ECLI:NL:RBOVE:2019:2475

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
08-996083-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leiding geven aan een criminele organisatie met faillissementsfraude en valsheid in geschrift

Op 18 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 66-jarige man, die werd beschuldigd van het leiden van een criminele organisatie met als doel faillissementsfraude, valsheid in geschrift en bedrog met balans- en winst- en verliesrekeningen. De man presenteerde zichzelf als een kundig boekhouder en bood hulp aan noodlijdende bedrijven. In werkelijkheid onttrok hij geld aan deze bedrijven en voerde hij geen deugdelijke administratie. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder deelname aan een criminele organisatie en bedrieglijke bankbreuk. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden en voor vijf jaar ontzet van het recht om bestuurder van een rechtspersoon te zijn. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de herhaalde overtredingen van de verdachte, die eerder al was veroordeeld voor vergelijkbare misdrijven. De uitspraak is openbaar gemaakt om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996083-14 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1952 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 november 2018, 17 en 20 juni en 4 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.C.G. van der Wulp en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. G.E.J. Kornet, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:oprichter, leider of bestuurder was van een criminele organisatie die het oogmerk had om faillissementsfraude en/of valsheid in geschrift en/of bedrog met een balans en winst- en verliesrekening te plegen;
feit 2:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 1] ;
feit 3:al dan niet samen met anderen gebruik heeft gemaakt van een valse arbeidsovereenkomst en/of een of meer salarisspecificatie(s) en/of een aanvraag overname betalingsverplichting UWV;
feit 4:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 2] ;
feit 5:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 3] ;
feit 6:al dan niet samen met anderen jaarcijfers heeft vervalst.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij,
op één of meer tijdstip(pen),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 18 november 2014,
in de gemeente Hoogeveen en/of De Wolden en/of Losser en/of Heerhugowaard
en/of Koggenland en/of Alkmaar en/of , althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
- hem, verdachte, en/of
- [stichting 1] , en/of
- [bedrijf 4] , en/of
- [bedrijf 5] , en/of
- [stichting 2] , en/of
- [stichting 3]
- [stichting 4] , en/of
- [stichting 5] , en/of
- [medeverdachte 1] , en/of
- [medeverdachte 2] , en/of
- [naam 1] , en/of
- [naam 2] , en/of
- [naam 3] , en/of
- [naam 4] , en/of
- [naam 5] , en/of
- [naam 6] , en/of
- [naam 7] , en/of
- [bedrijf 1] , en/of
- [bedrijf 6] , en/of
- [bedrijf 2] , en/of
- [bedrijf 3] , en/of
- [bedrijf 7] , en/of
- [bedrijf 8] , en/of
een of meer (andere) natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van faillissementsfraude (artikel 341 en/of 343 en/of 194 Wetboek
van Strafrecht); en/of
- het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);
- bedrog met balans en winst- en verliesrekening (artikel 336 wetboek van
Strafrecht)
zulks terwijl hij, verdachte, oprichter, leider of bestuurder van die
organisatie was;
2.
de besloten vennootschap [bedrijf 1] , welke vennootschap op 14 januari 2014
in staat van faillissement is verklaard,
in de periode van 1 juni 2013 tot en met 18 november 2014,
in de gemeente Kampen en/of Hoogeveen, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. ter gelegenheid van haar faillissement of op een tijdstip waarop zij wist
dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één van de schuldeisers op
enige wijze bevoordeeld heeft; en/of
3. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid van boek 2
van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het
Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende de besloten vennootschap [bedrijf 1] ,
A. in de periode van 20 juni 2013 tot en met 05 augustus 2013 één of meer
factu(u)r(en) uitgedaan aan haar opdrachtgever [naam 8] , van in
totaal EUR 59.190,00, althans enig bedrag, waarbij is verzocht om op het rekeningnummer [rekeningnummer 1] van [bedrijf 1] te betalen en welke bedragen ook op deze rekening van [bedrijf 1] zijn ontvangen; en/of
B. gelden afkomstig van [naam 9] van EUR 1.164,00 op rekeningrekeningnummer [rekeningnummer 1] van [bedrijf 1] laten betalen; en/of
C. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden en/of de
administratie en/of het kasboek niet (volledig) aan de curator overlegd;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft
gegeven;
3.
hij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juni 2013 tot
en met 10 februari 2014 ,
in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of met
één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen
opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van (een) valse:
1. arbeidsovereenkomst (D-112) tussen verdachte en/of zijn mededader(s) en
[bedrijf 1] , en/of
2. salarisspecificatie(s) over de maand augustus 2013, september 2013 en/of
oktober 2013 (D-114), en/of
3. een brief gericht aan [bedrijf 1] met hierin een melding van een loonvordering (D-148), en/of
4. aanvraag overname betalingsverplichting UWV (D-055),
-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen -
alsware die/dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken
in het overleggen van die arbeidsovereenkomst en/of salarisspecificatie(s) aan
het UWV en/of hiermee aanvragen van het faillissement van [bedrijf 1] ,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin,
1. dat in de arbeidsovereenkomst in strijd met de waarheid staat vermeld dat
verdachte in dienstbetrekking komt per 1 juli 2013; en/of
2. dat de in de arbeidsovereenkomst weerggeven datum van ondertekening niet juist is; en/of
3. dat de salarisspecificaties zijn opgemaakt, wetende dat er hiervoor geen werkzaamheden zijn verricht en/of dat er allemaal fictieve loongegevens zijn gehanteerd; en/of
4. dat de aanvraag overname betalingsverplichting van het UWV is ingevuld met onjuiste gegevens;
4.
de besloten vennootschap [bedrijf 2] , welke vennootschap op 13 maart 2013
in staat van faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2012
tot en met 18 november 2014 in de gemeente Hoogeveen en/of Losser, althans
elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of met
één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het
voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3
van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 2] ,
A. in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013, zonder hiertoe
aanwezige rechtsgrond en/of, vanaf haar bankrekening [rekeningnummer 4] een bedrag
van EUR 5.000,00 en/of EUR 2.164,00 en/of EUR 2.260,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v. [bedrijf 9] Waarvan eveneens een bedrag van EUR 6.797,23, althans een groot
deel, zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie weer is overgeboekt naar rekeningnummer 412128365 van [bedrijf 4] ; en/of
B. in de periode 21 november 2012 tot en met 29 november 2012, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie, vanaf haar bankrekening
[rekeningnummer 4] , een bedrag van EUR 1.400,00 en/of EUR 900,00 en/of EUR
3.600,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 3] t.n.v. [naam 3]
; en/of
C. op 30 november 2012 contante bedragen van EUR 4.000,00 en/of EUR 2.500,00
van haar bankrekening met het rekeningnummer [rekeningnummer 4] opgenomen; en/of
D. op herhaaldelijke oproep van de curator geen administratie uitgeleverd; en/of
E. in de periode waarin hij (indirect middels [stichting 4] ) bestuurder is
geweest van [bedrijf 2] , geen administratie bijgehouden dan wel de administratie niet bewaard en tevoorschijn gebrach; en/of
F. haar huurvordering(en) op [bedrijf 10] en/of [naam 10] gecedeerd aan [bedrijf 4]
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
de besloten vennootschap [bedrijf 3]
) , welke vennootschap op 24 april 2013 in staat van
faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2013
tot en met 18 november 2014,
in de gemeente Heerhugowaard en/of Koggenland en/of Hoogeveen, althans elders
in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. ter gelegenheid van zijn faillissement of op een tijdstip waarop zij wist
dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één van haar schuldeisers
op enige wijze bevoordeeld heeft; en/of
3. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 3]
A. (een) contractuele verplichting(en) aangegaan met [bedrijf 11]
en/of [bedrijf 12] en/of [bedrijf 13] en/of [bedrijf 14] , [bedrijf 15] , al dan niet ten behoeve van
[bedrijf 7] , zonder hiertoe aanwezige noodzaak en/of tegenprestatie, dan wel zonder hiertoe de [bedrijf 7] voor deze bedragen te factureren en/of deze goederen ter beschikking te stellen
aan [bedrijf 7] zonder hiervoor een tegenprestatie of
zakelijke vergoeding te bedingen en/of zonder hiervoor betaald te krijgen;
en/of
B. een bedrag van in totaal circa EUR 10.000,00 en/of EUR 18.200,00 opgenomen
van haar bankrekeningen en/of heeft laten opnemen van haar bankrekeningen, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie
(D-444/D-515/D-277); en/of
C. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden en/of post niet aan
de curator overhandigd;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
6.
hij,
in de maand(en) april en/of mei 2012,
in de gemeente Hoogeveen en/of Heerhugowaard, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
de jaarcijfers over het/de ja(a)r(en) 2010 en/of 2011 van [bedrijf 3]
, zijnde een geschrift dat
bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of
heeft vervalst, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken,
bestaande de valsheid hierin dat verdachte onjuiste/fictieve gegevens heeft
gebruikt bij het samenstellen van de jaarrekening/jaarcijfers.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 5 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en voor het overige alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor alle ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat er onvoldoende feiten en omstandigheden worden aangevoerd die aantonen dat verdachte opzettelijk dan wel via voorwaardelijk opzet enig strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat verdachte te goeder trouw was en dat hij heeft geprobeerd de administratie van [bedrijf 1] op orde te krijgen, maar dat [naam 1] verdachte heeft misleid. De arbeidsovereenkomst kreeg hij ook te goeder trouw op zijn naam en daarmee had hij niet de intentie een faillissement te bewerkstelligen. Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat verdachte weinig te maken heeft gehad met [bedrijf 2] . Dat verdachte [stichting 4] nog een maand op zijn naam heeft gehad moet worden gezien als een vriendendienst, waar hij mee is gestopt op het moment dat zijn twijfels groeiden. Ten aanzien van feit 5 en 6 heeft de raadsman tot slot aangevoerd dat verdachte alleen een uitdraai heeft gemaakt van de bestaande balans en die in een Excel bestand heeft ondergebracht, hetgeen geen strafbaar feit oplevert.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Medeverdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] hielden zich bedrijfsmatig bezig met advisering van bestuurders van bedrijven die in financiële nood verkeerden. Zij zorgden ervoor dat de bestuurders werden uitgeschreven en dat er een nieuwe bestuurder in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel (KvK) werd ingeschreven, vaak in de persoon van medeverdachte [medeverdachte 2] , met wie zij regelmatig samenwerkten.
4.3.2
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de hierna genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 1] )
[bedrijf 1] is een bedrijf waarvan [naam 1] bestuurder was. Toen er begin 2013 problemen ontstonden met schuldeisers, vroeg [naam 1] hulp aan [verdachte] , die fungeerde als boekhouder van [bedrijf 1] . [1] [verdachte] gaat zich dan actief als schuldbemiddelaar met het bedrijf bezig houden. [2]
Terwijl de financiële problemen zich aan het opstapelen waren werd op 20 juni 2013 op de naam van de dochter van [naam 1] , [naam 11] , [bedrijf 1] op gericht. [naam 11] heeft verklaard dat [verdachte] en [naam 1] haar hadden geïnstrueerd vooral haar mond te houden en te knikken bij de KvK en de bank. [3] [verdachte] is met haar mee geweest naar de bank. [4]
Na bemiddeling door [verdachte] werd [medeverdachte 2] middels [stichting 2] vanaf 10 juli 2013 bestuurder van [bedrijf 1] . [5] [naam 11] had de administratie overgedragen aan [verdachte] . [6] Op 14 januari 2014 werd [bedrijf 1] failliet verklaard. [7] [medeverdachte 2] heeft verklaard geen werkzaamheden voor [bedrijf 1] te hebben verricht. [8]
(A) Eind mei 2013 had [bedrijf 1] van [naam 8] de opdracht gekregen een schip te verbouwen. De eerste factuur van [bedrijf 1] aan [naam 8] dateert van 20 juni 2013, de dag dat [bedrijf 1] werd ingeschreven. [naam 11] heeft hierover verklaard dat [verdachte] haar heeft geadviseerd om opbrengsten uit die opdracht op de bankrekening van [bedrijf 1] te laten storten. [9] [naam 12] , werkzaam bij [naam 8] , heeft verklaard dat hij in totaal € 59.190,-- heeft betaald op het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf 1] . [10] Dit geld had contractueel bezien naar [bedrijf 1] moeten gaan. [11]
(B) [bedrijf 1] had ook nog een vordering op [naam 9] in verband met een gedane verbouwing. [naam 9] heeft verklaard dat hij op verzoek van [naam 1] de laatste factuur op 2 juli 2013 op een ander bankrekeningnummer heeft betaald, te weten op de bankrekening van [bedrijf 1] . [12]
(C) De curator heeft aangifte gedaan van het niet tevoorschijn brengen van de administratie. [13] De curator heeft geen enkel stuk uit de administratie ontvangen. [14]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3 (valsheid in geschrift)
[bedrijf 1] is een bedrijf waarvan [naam 1] bestuurder was. Toen er problemen ontstonden met schuldeisers, vroeg [naam 1] hulp aan [verdachte] , die fungeerde als boekhouder van [bedrijf 1] . [15] [medeverdachte 2] werd middels [stichting 2] vanaf 10 juli 2013 bestuurder van [bedrijf 1] . Op 14 januari 2014 werd [bedrijf 1] failliet verklaard. [16] Bij de aanvraag van het faillissement zijn arbeidsovereenkomsten tussen [bedrijf 1] en [medeverdachte 1] , respectievelijk [bedrijf 1] en [verdachte] en daarmee samenhangende salarisspecificaties overgelegd. [17] Op 11 februari 2014 is een aanvraag overname betalingsverplichting bij het UWV ingediend. [18]
Tijdens een doorzoeking bij [verdachte] is een digitale harde schijf aangetroffen. [19] Uit onderzoek aan deze harde schijf is gebleken dat de arbeidsovereenkomsten tussen [bedrijf 1] en [medeverdachte 1] en [verdachte] pas op 28 november 2013 op de computer van [verdachte] zijn opgemaakt, terwijl in de overeenkomsten staat dat deze op 21 juni 2013 respectievelijk 22 juli 2013 zijn opgemaakt. [20] De overeenkomst tussen [medeverdachte 1] en [bedrijf 1] is bovendien door [medeverdachte 2] getekend, terwijl hij daartoe op 21 juni 2013 niet bevoegd was, omdat hij pas vanaf 10 juli 2013 bestuurder was. De op 21 juni 2013 bevoegde bestuurder, [naam 1] , heeft verklaard dat zij [medeverdachte 1] nooit heeft ontmoet en dat zij ook geen personeel in dienst heeft genomen. [21] [verdachte] heeft verklaard dat hij de arbeidsovereenkomst zelf heeft opgemaakt en dat hij door [naam 1] in dienst is genomen, terwijl op 22 juli 2013 [medeverdachte 2] de arbeidsovereenkomst heeft ondertekend en dat die op dat moment ook bestuurder was. [22]
Gelet op de vastgestelde datum van opmaak van de arbeidsovereenkomsten tussen [bedrijf 1] en [medeverdachte 1] , respectievelijk [bedrijf 1] en [verdachte] en de daarmee niet in overeenstemming te brengen data die op die overeenkomsten zijn vermeld acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hier valse arbeidsovereenkomsten betreft. Nu er geen arbeidsovereenkomsten met [medeverdachte 1] en [verdachte] bestonden en zij dit ook wisten, staat daarmee vast dat de door [medeverdachte 1] en [verdachte] gebruikte salarisspecificaties eveneens vals waren.
Nu deze stukken en gegevens zijn verwerkt in de aanvraag overname betalingsverplichting bij het UWV, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat ook deze bij het UWV gebruikte aanvraag vals was.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse arbeidsovereenkomsten, salarisspecificaties en een aanvraag overname betalingsverplichting bij het UWV.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 2] )
Op 1 juni 2011 werd [stichting 4] enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] . [stichting 4] werd op dat moment middellijk bestuurd door [naam 7] en daarna door [naam 3] . [naam 7] hebben beiden verklaard dat zij [medeverdachte 1] hebben gevraagd er voor te zorgen dat zij van [bedrijf 2] af konden. [naam 7] heeft daarover onder meer verklaard dat “ [medeverdachte 1] de hele pleurisbende kreeg” en “ik gaf hem nog geld toe”. [23] Vanaf 1 december 2012 werd [verdachte] bestuurder van [stichting 4] en daarmee middellijk bestuurder van [bedrijf 2] . Per 1 januari 2013 werd het zakenadres van [bedrijf 2] gewijzigd naar een adres in Warmond. [24] Dit betreft feitelijk een onbebouwd stuk grond van ongeveer 16 vierkante meter dat eigendom is van [medeverdachte 1] . [25] Vervolgens is [medeverdachte 2] per 7 januari 2013 bestuurder van [stichting 4] geworden. [26] [bedrijf 2] werd op 13 maart 2013 failliet verklaard. [27] [medeverdachte 2] heeft over de overname van [stichting 4] verklaard: “Als ik in het bezit ben van een stichting, dan kan daar een rechtspersoon onder gehangen worden. Dat doen wij altijd zo”. De rechtbank begrijpt uit de context van de verklaring dat [medeverdachte 2] met ‘wij’ bedoelt; hemzelf, [medeverdachte 1] en [verdachte] . [28]
(A) In de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013 zijn er door [bedrijf 2] verschillende betalingen gedaan aan [bedrijf 9] van [naam 3] . [29] Direct daarop is door [bedrijf 9] een bedrag van € 6.797,23 overgeboekt naar de aan [medeverdachte 1] gelieerde onderneming [bedrijf 4] . [30] Van een rechtsgrond voor de betaling aan [bedrijf 9] is niet gebleken.
(B) In de periode van 21 november 2012 tot en met 29 november 2012 zijn vanaf de bankrekening van [bedrijf 2] diverse bedragen overgemaakt naar de bankrekening van [naam 3] .
(C) Op 30 november 2012 zijn contante bedragen opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 2] .
(D) en (E) [naam 3] heeft verklaard dat zij de administratie van [bedrijf 2] heeft overgedragen aan [medeverdachte 1] . [31] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij alle brieven die hij kreeg direct aan [medeverdachte 1] gaf. [32] De curator heeft meerdere malen een oproep aan [medeverdachte 1] gedaan om de administratie aan hem aan te leveren. [33] Er is niets aan de curator verstrekt. Bij een doorzoeking van het kantoor van [medeverdachte 1] op 18 november 2014 zijn echter wel administratieve stukken van [bedrijf 2] aangetroffen, alsmede het register van aandeelhouders en enkele losse visitekaartjes. [34]
(F) [bedrijf 2] huurde haar bedrijfspand van [bedrijf 16] , maar verhuurde het pand zelf onder aan [bedrijf 10] De huurvorderingen van [bedrijf 2] op [bedrijf 10] werden per 22 februari 2013 gecedeerd aan de aan [medeverdachte 1] gelieerde onderneming [bedrijf 4] . [35]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 3] )
[medeverdachte 1] werd op 3 januari 2013 via [bedrijf 17] middellijk bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 18] en daarmee ook van [bedrijf 3] . Voorgaande bestuurders waren [naam 4] en [naam 5] . Op 3 januari werd de naam door [medeverdachte 1] gewijzigd in [bedrijf 3] . [36] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [bedrijf 3] een zinkend schip was. [37] Vervolgens werd op 26 februari 2013 [medeverdachte 2] met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2013 ingeschreven bij de KvK als middellijk bestuurder van [bedrijf 3] . [38] Hij ‘kocht’ de BV van [medeverdachte 1] , maar heeft geen bankpas en volmacht ontvangen en heeft er ook niets voor hoeven betalen. [39] [medeverdachte 1] bleef aandeelhouder. [bedrijf 3] werd op 24 april 2013 failliet verklaard. [40] [naam 4] heeft verklaard van ene [naam 13] te hebben gehoord dat wanneer het [medeverdachte 1] en [verdachte] allemaal te spannend werd, de bedrijven naar [medeverdachte 2] gaan. [41] [medeverdachte 2] heeft in reactie hierop verklaard dat dit zou kunnen kloppen. [42]
(A) [naam 5] was vanaf 6 november 2010 tot en met 14 mei 2012 bestuurder van de [bedrijf 7] . [naam 5] heeft op naam van [bedrijf 3] , met medeweten van [naam 4] , goederen ingekocht bij leveranciers de [bedrijf 11] en [bedrijf 15] , zonder deze goederen te betalen. [43] [naam 4] heeft deze goederen ook niet in rekening gebracht bij [naam 5] .
(B) Op 1 februari 2013 werd er door [naam 4] € 10.000,-- opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 3] . [44] Op dat moment was [medeverdachte 1] bestuurder, maar kon [naam 4] nog over de bankrekeningen beschikken. [naam 4] heeft erkend dat hij in het vierde kwartaal van 2012 een bedrag van € 18.200,-- heeft onttrokken, omdat hij vond dat hij recht had op teruggaaf van € 60.000,-- van [bedrijf 3] . [45]
(C) Na het faillissement deed de curator een verzoek aan [medeverdachte 2] tot uitlevering van de administratie. [46] [medeverdachte 2] heeft verklaard niets van enige administratie af te weten. [47] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het een schone en lege BV was en er volgens hem dus ook geen boekhouding was. [48] De administratie is vervolgens tijdens een doorzoeking bij [naam 4] thuis aangetroffen. [49]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 6 (valsheid in geschrift)
Volgens informatie van de belastingdienst heeft [bedrijf 3] in de jaren 2010 en 2011 geen aangifte gedaan van bedrijfsactiviteiten. In het onderzoek ‘ [naam 14] ’ is gebleken dat op de computer van [bedrijf 5] , waar [verdachte] werkzaam was als boekhouder de jaarrekeningen over de jaren 2010 en 2011 zijn aangetroffen. [naam 4] heeft verklaard dat hij de jaarrekeningen heeft gedeponeerd en dat [verdachte] ze heeft opgemaakt. [50] [naam 4] heeft daarover verklaard dat [verdachte] deze cijfers heeft verzonnen. [51]
[verdachte] heeft ter zitting verklaard dat hij door [naam 4] en/of [naam 5] is gevraagd om een door hen aangeleverde lijst met cijfers over te zetten naar een Excel-bestand. Dit heeft hij dan ook gedaan. [verdachte] zegt daar zelf over dat hij te goeder trouw was en niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de cijfers, omdat hij slechts de hem aangeleverde gegevens in een Excel-bestand heeft verwerkt. Hij deed niet de boekhouding. [52]
De rechtbank kan verdachte niet volgen in zijn beperkte uitleg van zijn gedane werkzaamheden. De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de verklaring van [naam 4] , de handelingen van [verdachte] feitelijk zijn te kwalificeren als het samenstellen van een jaarrekening. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] de jaarcijfers vals heeft opgemaakt en acht daarmee het onder 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.3.3
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Gelet op alle hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden staat voor de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat het steeds een vooropgezet plan is geweest van [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] om vermogensrechten en zaken te onttrekken aan de noodlijdende ondernemingen. Het staat voor de rechtbank vast dat het de modus operandi van verdachten was om die noodlijdende ondernemingen over te nemen, met niet de bedoeling die er weer bovenop te helpen maar juist met de bedoeling om vermogensrechten en zaken te onttrekken en het vermogen zo lang mogelijk buiten het zicht van de schuldeisers en de curator te houden. [medeverdachte 1] en [verdachte] werden immers door bestuurders van noodlijdende bedrijven benaderd voor een oplossing om van hun in financiële nood verkerende onderneming af te komen. Wetende van de financiële nood van de bedrijven zorgde [medeverdachte 1] er samen met [verdachte] voor dat de bestuurders werden uitgeschreven en dat een nieuwe bestuurder, in de persoon van [medeverdachte 2] , werd ingeschreven. [medeverdachte 2] heeft geen enkele inhoudelijke ervaring met of kennis ter zake het besturen van ondernemingen. Gelet op zijn opleiding, achtergrond en beweegredenen om zich telkens te doen inschrijven als bestuurder van een BV, voldoet hij naar het oordeel van de rechtbank aan de omschrijving van een katvanger; een kwalificatie waarin hij zichzelf ook heeft herkend. [53] [medeverdachte 1] was daarbij de persoon die het meest in contact met de oud-bestuurders stond en grotendeels de adviezen gaf. Hoewel het gebruikelijk is bij de overname van een BV inzicht te krijgen in de administratie en bedrijfsvoering van die betreffende BV, deden [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] geen enkel onderzoek en vroegen zij geen inzage in de administratie. Zij hielden zich bewust niet bezig met de administratie en daar werd door hen bij de overname dan ook bewust niet naar gevraagd. Kort voor de faillietverklaring werd [medeverdachte 2] als bestuurder ingeschreven. Het bedrijfsadres werd in het zicht van het faillissement gewijzigd in een ander adres. Ondertussen werd het vermogen dat de onderneming nog had aan de onderneming onttrokken. Er werd geld overgeboekt naar oud-bestuurders, dat in sommige gevallen weer werd doorgeboekt naar aan [medeverdachte 1] gelieerde ondernemingen. In andere gevallen kwamen de onttrokken geldbedragen rechtstreeks ten goede van aan [medeverdachte 1] gelieerde bedrijven. Voor de BV’s genoemd onder de feiten 2 en 4 geldt dat telkens door de curator om de administratie en om inlichtingen werd verzocht. Aan die verzoeken van de curatoren werd geen enkele keer voldaan en er werd niet uitgeleverd aan de curator.
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor strafbaarheid van de ondernemingen is voldaan, aangezien de ondernemingen geadresseerden zijn van de norm en de verboden gedragingen aan de ondernemingen kunnen worden toegerekend, nu deze bij uitstek gelden als gedragingen verricht in de sfeer van de rechtspersoon
.De rechtbank acht het opzet van de ondernemingen ook wettig en overtuigend bewezen, gelet op de feitelijke gang van zaken binnen de ondernemingen en het gevoerde beleid door de (feitelijke) directie zoals hiervoor beschreven. De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene en in het bijzonder de actieve rol die [verdachte] , naast [medeverdachte 1] , in het geheel heeft gespeeld – van het adviseren van een oud-bestuurder tot het organiseren van de inschrijving van een nieuwe bestuurder en het (valselijk) verrichten van boekhoudkundige c.q. administratieve taken waarmee de bedrieglijke bankbreuk werd geëffectueerd – wettig en overtuigend bewezen dat hij opzettelijk feitelijk leiding heeft gegeven aan de gedragingen van de ondernemingen zoals ten laste gelegd onder 2 en 4.
De rechtbank kan echter op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen vanaf welk moment verdachte precies betrokken was bij [bedrijf 2] , zodat niet kan worden bewezen dat hij betrokken was bij de onder B en C van feit 4 ten laste gelegde onttrekkingen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de onderdelen B en C onder feit 4.
Hoewel de rechtbank in het dossier aanwijzingen vindt voor betrokkenheid bij het ten laste gelegde onder 5, mede gelet op hetgeen de rechtbank heeft vastgesteld onder feit 6, ziet de rechtbank onvoldoende concrete feiten en omstandigheden om verdachte als feitelijk leiding gever ten aanzien van feit 5 aan te merken. De rechtbank spreekt verdachte daarom tevens vrij van het onder 5 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1; criminele organisatie
De rechtbank overweegt dat onder “organisatie” wordt verstaan een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Gelet op het hiervoor overwogene onder 4.3.2 staat voor de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] en [verdachte] steeds de bedenkers en soms uitvoerders van de gang van zaken met betrekking tot de noodlijdende Bv’s waren. [medeverdachte 2] werd door hen steeds naar voren geschoven als formeel bestuurder, terwijl zij achter de schermen aan de touwtjes trokken. [medeverdachte 1] en [verdachte] ondersteunden met hun gedragingen de oud-bestuurders in het doen van onttrekkingen, het afhouden van schuldeisers om tijd te rekken richting een onvermijdelijk faillissement en het afschermen van de administratie voor de curator.
De rechtbank overweegt dat alle gedragingen van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] er naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in hun onderlinge samenhang bezien van begin af aan op waren gericht om vermogensrechten en zaken uit noodlijdende ondernemingen te onttrekken en uit het zicht van schuldeisers en de curator te houden, en aldus op het plegen van misdrijven.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die het plegen van misdrijven tot doel had, zodat het onder 1 ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend kan worden bewezen. Eventuele betrokkenheid van andere personen en/of laakbaar handelen van derden doet, wat hier ook van zij, niet af aan het bovenstaande en aan de verantwoordelijkheid van verdachte voor zijn eigen gedragingen. Van enig leiderschap door verdachte van de criminele organisatie is de rechtbank niet gebleken. Verdachte zal in zoverre dan ook worden vrijgesproken.
Conclusie ten aanzien van de bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 1, 2, 3, 4 en 6 heeft begaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij, in de periode van 1 januari 2012 tot en met 18 november 2014, in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
- hem, verdachte, en
- [stichting 1] , en
- [bedrijf 4] , en
- [bedrijf 5] , en
- [stichting 2] , en
- [stichting 4] , en
- [stichting 5] , en
- [medeverdachte 1] , en
- [medeverdachte 2] , en
- [bedrijf 1] , en
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van faillissementsfraude; en
- het plegen van valsheid in geschrift; en
- bedrog met balans en winst- en verliesrekening;
2.
de besloten vennootschap [bedrijf 1] , welke vennootschap op 14 januari 2014
in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 juli 2013 tot en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en
rechtspersonen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
1. enig goed aan de boedel heeft onttrokken; en
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolge artikel 10, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en/of tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende de besloten vennootschap [bedrijf 1] ,
A. in de periode van 20 juni 2013 tot en met 05 augustus 2013 één of meer factu(u)r(en) uitgedaan aan haar opdrachtgever [naam 8] , van in totaal EUR 59.190,00, waarbij is verzocht om op het rekeningnummer [rekeningnummer 1] van [bedrijf 1] te betalen en welke bedragen ook op deze rekening van [bedrijf 1] zijn ontvangen; en
B. gelden afkomstig van [naam 9] van EUR 1.164,00 op rekeningrekeningnummer [rekeningnummer 1] van [bedrijf 1] laten betalen; en
C. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden en de administratie en/of het kasboek niet (volledig) aan de curator overlegd;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte al dan niet tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
3.
hij, in de periode van 21 juni 2013 tot en met 10 februari 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met een rechtspersoon en met natuurlijke personen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van (een) valse:
1. arbeidsovereenkomst tussen verdachte en zijn mededader en [bedrijf 1] , en
2. salarisspecificaties over de maanden juli 2013, augustus 2013, september 2013 en oktober 2013, en
3. aanvraag overname betalingsverplichting UWV,
– elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
alsware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken in het overleggen
van die arbeidsovereenkomst en salarisspecificaties aan het UWV en hiermee aanvragen
van het faillissement van [bedrijf 1] , en het meesturen door DAS van de
salarisspecificaties bij de ingediende loonvordering en bestaande die valsheid hierin,
1. dat in de arbeidsovereenkomst in strijd met de waarheid staat vermeld dat verdachte in dienstbetrekking komt per 1 juli 2013; en
2. dat medeverdachte [medeverdachte 2] op de datum van ondertekening onbevoegd was om tot ondertekening over te gaan; en
3. dat de in de arbeidsovereenkomst weerggeven datum van ondertekening niet juist is; en
4. dat de salarisspecificaties zijn opgemaakt, wetende dat er hiervoor geen werkzaamheden zijn verricht en dat er allemaal fictieve loongegevens zijn gehanteerd; en
5. dat de aanvraag overname betalingsverplichting van het UWV is ingevuld met onjuiste gegevens;
4.
de besloten vennootschap [bedrijf 2] , welke vennootschap op 13 maart 2013 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 7 januari 2013 en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en een rechtspersoon, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de boedel heeft onttrokken; en
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 2] ,
A. in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie, vanaf haar bankrekening [rekeningnummer 4] een bedrag van EUR 5.000,00 en EUR 2.164,00 en EUR 2.260,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v. [bedrijf 9] Waarvan eveneens een bedrag van EUR 6.797,23, zonder rechtsgrond en/of
tegenprestatie, weer is overgeboekt naar rekeningnummer 412128365 van [bedrijf 4] ; en
D. op herhaaldelijke oproep van de curator geen administratie uitgeleverd; en
E. geen administratie en/of kasboek bijgehouden; en
F. haar huurvorderingen op [bedrijf 10] en/of [naam 10] gecedeerd aan [bedrijf 4] ,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
6.
hij, in de maanden april en mei 2012, in Nederland, de jaarcijfers over de jaren 2010 en 2011 van [bedrijf 3] , zijnde een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, bestaande de valsheid hierin dat verdachte onjuiste/fictieve gegevens heeft gebruikt bij het samenstellen van de jaarrekening/jaarcijfers.
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 51, 140, 225 en 341 (oud) van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feiten 2 en 4
telkens het misdrijf: bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
feit 3
het misdrijf: opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 6
het misdrijf: valsheid in geschrift.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden passend te vinden, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn heeft zij gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden. Daarnaast heeft zij gevorderd dat verdachte wordt ontzet uit het recht het beroep van statutair bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen voor de duur van vijf jaren. Ten slotte heeft de officier van justitie openbaarmaking van het vonnis gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij het opleggen van de straf rekening te houden met het tijdsverloop, de wankele gezondheid van verdachte, zijn draagkracht en het feit dat hij gedurende het onderzoek onder grote psychische druk heeft gestaan. De raadsman heeft bepleit dat, gelet op genoemde omstandigheden, een vrijheidsstraf ongepast zou zijn en een eventueel op te leggen straf, geheel voorwaardelijk dient te worden opgelegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het leiden van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van faillissementsfraude, valsheid in geschrift en bedrog met balans en winst- en verliesrekening. Verdachte presenteerde zichzelf als kundig boekhouder en als iemand die noodlijdende bedrijven te hulp kon schieten. Verdachte werkte daarbij samen met zijn medeverdachten en ging doelbewust te werk. Op het moment dat zij eenmaal – al dan niet direct – de leiding over de bedrijven in handen hadden werd er niet geïnvesteerd maar werden er juist geldbedragen onttrokken. Verdachte heeft daarnaast telkens nagelaten een deugdelijke administratie te voeren en bij faillissementen heeft hij de oproepen van de curatoren om contact op te nemen genegeerd en geen stukken uitgeleverd.
Verdachte heeft er zodoende een gewoonte van gemaakt zich te bezondigen aan faillissementsfraude. Hij kan worden bestempeld als beroepsfraudeur, voor wie het faillissement doelbewust een instrument is op onrechtmatige wijze vermogen aan de boedel te onttrekken of zich te verrijken ten koste van anderen. Dit doet verdachte door BV’s die in het zicht van een faillissement zijn samen met zijn medeverdachten over te nemen, zich daarvoor te laten betalen en vervolgens niets meer van zich te laten horen, zodat de schuldeisers met lege handen blijven staan. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen getoond, schuift de schuld in de schoenen van anderen en heeft zich respectloos getoond ten aanzien van de zakelijke belangen van anderen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 29 oktober 2018 van verdachte blijkt dat hij reeds meerdere malen – onder meer wegens valsheid in geschrift en het doen valse belastingaangifte – is veroordeeld.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en het strafblad van verdachte waarop de nodige veroordelingen voor valsheid in geschift en oplichting prijken, is in beginsel een gevangenisstraf van 30 maanden een passende en ook geboden reactie.
De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad als uitgangspunt heeft geformuleerd dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is begonnen en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 9 september 2015 is aangehouden in verband met de ten laste gelegde feiten. Dit geldt als startpunt van de redelijke termijn. De zaak is voor het eerst op zitting behandeld op 10 oktober 2016. Het vonnis wordt gewezen op 18 juli 2019, ongeveer drie jaren en tien maanden na aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met één jaar en tien maanden. Een deel van die overschrijding is te verklaren door de omvang en gecompliceerdheid van de zaak, nu het gaat om feiten die naar hun aard lastig te onderzoeken zijn en verdachte geen inlichtingen verschafte maar juist een rookgordijn optrok.
Alles afwegende en gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden.
De rechtbank is daarbij met de officier van justitie van oordeel dat verdachte voor een periode van vijf jaren moet worden ontzet van het recht statutair bestuurder van een rechtspersoon te zijn.
De rechtbank zal tevens de openbaarmaking van dit vonnis gelasten. Hierbij weegt, gelet op aard en de ernst van de bewezen strafbare feiten en de gewoonte van verdachte dergelijke misdrijven te plegen, zoals in de strafmotivering weergegeven, mee dat de maatschappij tegen verdachte moet worden beschermd. De openbaarmaking van dit vonnis dient te geschieden door middel van toezending van dit vonnis aan de Kamer van Koophandel. Door registratie van dit vonnis bij de Kamer van Koophandel wordt beoogd voornoemde ontzetting van verdachte van het recht om bestuurder ven een rechtspersoon te zijn daadwerkelijk te effectueren. Aangezien hiermee geen of verwaarloosbare kosten gemoeid zijn, zal de rechtbank de kosten van openbaarmaking op nihil schatten en kan dientengevolge artikel 36 lid 3 juncto artikel 24c Sr buiten beschouwing blijven.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 51.552,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in hun vordering, nu de vordering zo complex zijn dat het te ver voert deze in het strafgeding te behandelen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in hun vorderingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling en beoordeling van de vordering leidt, gelet op de complexiteit ervan, tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank om die reden de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaart. De benadeelde partij kan zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 31, 36 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 6 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 6 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feiten 2 en 4
telkens het misdrijf:bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.
feit 3
het misdrijf:opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
feit 6
het misdrijf:valsheid in geschrift;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 6 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden;
- bepaalt dat de veroordeelde voor een periode van
5 (vijf) jarenvan het recht om bestuurder te zijn van een rechtspersoon
wordt ontzet;
- gelast de
openbaarmaking van dit vonnisna het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van verdachte,
door toezendingervan aan de Kamer van Koophandel ten behoeve van de effectuering van voornoemde ontzetting;
- veroordeelt de verdachte in de kosten die voor de openbaarmaking van het vonnis in redelijkheid gemaakt dienen te worden, waarbij deze kosten voorlopig worden geschat op nihil;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij:
[benadeelde], (feit 5): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2019.
Buiten staat
Mr. Meijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.V04-01, pagina 3; G-004, pagina 1814.
2.AMB-039; AMB-042; DOC-329.
3.G-013, pagina 1856.
4.V02-03, pagina 13.
5.DOC-001
6.V04-01, pagina 3, eerste alinea.
7.DOC-146.
8.Het proces-verbaal van de zitting van 17 juli 2019, inhoudende verklaring van [medeverdachte 2] .
9.V02-03, pagina 5.
10.G-004, pagina 1813.
11.V04-01, pagina 10.
12.G-006, pagina 1827; DOC-356.
13.AG-002.
14.G-014, pagina 1861.
15.V04-01, pagina 3.
16.DOC-146.
17.DOC-137; DOC-146.
18.DOC-054.
19.PV Doorzoeking.
20.AMB-038; DOC-110.
21.V04-01, pagina 8.
22.DOC-112;
23.V10-01, pagina 5.
24.DOC-003.
25.DOC-605.
26.DOC-004; V03-06, pagina 2.
27.DOC-169.
28.V03-06, pagina 2, 3e alinea van onderen.
29.DOC-378; DOC-499.
30.DOC-511.
31.V06-01, pagina 4.
32.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
33.DOC-066; DOC-170.
34.Pagina 292, laatste alinea.
35.DOC-101; DOC-464; DOC-107.
36.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 1] .
37.V01-08, pagina 1533.
38.DOC-602.
39.V03-07, pagina 3.
40.DOC-173.
41.V07-01, pagina 8.
42.V03-07, pagina 3.
43.DOC-239; V07-01, pagina 6 en 7; DOC-234.
44.DOC-515; V07-01, pagina’s 13 en 14.
45.V07-01, pagina’s 13 en 14.
46.DOC-026; DOC-027; AG-005.
47.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juli 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
48.V01-08, pagina’s 7 en 8.
49.DOC-516.
50.V07-01, pagina 10.
51.V07-01, pagina 1702.
52.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
53.V03-06, pagina 2; V03-01, pagina 2, laatste alinea en pagina 3.