden, en aldus op het plegen van misdrijven.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die het plegen van misdrijven tot doel had, zodat het onder 1 ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend kan worden bewezen. Eventuele betrokkenheid van andere personen en/of laakbaar handelen van derden doet, wat hier ook van zij, niet af aan het bovenstaande en aan de verantwoordelijkheid van verdachte voor zijn eigen gedragingen. Van enig leiderschap door verdachte van de criminele organisatie is de rechtbank niet gebleken. Verdachte zal in zoverre dan ook worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij, in de periode van 1 januari 2012 tot en met 18 november 2014, in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
- hem, verdachte, en
- [bedrijf 7] , en
- [bedrijf 8] B.V., h.o.d.n. [bedrijf 9] , en
- [bedrijf 10] C.V., en
- [bedrijf 11] , en
- [bedrijf 13] , en
- [bedrijf 14] , en
- [medeverdachte 1] , en
- [medeverdachte 2] , en
- [bedrijf 1] B.V., en
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van faillissementsfraude; en
- het plegen van valsheid in geschrift; en
- bedrog met balans en winst- en verliesrekening;
2.
de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., welke vennootschap op 14 januari 2014
in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 juli 2013 tot en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en
rechtspersonen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
1. enig goed aan de boedel heeft onttrokken; en
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V.,
A. in de periode van 20 juni 2013 tot en met 05 augustus 2013 één of meer factu(u)r(en) uitgedaan aan haar opdrachtgever [bedrijf 17] , van in totaal EUR 59.190,00, waarbij is verzocht om op het rekeningnummer [rekeningnummer 1] van [bedrijf 1] te betalen en welke bedragen ook op deze rekening van [bedrijf 1] zijn ontvangen; en
C. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden en de administratie en/of het kasboek niet (volledig) aan de curator overlegd;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte al dan niet tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij, in de periode 21 juni 2013 tot en met 10 februari 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met een rechtspersoon en met natuurlijke personen,
1. arbeidsovereenkomsten, en
2. salarisspecificaties over de maanden juli 2013, augustus 2013, september 2013 en oktober 2013, en
3. brieven afkomstig van [bedrijf 1] B.V. en gericht aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]
– elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
valselijk hebben opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande die valsheid hierin,
1. dat in de arbeidsovereenkomst in strijd met de waarheid staat vermeld dat de
datum van indiensttreding 1 juli 2013 en/of 1 augustus 2013 is, wetende dat er toen geen dienstbetrekking was; en
2. dat de in de arbeidsovereenkomst weergegeven datum van ondertekening niet juist is; en
3. dat verdachte ten aanzien van D-110 onbevoegd was om tot ondertekening over
te gaan omdat hij toen nog geen bestuurder was, en
4. dat de salarisspecificaties zijn opgemaakt, wetende dat er hiervoor geen werkzaamheden zijn verricht en/of dat er allemaal fictieve loongegevens zijn toegepast; en
5. dat in de brieven aan [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] een onjuiste
inhoud is opgenomen, wetende dat de loonvordering niet bestond;
4.
de besloten vennootschap [bedrijf 2] B.V., welke vennootschap op 3 september 2013 failliet is verklaard, in de periode van 22 februari 2012 tot en met 19 november 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met één rechtspersoon, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van de vennootschap,
1. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het
voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 2] B.V.
A. in de ten laste gelegde periode geen administratie bijgehouden en/of overgedragen aan een opvolgend bestuurder;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft
gegeven;
5.
de besloten vennootschap [bedrijf 3] B.V., welke vennootschap op 13 maart 2013 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 7 januari 2013 en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en een rechtspersoon, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de boedel heeft onttrokken; en
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 3] B.V.,
A. in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie, vanaf haar bankrekening [rekeningnummer 2] een bedrag van EUR 5.000,00 en EUR 2.164,00 en EUR 2.260,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] t.n.v. [bedrijf 18] C.V. Waarvan eveneens een bedrag van EUR 6.797,23, zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie is overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 4] van [bedrijf 8] B.V.; en
B. haar huurvorderingen op [bedrijf 19] B.V. en/of [naam 9] gecedeerd aan [bedrijf 8] B.V.; en
C. geen administratie overlegd aan de curator en geen administratie bijgehouden;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
6.
de besloten vennootschap [bedrijf 4] B.V., welke vennootschap op 24 april 2013 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 februari 2013 tot en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en
rechtspersoon, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
1. enig goed aan de boedel heeft onttrokken; en
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 4] B.V.
B. een bedrag van in totaal circa EUR 10.000,00 heeft laten opnemen van haar bankrekeningen, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie; en
C. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden en/of post niet aan
de curator overhandigd;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
7.
hij als bestuurder van [bedrijf 4] B.V., welke vennootschap op 24 april 2013 failliet is verklaard, in de periode van 24 april 2013 tot 18 november 2014 in
Nederland, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, hetzij zonder geldige reden opzettelijk weg is gebleven, immers hebbende verdachte op geen enkele wijze contact gezocht met de curator, ondanks hiertoe te zijn aangeschreven bij brieven van 23 mei 2013 en 12 juni 2013;
8.
de besloten vennootschap [bedrijf 5] B.V., welke vennootschap op
21 augustus 2012 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 15 mei 2012 tot en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en een rechtspersoon, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
1. enig goed aan de boedel heeft onttrokken; en
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 5] B.V.,
A. de betaling vanuit het project [project] ter hoogte van in totaal EUR 15.000,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 5] , zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie doorgestort naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] ; en
B. de betalingen vanuit het project [project] ter hoogte van in totaal EUR 49.000,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 6] van [bedrijf 25] laten storten, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie; en
C. EUR 10.000,00 contant in ontvangst genomen van [project] ten behoeve van de betaling van de door [bedrijf 5] B.V. verrichte werkzaamheden en deze EUR 10.000,00 niet verantwoord in een kasboek; en
D. zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie EUR 36.500,00 aan inkomsten van debiteuren, doorgestort naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] ; en
E. de door [naam 5] in privé opgenomen EUR 2.000,00 niet teruggevorderd; en
F. een Ford Transit verkocht zonder de opbrengst hiervan aan de vennootschap ten goede te laten komen, althans zonder in de administratie inzicht te geven in de verwerking van deze opbrengst; en
G. het restantsaldo op bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] van EUR 1.590,08 overgeschreven naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] , althans een bedrag van EUR 1.590,08 niet aan de curator overgedragen; en
H. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden; en
I. op verzoek van de curator niet de zwarte ordner(s) en/of andere bestaande facturen/kwitanties, bankafschriften, uitgeleverd;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
9.
als bestuurder van de besloten vennootschap [bedrijf 5] B.V., welke vennootschap op 21 augustus 2012 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 21 augustus 2012 tot en met 18 november 2014, in Nederland, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, hetzij zonder geldige reden opzettelijk weg is gebleven, immers is verdachte vier keer, aangeschreven door de curator om tot het verstrekken van inlichtingen over te gaan en heeft verdachte verzuimd om naar aanleiding van deze brieven contact met de curator op te nemen;
10.
de besloten vennootschap [bedrijf 6] B.V., welke vennootschap op 28 oktober 2014 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 maart 2014 tot en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en een
rechtspersoon, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 6] B.V.,
B. ondanks herhaaldelijk verzoek van de curator, op 30 oktober 2014 en 6 november 2014, geen administratie aangeleverd, terwijl tijdens de doorzoeking aan de [adres 1] te Zuidwolde en de [adres 2] te Hoogeveen, ordners en bescheiden zijn aangetroffen die niet aan de curator zijn overlegd;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
11.
als bestuurder van de besloten vannootschap [bedrijf 6] B.V., welke,
vennootschap op 28 oktober 2014 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 28 oktober 2014 tot en met 18 november 2014, in Nederland, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen, zonder geldige reden opzettelijk weg is gebleven, immers is verdachte twee keer, althans meerdere malen, aangeschreven door de curator om tot het verstrekken van inlichtingen over te gaan en heeft verdachte verzuimd om naar aanleiding van deze brieven contact met de curator op te nemen.
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 51, 140, 194, 225 en 341 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 3
het misdrijf: valsheid in geschrift;
feiten 2, 4, 5, 6, 8 en 10
telkens het misdrijf: bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
feiten 7, 9 en 11
telkens het misdrijf: als bestuurder van een rechtspersoon, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen zonder geldige reden weigeren de vereiste inlichtingen te geven.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden passend te vinden, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn heeft zij gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden. Daarnaast heeft zij gevorderd dat verdachte wordt ontzet uit het recht het beroep van statutair bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen voor de duur van vijf jaren. Ten slotte heeft de officier van justitie openbaarmaking van het vonnis gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er in verband met de overschrijding van de redelijke termijn strafvermindering dient plaats te vinden. Daarnaast voert de raadsman aan dat verdachte een katvanger was, die werd gebruikt en misbruikt en hij verzoekt de rechtbank een maximale taakstraf met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van faillissementsfraude, valsheid in geschrift en bedrog met balans en winst- en verliesrekeningen. Verdachte werkte daarbij samen met zijn medeverdachten en ging doelbewust te werk. Op het moment dat zij eenmaal – al dan niet direct – de leiding over de bedrijven in handen hadden werd er niet geïnvesteerd maar werden er juist geldbedragen onttrokken. Verdachte werd daarbij steeds formeel de bestuurder van die bedrijven, waarmee hij als stroman een cruciale rol vervulde. Verdachte heeft daarnaast telkens nagelaten een deugdelijke administratie te voeren en bij faillissementen heeft hij de oproepen van de curatoren om contact op te nemen genegeerd en geen stukken uitgeleverd.
Verdachte heeft er zodoende een gewoonte van gemaakt zich te bezondigen aan faillissementsfraude. Hij kan worden bestempeld als beroepsfraudeur, voor wie het faillissement doelbewust een instrument is om op onrechtmatige wijze vermogen aan de boedel te onttrekken of zich te verrijken ten koste van anderen. Dit doet verdachte door BV’s die in het zicht van een faillissement zijn met zijn medeverdachten over te nemen, zich daarvoor te laten betalen en vervolgens niets meer van zich te laten horen, zodat de schuldeisers met lege handen blijven staan. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen getoond, schuift de schuld in de schoenen van anderen en heeft zich respectloos getoond ten aanzien van de zakelijke belangen van anderen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 29 oktober 2018 van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Gelet op de aard en ernst van de feiten is in beginsel een gevangenisstraf van 24 maanden een passende en ook geboden reactie.
De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad als uitgangspunt heeft geformuleerd dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is begonnen en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 9 september 2015 is aangehouden in verband met de ten laste gelegde feiten. Dit geldt als startpunt van de redelijke termijn. De zaak is voor het eerst op zitting behandeld op 10 oktober 2016. Het vonnis wordt gewezen op 18 juli 2019, ongeveer drie jaren en tien maanden na aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met één jaar en tien maanden. Een deel van die overschrijding is te verklaren door de omvang en gecompliceerdheid van de zaak, nu het gaat om feiten die naar hun aard lastig te onderzoeken zijn. Voor een ander deel is die overschrijding te verklaren doordat verdachte geen inlichtingen verschafte maar juist een rookgordijn optrok.
Alles afwegende en gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden.
De rechtbank is daarbij met de officier van justitie van oordeel dat verdachte voor een periode van vijf jaren moet worden ontzet van het recht statutair bestuurder van een rechtspersoon te zijn.
De rechtbank zal tevens de openbaarmaking van dit vonnis gelasten. Hierbij weegt, gelet op aard en de ernst van de bewezen strafbare feiten en de gewoonte van verdachte dergelijke misdrijven te plegen, zoals in de strafmotivering weergegeven, mee dat de maatschappij tegen verdachte moet worden beschermd. De openbaarmaking van dit vonnis dient te geschieden door middel van toezending van dit vonnis aan de Kamer van Koophandel. Door registratie van dit vonnis bij de Kamer van Koophandel wordt beoogd voornoemde ontzetting van verdachte van het recht om bestuurder ven een rechtspersoon te zijn daadwerkelijk te effectueren. Aangezien hiermee geen of verwaarloosbare kosten gemoeid zijn, zal de rechtbank de kosten van openbaarmaking op nihil schatten en kan dientengevolge artikel 36 lid 3 juncto artikel 24c Sr buiten beschouwing blijven.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
W.M. Limberger(in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf 2] B.V.) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 28.382,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
J.M. Sprangers(in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf 4] B.V.) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 51.552,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
A. Grollé(in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf 6] BV) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 359.187,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van alle drie de benadeelde partijen op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering, nu de vorderingen zo complex zijn dat het te ver voert deze in het strafgeding te behandelen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling en beoordeling van de vordering leidt, gelet op de complexiteit ervan, tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank om die reden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaart. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 31, 36 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 tot en met 11 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 11 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 3
het misdrijf:valsheid in geschrift;
feiten 2, 4, 5, 6, 8 en 10
telkens het misdrijf:bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
feiten 7, 9 en 11
telkens het misdrijf:als bestuurder van een rechtspersoon, wettelijk opgeroepen tot het geven van inlichtingen zonder geldige reden weigeren de vereiste inlichtingen te geven;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 11 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
21 (eenentwintig) maanden;
- bepaalt dat de veroordeelde voor een periode van
5 (vijf) jarenvan het recht om bestuurder te zijn van een rechtspersoon
wordt ontzet;
- gelast de
openbaarmaking van dit vonnisna het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van verdachte,
door toezendingervan aan de Kamer van Koophandel ten behoeve van de effectuering van voornoemde ontzetting;
- veroordeelt de verdachte in de kosten die voor de openbaarmaking van het vonnis in redelijkheid gemaakt dienen te worden, waarbij deze kosten voorlopig worden geschat op nihil;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij:
W.M. Limberger, (feit 4): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij:
J.M. Sprangers, (feit 6): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij:
A. Grollé, (feit 10): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2019.
Buiten staat
Mr. Meijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.V04-01, pagina 3; G-004, pagina 1814.
2.AMB-039; AMB-042; DOC-329.
3.G-013, pagina 1856.
4.V02-03, pagina 13.
5.DOC-001
6.V04-01, pagina 3, eerste alinea.
7.DOC-146.
8.Het proces-verbaal van de zitting van 17 juli 2019, inhoudende verklaring van [verdachte] .
9.V02-03, pagina 5.
10.G-004, pagina 1813.
11.V04-01, pagina 10.
12.G-006, pagina 1827; DOC-356.
13.AG-002.
14.G-014, pagina 1861.
15.Verklaring [naam 1] , V04-01, pagina 3.
16.DOC-146.
17.DOC-137; DOC-146.
18.PV Doorzoeking.
19.AMB-038; DOC-110.
20.V04-01, pagina 8.
21.DOC-112.
22.DOC-113; DOC-193.
23.DOC-166.
24.AG-003.
25.DOC-168; DOC-095.
26.DOC-015.
27.DOC-011; DOC-353.
28.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
29.DOC-354.
30.V10-01, pagina 5.
31.DOC-003.
32.DOC-605.
33.DOC-004; V03-06, pagina 2.
34.DOC-169.
35.DOC-378; DOC-499.
36.DOC-511;
37.DOC-101; DOC-464; DOC-107.
38.V06-01, pagina 4.
39.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
40.DOC-066; DOC-170.
41.Pagina 292, laatste alinea.
42.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
43.V01-08, pagina 1533.
44.DOC-602.
45.V03-07, pagina 3.
46.DOC-173.
47.DOC-239; V07-01, pagina 6 en 7; DOC-234.
48.DOC-515; V07-01, pagina’s 13 en 14.
49.V07-01, pagina’s 13 en 14.
50.DOC-026; DOC-027; AG-005.
51.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juli 2019, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
52.V01-08, pagina’s 7 en 8.
53.DOC-516.
54.DOC-602.
55.DOC-173.
56.DOC-026; DOC-027; AG-005, pagina’s 3 en 4.
57.Het proces-verbaal van de zitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
58.DOC-012a.
59.V03-03, pagina 2.
60.DOC-174.
61.AG-006.
62.DOC-440.
63.DOC-440.
64.DOC-250.
65.G-001, pagina 4.
66.V08-02, pagina 9.
67.G-015, pagina 4.
68.DOC-442; V08-02, pagina 11.
69.DOC-210; V08-03, pagina 5.
70.DOC-208; V08-03, pagina 4
71.V03-03, pagina 3.
72.DOC-494 tot en met DOC-496 en DOC 541 tot en met DOC-543.
73.G-015, pagina 4.
74.DOC-012a.
75.DOC-174.
76.AG-006.
77.DOC-126; DOC-127; DOC-128; DOC-129.
78.G-015, pagina’s 2 en 3.
79.DOC-261.
80.DOC-294
81.DOC-524.
82.AG-01.
83.V-03-02; Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
84.A-08-01-003 tot en met A-08-01-009.
85.AMB-032; C-02-02-003; C-02-03-001; C-02-03-003.
86.DOC-261.
87.AG-01.
88.AMB-032; C-02-02-003; C-02-03-001; C-02-03-003.
89.V03-06, pagina 2; V03-01, pagina 2, laatste alinea en pagina 3.