ECLI:NL:RBOVE:2019:2472

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
08-996045-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Leiding geven aan een criminele organisatie met faillissementsfraude en valsheid in geschrift

De rechtbank Overijssel heeft op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 53-jarige man, die werd beschuldigd van het leiden van een criminele organisatie met als doel faillissementsfraude, valsheid in geschrift en bedrog met balans en winst- en verliesrekening. De verdachte presenteerde zichzelf als jurist en bood hulp aan noodlijdende bedrijven, maar in werkelijkheid onttrok hij geld aan deze bedrijven en voerde hij geen deugdelijke administratie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en legde een gevangenisstraf op van 33 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast werd de verdachte voor 5 jaar ontzet van het recht om statutair bestuurder van een rechtspersoon te zijn. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de gewoonte van de verdachte om dergelijke misdrijven te plegen, wat leidde tot de beslissing om het vonnis openbaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-996045-14 (P)
Datum vonnis: 18 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 november 2018, 17 en 20 juni en 4 juli 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.C.G. van der Wulp en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:oprichter, leider of bestuurder was van een criminele organisatie die het oogmerk had om faillissementsfraude en/of valsheid in geschrift en/of bedrog met een balans en winst- en verliesrekening te plegen;
feit 2:al dan niet samen met anderen gebruik heeft gemaakt van een valse arbeidsovereenkomst en/of een of meer salarisspecificatie(s) en/of een aanvraag overname betalingsverplichting UWV;
feit 3:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 1] .;
feit 4:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 2] .;
feit 5:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 3] .;
feit 6:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 4] .;
feit 7:al dan niet samen met anderen feitelijk leiding heeft gegeven aan het plegen van bedrieglijke bankbreuk door [bedrijf 5] ..
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij,
op één of meer tijdstip(pen),
in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 18 november 2014,
in de gemeente Hoogeveen en/of De Wolden en/of Losser en/of Heerhugowaard
en/of Koggenland en/of Alkmaar en/of , althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
- hem, verdachte, en/of
- [stichting 1] , en/of
- [bedrijf 6] , en/of
- [bedrijf 7] ., en/of
- [stichting 2] , en/of
- [stichting 3]
- [stichting 4] , en/of
- [stichting 5] , en/of
- [medeverdachte 1] , en/of
- [medeverdachte 2] , en/of
- [naam 1] , en/of
- [naam 2] , en/of
- [naam 3] , en/of
- [naam 4] , en/of
- [naam 5] , en/of
- [naam 6] , en/of
- [naam 7] , en/of
- [bedrijf 8] ., en/of
- [bedrijf 1] ., en/of
- [bedrijf 2] ., en/of
- [bedrijf 3] , en/of
- [bedrijf 4] , en/of
- [bedrijf 5] , en/of
een of meer (andere) natuurlijke perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van faillissementsfraude (artikel 341 en/of 343 en/of 194 Wetboek van Strafrecht); en/of
- het plegen van valsheid in geschrift (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);
- bedrog met balans en winst- en verliesrekening (artikel 336 wetboek van Strafrecht) zulks terwijl hij, verdachte, oprichter, leider of bestuurder van die
organisatie was;
2.
hij,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 21 juni 2013 tot
en met 10 februari 2014 ,
in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer andere rechtsperso(o)n(en) en/of met
één of meer natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen
meermalen, althans eenmaal
opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van (een) valse:
1. arbeidsovereenkomst (D-112) tussen verdachte en/of zijn mededader(s) en
[bedrijf 8] ., en/of
2. salarisspecificatie(s) over de maand juli 2013, augustus 2013, september
2013 en/of oktober 2013 (D-060), en/of
3. aanvraag overname betalingsverplichting UWV (D-054),
-(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen -
alsware die/dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken
in het overleggen van die arbeidsovereenkomst en/of salarisspecificatie(s) aan
het UWV en/of hiermee aanvragen van het faillissement van [bedrijf 8] .,
en/of het meesturen door DAS van de salarisspecificatie(s) bij de ingediende
loonvordering
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin,
1. dat in de arbeidsovereenkomst in strijd met de waarheid staat vermeld dat
verdachte in dienstbetrekking komt per 1 juli 2013; en/of
2. dat medeverdachte [medeverdachte 2] op de datum van ondertekening onbevoegd was
om tot ondertekening over te gaan; en/of
3. dat de in de arbeidsovereenkomst weerggeven datum van ondertekening niet juist is; en/of
4. dat de salarisspecificaties zijn opgemaakt, wetende dat er hiervoor geen werkzaamheden zijn verricht en/of dat er allemaal fictieve loongegevens zijn gehanteerd; en/of
5. dat de aanvraag overname betalingsverplichting van het UWV is ingevuld met onjuiste gegevens;
3.
de besloten vennootschap [bedrijf 1] ., welke vennootschap op 3
september 2013 failliet is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 februari 2012
tot en met 19 november 2012 in de gemeente Hoogeveen althans elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het
voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3
van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 1] .
A. in de ten laste gelegde periode geen administratie bijgehouden en/of
overgedragen aan een opvolgend bestuurder;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
4.
de besloten vennootschap [bedrijf 2] ., welke vennootschap op 13 maart 2013
in staat van faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2012
tot en met 18 november 2014,
in de gemeente Hoogeveen en/of Losser, althans elders in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. ter gelegenheid van zijn faillissement of op een tijdstip waarop zij wist
dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één van haar schuldeisers,
op enige wijze bevoordeeld heeft; en/of
3. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 2] .,
A. in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013, zonder hiertoe
aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie, vanaf haar bankrekening
[rekeningnummer 1] een bedrag van EUR 5.000,00 en/of EUR 2.164,00 en/of
EUR 2.260,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v.
[bedrijf 9] . Waarvan eveneens een bedrag van EUR 6.797,23, althans een groot deel, zonder rechtsgrond en/of
tegenprestatie, weer is overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] van [bedrijf 6] .; en/of
B. in de periode 21 november 2012 tot en met 29 november 2012, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie, vanaf haar bankrekening
[rekeningnummer 1] een bedrag van EUR 1.400,00 en/of EUR 900,00 en/of EUR 3.600,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 4] t.n.v [naam 3] ; en/of
C. op 30 november 2012 contante bedragen van EUR 4.000,00 en/of EUR 2.500,00
van haar bankrekening met hert rekeningnummer [rekeningnummer 1] opgenomen; en/of
D. op herhaaldelijke oproep van de curator geen administratie uitgeleverd; en/of
E. geen administratie en/of kasboek bijgehouden; en/of
F. haar huurvordering(en) op [bedrijf 10] . en/of [naam 8] gecedeerd
en/of laten cederen aan [bedrijf 6] .; en/of
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft
gegeven;
5.
de besloten vennootschap [bedrijf 3] B.V. (voorheen [bedrijf 3]
B.V.) , welke vennootschap op 24 april 2013 in staat van
faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012
tot en met 18 november 2014,
in de gemeente Heerhugowaard en/of Koggenland en/of Hoogeveen, althans elders
in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. ter gelegenheid van zijn faillissement of op een tijdstip waarop zij wist
dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één van haar schuldeisers
op enige wijze bevoordeeld heeft; en/of
3. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers is/hebbende [bedrijf 3] .
A. (een) contractuele verplichting(en) aangegaan met [bedrijf 11]
en/of [bedrijf 12] . en/of [bedrijf 13] . en/of [bedrijf 14] ), [bedrijf 15] . , al dan niet ten behoeve van
[bedrijf 4] , zonder hiertoe aanwezige noodzaak en/of tegenprestatie, dan wel zonder hiertoe de [bedrijf 4] voor deze bedragen te factureren en/of deze goederen ter beschikking te stellen
aan [bedrijf 4] zonder hiervoor een tegenprestatie of
zakelijke vergoeding te bedingen en/of zonder hiervoor betaald te krijgen;
en/of
B. een bedrag van in totaal circa EUR 10.000,00 en/of EUR 18.200,00 opgenomen
van haar bankrekeningen en/of heeft laten opnemen van haar bankrekeningen, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie
(D-444/D-515/D-277); en/of
C. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft
gegeven;
6.
de besloten vennootschap [bedrijf 4] , welke vennootschap op
21 augustus 2012 in staat van faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 mei 2012 tot en
met 18 november 2014,
in de gemeente Heerhugowaard en/of Koggenland en/of Hoogeveen, althans elders
in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. ter gelegenheid van haar faillissement of op een tijdstip waarop zij wist
dat het faillissement niet kon worden voorkomen, één van haar schuldeisers
op enige wijze bevoordeeld heeft; en/of
3. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers is/hebbende [bedrijf 4] ,
A. de betaling vanuit het project [naam 9] ter hoogte van in totaal EUR
15.000,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 5] , zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie doorgestort naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] (D-440); en/of
B. de betalingen vanuit het project [naam 9] ter hoogte van in totaal
EUR 49.000,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 6] van [bedrijf 16] laten storten, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie (D-440); en/of
C. EUR 10.000,00 contant in ontvangst genomen van [naam 9] ten behoeve van de betaling van de door [bedrijf 4] verrichte werkzaamheden en deze EUR 10.000,00 niet verantwoord in een kasboek (D-250); en/of
D. zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie EUR 36.500,00 aan inkomsten van debiteuren, doorgestort naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] (D-442); en/of
E. een Ford Transit verkocht zonder de opbrengst hiervan aan de vennootschap
ten goede te laten komen, althans zonder in de administratie inzicht te
geven in de verwerking van deze opbrengst; en/of
F. het restantsaldo op bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] van EUR 1.590,08 overgeschreven naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] , althans een bedrag van
EUR 1.590,08 niet aan de curator overgedragen; en/of
G. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden; en/of
H. op verzoek van de curator niet de zwarte ordner(s) (D-02-03-001/
D-02-04-002) en/of andere bestaande facturen/kwitanties, bankafschriften, uitgeleverd;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan
niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft
gegeven;
7.
de besloten vennootschap [bedrijf 5]
, welke vennootschap op 28 oktober 2014 in staat van faillissement
is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2014 tot
en met 18 november 2014,
in de gemeente Hoogeveen, althans elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met één of meer natuurlijke perso(o)n(en) en/of
rechtsperso(o)n(en), althans alleen,
eenmaal, althans meerdere malen, ter bedrieglijke verkorting van de rechten
van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de
boedel heeft onttrokken; en/of
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het
voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3
van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers is/hebbende [bedrijf 5] .,
A. in de periode van 18 augustus 2014 tot en met 28 oktober 2014
EUR 8.500,00 en/of EUR 1.512,50 en/of EUR 1.331,00, zonder hiertoe
aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie, overgemaakt naar respectievelijk [stichting 1] , [bedrijf 17] ermee en/of [bedrijf 18] ; en/of
B. ondanks herhaaldelijk verzoek van de curator, op 30 oktober 2014 en/of 6
november 2014, geen administratie aangeleverd, terwijl tijdens de
doorzoeking aan de [adres 1] te Zuidwolde en/of de [adres 2] te Hoogeveen, ordners en/of bescheiden zijn aangetroffen die niet aan de
curator zijn overlegd;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al
dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven,
dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet
tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en dat de overige ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit, omdat verdachte voor de feiten 3 tot en met 7 niet als feitelijk leidinggever kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat verdachte wel degelijk werknemer was van [bedrijf 8] . De onbevoegdheid van [medeverdachte 2] berust op een fout. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niets met [bedrijf 1] te maken had en uit het dossier ook enkel volgt dat er brieven binnen zijn gekomen op het adres dat verdachte als kantoorpand gebruikte. De raadsman heeft met betrekking tot feit 4 aangevoerd dat verdachte slechts als adviseur en bemiddelaar betrokken is geweest bij [bedrijf 2] en dat daarmee niet kan worden gezegd dat hij een zodanige bijdrage heeft geleverd dat dit heeft te gelden als feitelijk leiding geven aan de verboden gedragingen. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van feit 4 gesteld dat indien verdachte al zou kunnen worden aangemerkt als feitelijk leidinggever, de opzet op die gedragingen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde heeft de raadsman gesteld dat van enige betrokkenheid van verdachte bij de onder A en B opgenomen strafbare gedragingen geen sprake is. Deze gedragingen vonden plaats voorafgaand aan de bestuurdersperiode van verdachte en zijn buiten zijn medeweten door de heren [naam 5] en [naam 4] gepleegd. Ten aanzien van de onder C van feit 5 ten laste gelegde gedraging heeft de raadsman gesteld dat verdachte nooit de beschikking over de administratie heeft gehad, omdat [naam 4] die na overdracht van [bedrijf 3] BV zelf heeft gehouden. Ten aanzien van feit 6 heeft de raadsman bepleit dat enkel vast staat dat verdachte heeft bemiddeld voor een nieuwe bestuurder, zonder dat hij op de hoogte was van de bedrijfsvoering of daarbij betrokken was, zodat hij niet als feitelijk leidinggever kan worden aangemerkt. Daarbij heeft verdachte ook geen opzet gehad op deze verboden gedraging, en het dossier bevat hiertoe ook geen aanknopingspunten. De administratie van [bedrijf 4] heeft [naam 5] nooit overgedragen aan verdachte, zodat hem niet kan worden verweten deze niet te hebben uitgeleverd. De raadsman heeft met betrekking tot het onder 7 ten laste gelegde gesteld dat verdachte slechts als juridisch adviseur betrokken is geweest bij [bedrijf 5] en dat hij geen rol heeft gespeeld in de zin van feitelijk leidinggever of medepleger bij de verboden gedragingen. Hij had geen inzage in de gehele bedrijfsvoering en ook had hij geen beschikking over de bankrekeningen en bankgegevens. Tot slot heeft de raadsman met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde criminele organisatie primair aangevoerd dat verdachte niet wist dat hij deel uit maakte van een organisatie die tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Subsidiair stelt de raadsman dat indien verdachte al gelinkt zou kunnen worden aan de faillissementsfraude, niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een georganiseerd samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, gericht op het plegen van die misdrijven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
Verdachte [verdachte] (hierna: [verdachte] ) en medeverdachte [medeverdachte 1] hielden zich bedrijfsmatig bezig met advisering van bestuurders van bedrijven die in financiële nood verkeerden. Zij zorgden ervoor dat de bestuurders werden uitgeschreven en dat er een nieuwe bestuurder werd ingeschreven in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel, vaak in de persoon van medeverdachte [medeverdachte 2] , met wie zij regelmatig samenwerkten.
4.3.2
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de hierna genoemde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2 (valsheid in geschrift)
[bedrijf 8] is een bedrijf waarvan mevrouw [naam 1] bestuurder was. Toen er problemen ontstonden met schuldeisers, vroeg [naam 1] hulp aan [medeverdachte 1] , die fungeerde als boekhouder van [bedrijf 8] . [1] [medeverdachte 2] werd middels [stichting 2] vanaf 10 juli 2013 bestuurder van [bedrijf 8] . Op 14 januari 2014 werd [bedrijf 8] failliet verklaard. [2] Bij de aanvraag van het faillissement zijn arbeidsovereenkomsten tussen [bedrijf 8] en [verdachte] , respectievelijk [bedrijf 8] en [medeverdachte 1] en daarmee samenhangende salarisspecificaties overgelegd. [3] Op 11 februari 2014 is een aanvraag overname betalingsverplichting bij het UWV ingediend. [4]
Tijdens een doorzoeking bij [medeverdachte 1] is een digitale harde schijf aangetroffen. [5] Uit onderzoek aan deze harde schijf is gebleken dat de arbeidsovereenkomsten tussen [bedrijf 8] en [verdachte] en [medeverdachte 1] pas op 28 november 2013 op de computer van [medeverdachte 1] zijn opgemaakt, terwijl in de overeenkomsten staat dat deze op 21 juni 2013 respectievelijk 22 juli 2013 zijn opgemaakt. [6] De overeenkomst tussen [verdachte] en [bedrijf 8] is bovendien door [medeverdachte 2] getekend, terwijl hij daartoe op 21 juni 2013 niet bevoegd was, omdat hij pas vanaf 10 juli 2013 bestuurder was. De op 21 juni 2013 bevoegde bestuurder, [naam 1] , heeft verklaard dat zij [verdachte] nooit heeft ontmoet en dat zij ook geen personeel in dienst heeft genomen. [7] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de arbeidsovereenkomst zelf heeft opgemaakt en dat hij door [naam 1] in dienst is genomen, terwijl op 22 juli 2013 [medeverdachte 2] de arbeidsovereenkomst heeft ondertekend en dat die op dat moment ook bestuurder was. [8]
Gelet op de vastgestelde datum van opmaak van de arbeidsovereenkomsten tussen [bedrijf 8] en [verdachte] , respectievelijk [bedrijf 8] en [medeverdachte 1] en de daarmee niet in overeenstemming te brengen data die op die overeenkomsten zijn vermeld acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het hier valse arbeidsovereenkomsten betreft. Nu er geen arbeidsovereenkomsten met [verdachte] en [medeverdachte 1] bestonden en zij dit ook wisten, staat daarmee vast dat de door [verdachte] en [medeverdachte 1] gebruikte salarisspecificaties eveneens vals waren.
Nu deze stukken en gegevens zijn verwerkt in de aanvraag overname betalingsverplichting bij het UWV, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat ook deze bij het UWV gebruikte aanvraag vals was.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse arbeidsovereenkomsten, salarisspecificaties en een aanvraag overname betalingsverplichting bij het UWV.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 1] )
[bedrijf 1] werd failliet verklaard op 3 september 2013. [9] Curator Joustra heeft op 7 maart 2014 aangifte gedaan ter zake van vermoedelijke bedrieglijke bankbreuk, omdat de administratie hem niet ter hand werd gesteld. [10] Curator Joustra heeft tweemaal brieven gestuurd aan [bedrijf 1] met het verzoek contact op te nemen en inlichtingen te verstrekken. [11] Er is niets verstrekt aan de curator. Blijkens gegevens van de belastingdienst hebben er in 2011 wel activiteiten in de BV plaats gevonden. [medeverdachte 2] was vanaf 28 augustus 2009 tot en met 19 november 2012 bestuurder van [stichting 1] . [12] Op 22 februari 2012 heeft [medeverdachte 2] [stichting 1] ingeschreven als bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] . [13]
Het adres van [bedrijf 1] is per 27 februari 2012 bij de Kamer van Koophandel (KvK) gewijzigd naar het zakenadres van [verdachte] . [14]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 4 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 2] )
Op 1 juni 2011 werd [stichting 4] enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] . [stichting 4] werd op dat moment middellijk bestuurd door de heer [naam 7] en daarna door mevrouw [naam 3] . De heer en mevrouw [naam 3] hebben beiden verklaard dat zij [verdachte] hebben gevraagd er voor te zorgen dat zij van [bedrijf 2] af konden. [naam 3] heeft daarover onder meer verklaard dat “ [verdachte] de hele pleurisbende kreeg” en “ik gaf hem nog geld toe”. [15] Vanaf 1 december 2012 werd [medeverdachte 1] bestuurder van [stichting 4] en daarmee middellijk bestuurder van [bedrijf 2] . Per 1 januari 2013 werd het zakenadres van [bedrijf 2] gewijzigd naar een adres in Warmond. [16] Dit betreft feitelijk een onbebouwd stuk grond van ongeveer 16 vierkante meter dat eigendom is van [verdachte] . [17] Vervolgens is [medeverdachte 2] per 7 januari 2013 bestuurder van [stichting 4] geworden. [18]
[bedrijf 2] werd op 13 maart 2013 failliet verklaard. [19]
(A) In de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013 zijn er door [bedrijf 2] verschillende betalingen gedaan aan de [bedrijf 9] van mevrouw [naam 3] . [20] Direct daarop is door [bedrijf 9] een bedrag van € 6.797,23 overgeboekt naar de aan [verdachte] gelieerde onderneming [bedrijf 6] . [21] Van een rechtsgrond voor de betaling aan [bedrijf 9] is niet gebleken.
(B) In de periode van 21 november 2012 tot en met 29 november 2012 zijn vanaf de bankrekening van [bedrijf 2] diverse bedragen overgemaakt naar de bankrekening van mevrouw [naam 3] .
(C) Op 30 november 2012 zijn contante bedragen opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 2] .
(D) en (E) Mevrouw [naam 3] heeft verklaard dat zij de administratie van [bedrijf 2] heeft overgedragen aan [verdachte] . [22] [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij alle brieven die hij kreeg direct aan [verdachte] gaf. [23] De curator heeft meerdere malen een oproep aan [verdachte] gedaan om de administratie aan hem aan te leveren. [24] Er is geen administratie aan de curator verstrekt. Bij een doorzoeking van het kantoor van [verdachte] op 18 november 2014 zijn echter wel administratieve stukken van [bedrijf 2] aangetroffen, alsmede het register van aandeelhouders en enkele losse visitekaartjes. [25]
(F) [bedrijf 2] huurde haar bedrijfspand van [bedrijf 19] , maar verhuurde het pand zelf onder aan [bedrijf 10] . De huurvorderingen van [bedrijf 2] op [bedrijf 10] werden per 22 februari 2013 gecedeerd aan de aan [verdachte] gelieerde onderneming [bedrijf 6] . [26]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 5 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 3] )
[verdachte] werd op 3 januari 2013 via [bedrijf 20] middellijk bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 21] en daarmee ook van [bedrijf 3] . Voorgaande bestuurders waren [naam 4] en [naam 5] . Op 3 januari werd de naam door [verdachte] gewijzigd in [bedrijf 3] . [27] [verdachte] heeft verklaard dat [bedrijf 3] een zinkend schip was. [28] Vervolgens werd op 26 februari 2013 [medeverdachte 2] met terugwerkende kracht vanaf 1 februari 2013 ingeschreven bij de KvK als middellijk bestuurder van [bedrijf 3] . [29] Hij ‘kocht’ de BV van [verdachte] , maar heeft geen bankpas en volmacht ontvangen en heeft er ook niets voor hoeven betalen. [30] [verdachte] bleef aandeelhouder. [bedrijf 3] werd op 24 april 2013 failliet verklaard. [31]
(A) [naam 5] was vanaf 6 november 2010 tot en met 14 mei 2012 bestuurder van de [bedrijf 4] . [naam 5] heeft op naam van [bedrijf 3] , met medeweten van [naam 4] , goederen ingekocht bij leveranciers de [bedrijf 11] en [bedrijf 15] , zonder deze goederen te betalen. [32] [naam 4] heeft deze goederen ook niet in rekening gebracht bij [naam 5] .
(B) Op 1 februari 2013 werd er door [naam 4] € 10.000,-- opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 3] . [33] Op dat moment was [verdachte] bestuurder, maar kon [naam 4] nog over de bankrekeningen beschikken. [naam 4] heeft erkend dat hij in het vierde kwartaal van 2012 een bedrag van € 18.200,-- heeft onttrokken, omdat hij vond dat hij recht had op teruggaaf van € 60.000,-- van [bedrijf 3] . [34]
(C) Na het faillissement deed de curator een verzoek aan [medeverdachte 2] tot uitlevering van de administratie. [35] [medeverdachte 2] heeft verklaard niets van enige administratie af te weten. [36] [verdachte] heeft verklaard dat het een schone en lege BV was en er volgens hem dus ook geen boekhouding was. [37] De administratie is vervolgens tijdens een doorzoeking bij [naam 4] thuis aangetroffen. [38]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 6 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 4] )
Zoals vermeld was [naam 5] van 6 november 2010 tot en met 14 mei 2012 bestuurder van [bedrijf 4] . Op 15 mei 2012 werd [medeverdachte 2] via [stichting 5] middellijk bestuurder van [bedrijf 4] . [39] Op 16 mei 2012 werd hij vervolgens ook bestuurder van [bedrijf 16] . [medeverdachte 2] heeft beide ondernemingen voor € 1,-- gekocht. [40] Na de datum van overdracht bleef [naam 5] gebruik maken van de naam [bedrijf 4] en hield hij de beschikking over de bankpassen van de betaalrekening van [bedrijf 16] . Op 21 augustus 2012 is [bedrijf 4] failliet gegaan. [41] De heer Ruis werd als curator benoemd en hij deed op 13 maart 2014 aangifte van vermoedelijke bedrieglijke bankbreuk. [42]
(A) De betaling van € 15.000,-- door [naam 9] op rekening [rekeningnummer 5] van [bedrijf 4] werd diezelfde dag doorgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [bedrijf 16] . [43] Er kon geen factuur worden overgelegd die ten grondslag lag aan de betaling van € 15.000,--.
(B) Aan de betalingen die na het faillissement plaatsvonden, ten bedrage van in totaal € 49.000,--, door [naam 9] aan [bedrijf 16] lagen eveneens geen facturen ten grondslag. [44]
(C) Op een bewijs van een contante betaling van [bedrijf 4] van 14 december 2012 is te lezen “Van u ontvangen een contant bedrag van € 10.000,--“. [45] Getuige [naam 9] heeft verklaard dat hij € 10.000,-- contant heeft betaald aan [naam 5] . [46]
[naam 5] heeft over het onder A, B en C ten laste gelegde verklaard dat hij de facturen heeft opgemaakt en aan [naam 9] heeft uitgereikt. Ook heeft hij naar eigen zeggen de overboekingen van de bankrekeningen van de [bedrijf 4] naar [bedrijf 16] en de geldopnames gedaan. [naam 5] heeft verklaard dat [verdachte] hem heeft geadviseerd de facturen van [bedrijf 4] op andere bankrekeningen te laten betalen. [47]
Curator Ruis heeft verklaard dat hij de bankrekeningen [rekeningnummer 5] en [rekeningnummer 6] niet kende en dat hij daarom ook niet op de hoogte was van de betalingen en geldopnames. [48]
(D) [naam 5] heeft verklaard dat hij speelde met de bankrekeningen tussen de [bedrijf 4] en [bedrijf 16] , omdat hij problemen verwachtte met crediteuren. Hij besloot gelden over te boeken naar [bedrijf 16] , omdat hij bang was voor beslaglegging door de crediteuren van de [bedrijf 4] . [49]
(E) Op 7 juli 2012 heeft [naam 5] de Ford Transit die aan [bedrijf 4] toebehoorde verkocht. [50] De opbrengst van de auto is niet aan de BV ten goede gekomen.
(F) Op 28 augustus 2012 is het restantsaldo van rekening [rekeningnummer 5] ten bedrage van € 1.590,08 overgemaakt naar de bankrekening [rekeningnummer 6] , t.n.v. [bedrijf 16] BV. [naam 5] heeft hierover verklaard dat hij denkt dat hij degene is geweest die het geld heeft overgeboekt.
(G) [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in zijn periode als bestuurder geen administratie heeft bijgehouden. [51]
(H) Tijdens een doorzoeking van het zakelijk pand van [verdachte] is een zwarte map met daarin documenten betrekking hebbende op [bedrijf 4] aangetroffen. [52] De curator heeft geen enkele boekhouding of administratie ontvangen. [53]
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 7 (bedrieglijke bankbreuk [bedrijf 5] )
Op 21 juli 2014 is bij de KvK geregistreerd dat de [stichting 4] , waarvan [medeverdachte 2] bestuurder was sinds 7 januari 2013, met terugwerkende kracht tot 1 maart 2014 bestuurder werd van [bedrijf 5] . Drie maanden later, op 28 oktober 2014, werd [bedrijf 5] failliet verklaard en Grollé als curator benoemd. [54] Voordat [medeverdachte 2] middellijk bestuurder van [bedrijf 5] werd, was de heer [naam 6] bestuurder. [naam 6] heeft bij mailbericht van 3 juli 2014 aan [bedrijf 18] aan [verdachte] om advies gevraagd in zake [bedrijf 5] . [55]
(A) Vanaf de bankrekening van [bedrijf 5] zijn in de periode van 18 augustus 2014 tot en met 28 oktober 2014 betalingen gedaan aan aan [verdachte] gelieerde rechtspersonen. [56]
(B) Curator Grollé heeft eerst bij oud-bestuurder [naam 6] en vervolgens bij bestuurder [medeverdachte 2] op 30 oktober 2014 en 6 november 2014 schriftelijk de uitlevering van de volledige administratie gevorderd. [57] [verdachte] was op de hoogte van het feit dat de curator om uitlevering van de administratie had verzocht. [58] De curator heeft nooit enig stuk ontvangen. Tijdens een doorzoeking van de woning van [verdachte] op 18 november 2014 werden zeven ordners met administratieve bescheiden van [bedrijf 5] aangetroffen. [59] Op diezelfde datum werd bij een doorzoeking van de woning van [medeverdachte 2] eveneens losse administratieve bescheiden, met name aan [bedrijf 5] gerichte brieven, facturen en aanmaningen aangetroffen. [60]
4.3.3
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Gelet op alle hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden staat voor de rechtbank buiten redelijke twijfel vast dat het steeds een vooropgezet plan is geweest van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om vermogensrechten en zaken te onttrekken aan de noodlijdende ondernemingen. Het staat voor de rechtbank vast dat het de modus operandi van verdachten was om die noodlijdende ondernemingen over te nemen, met niet de bedoeling om die er weer bovenop te helpen maar juist met de bedoeling om vermogensrechten en zaken te onttrekken en het vermogen zo lang mogelijk buiten het zicht van de schuldeisers en de curator te houden. [verdachte] en [medeverdachte 1] werden immers door bestuurders van noodlijdende bedrijven benaderd voor een oplossing om van hun in financiële nood verkerende onderneming af te komen. Wetende van de financiële nood van de bedrijven zorgde [verdachte] er samen met [medeverdachte 1] voor dat de bestuurders werden uitgeschreven en dat een nieuwe bestuurder, in de persoon van [medeverdachte 2] , werd ingeschreven. [medeverdachte 2] heeft geen enkele inhoudelijke ervaring met of kennis ter zake het besturen van ondernemingen. Gelet op zijn opleiding, achtergrond en beweegredenen om zich telkens te doen inschrijven als bestuurder van een BV, voldoet hij naar het oordeel van de rechtbank aan de omschrijving van een katvanger; een kwalificatie waarin hij zichzelf ook heeft herkend. [61] [verdachte] was daarbij de persoon die het meest in contact met de oud-bestuurders stond en grotendeels de adviezen gaf. Hoewel het gebruikelijk is bij de overname van een BV inzicht te krijgen in de administratie en bedrijfsvoering van die betreffende BV, deden [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] geen enkel onderzoek en vroegen zij geen inzage in de administratie. Zij hielden zich bewust niet bezig met de administratie en daar werd door hen bij de overname dan ook bewust niet naar gevraagd. Kort voor de faillietverklaring werd [medeverdachte 2] als bestuurder ingeschreven. Het bedrijfsadres werd in het zicht van het faillissement gewijzigd in een ander adres. Ondertussen werd het vermogen dat de onderneming nog had aan de onderneming onttrokken. Er werd geld overgeboekt naar oud-bestuurders, dat in sommige gevallen weer werd doorgeboekt naar aan [verdachte] gelieerde ondernemingen. In andere gevallen kwamen de onttrokken geldbedragen rechtstreeks ten goede van aan [verdachte] gelieerde bedrijven. Voor de BV’s genoemd onder de feiten 4, 5, 6 en 7 geldt dat telkens door de curator om de administratie en om inlichtingen werd verzocht. Aan die verzoeken van de curatoren werd geen enkele keer voldaan en er werd niet uitgeleverd aan de curator.
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor strafbaarheid van de ondernemingen is voldaan, aangezien de ondernemingen geadresseerden zijn van de norm en de verboden gedragingen aan de ondernemingen kunnen worden toegerekend, nu deze bij uitstek gelden als gedragingen verricht in de sfeer van de rechtspersoon
.De rechtbank acht het opzet van de ondernemingen ook wettig en overtuigend bewezen, gelet op de feitelijke gang van zaken binnen de ondernemingen en het gevoerde beleid door de (feitelijke) directie zoals hiervoor beschreven. De rechtbank acht gelet op het hiervoor overwogene en in het bijzonder de organiserende rol die [verdachte] in het geheel heeft gespeeld, van het adviseren van de oud-bestuurders tot het organiseren van de inschrijven van nieuwe bestuurders en de betalingen aan oud-bestuurders en aan hem gelieerde bedrijven, wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] opzettelijk feitelijk leiding heeft gegeven aan de gedragingen van de ondernemingen zoals ten laste gelegd onder 4, 5, 6 en 7.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder 4, 5, 6 en 7 heeft begaan.
De rechtbank kan op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet vaststellen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, zodat zij hem van dit feit zal vrijspreken. Ook kan de rechtbank niet vaststellen vanaf welk moment verdachte precies betrokken was bij [bedrijf 2] , zodat niet kan worden bewezen dat hij betrokken was bij de onder B en C van feit 4 ten laste gelegde onttrekkingen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van onderdelen B en C onder feit 4. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het ten laste gelegde onder A en B, voor zover het gaat om het bedrag van € 18.200,--, van feit 5 en onderdeel D van feit 6, omdat onvoldoende betrokkenheid van verdachte bij deze feiten is komen vast te staan. Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat de onder A van feit 7 gedane betalingen zonder rechtsgrond -onttrekkingen- zijn geweest, zodat de rechtbank verdachte voor dit onderdeel eveneens vrijspreekt.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onder 1; criminele organisatie
De rechtbank overweegt dat onder “organisatie” wordt verstaan een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Gelet op het hiervoor overwogene onder 4.3.2 staat voor de rechtbank vast dat [verdachte] en [medeverdachte 1] steeds de bedenkers en soms uitvoerders van de gang van zaken met betrekking tot de noodlijdende BV’s waren. [medeverdachte 2] werd door hen steeds naar voren geschoven als formeel bestuurder, terwijl zij achter de schermen aan de touwtjes trokken. [verdachte] en [medeverdachte 1] ondersteunden met hun gedragingen de oud-bestuurders in het doen van onttrekkingen, het afhouden van schuldeisers om tijd te rekken richting een onvermijdelijk faillissement en het afschermen van de administratie voor de curator.
De rechtbank overweegt dat alle gedragingen van [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] er naar hun uiterlijke verschijningsvorm en in hun onderlinge samenhang bezien er van begin af aan op waren gericht om vermogensrechten en zaken uit noodlijdende ondernemingen te onttrekken en uit het zicht van schuldeisers en de curator te houden, en aldus op het plegen van misdrijven.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deelname aan een criminele organisatie die het plegen van misdrijven tot doel had, zodat het onder 1 ten laste gelegde eveneens wettig en overtuigend kan worden bewezen. Eventuele betrokkenheid van andere personen en/of laakbaar handelen van derden doet, wat hier ook van zij, niet af aan het bovenstaande en aan de verantwoordelijkheid van verdachte voor zijn eigen gedragingen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij, in de periode van 1 januari 2012 tot en met 18 november 2014, in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
- hem, verdachte, en
- [stichting 1] , en
- [bedrijf 6] , en
- [bedrijf 7] ., en
- [stichting 2] , en
- [stichting 4] , en
- [stichting 5] , en
- [medeverdachte 1] , en
- [medeverdachte 2] , en
- [bedrijf 8] ., en
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- het plegen van faillissementsfraude; en
- het plegen van valsheid in geschrift; en
- bedrog met balans en winst- en verliesrekening
zulks terwijl hij, verdachte, leider van die organisatie was;
2.
hij, in de periode van 21 juni 2013 tot en met 10 februari 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met een rechtspersoon en met natuurlijke personen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van (een) valse:
1. arbeidsovereenkomst tussen verdachte en zijn mededader en [bedrijf 8] ., en
2. salarisspecificaties over de maanden juli 2013, augustus 2013, september 2013 en oktober 2013, en
3. aanvraag overname betalingsverplichting UWV,
– elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
alsware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken in het overleggen
van die arbeidsovereenkomst en salarisspecificaties aan het UWV en hiermee aanvragen
van het faillissement van [bedrijf 8] ., en het meesturen door DAS van de
salarisspecificaties bij de ingediende loonvordering en bestaande die valsheid hierin,
1. dat in de arbeidsovereenkomst in strijd met de waarheid staat vermeld dat verdachte in dienstbetrekking komt per 1 juli 2013; en
2. dat medeverdachte [medeverdachte 2] op de datum van ondertekening onbevoegd was om tot ondertekening over te gaan; en
3. dat de in de arbeidsovereenkomst weerggeven datum van ondertekening niet juist is; en
4. dat de salarisspecificaties zijn opgemaakt, wetende dat er hiervoor geen werkzaamheden zijn verricht en dat er allemaal fictieve loongegevens zijn gehanteerd; en
5. dat de aanvraag overname betalingsverplichting van het UWV is ingevuld met onjuiste gegevens;
4.
de besloten vennootschap [bedrijf 2] ., welke vennootschap op 13 maart 2013 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 7 januari 2013 en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en een rechtspersoon, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
1. lasten heeft verdicht, baten niet heeft verantwoord en/of enig goed aan de boedel heeft onttrokken; en
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 2] .,
A. in de periode 1 januari 2013 tot en met 31 maart 2013, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie, vanaf haar bankrekening [rekeningnummer 1] een bedrag van EUR 5.000,00 en EUR 2.164,00 en EUR 2.260,00 overgemaakt naar bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] t.n.v. [bedrijf 9] . waarvan eveneens een bedrag van EUR 6.797,23, zonder rechtsgrond en/of
tegenprestatie, weer is overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer 3] van [bedrijf 6] .; en
D. op herhaaldelijke oproep van de curator geen administratie uitgeleverd; en
E. geen administratie en/of kasboek bijgehouden; en
F. haar huurvorderingen op [bedrijf 10] . en/of [naam 8] gecedeerd aan [bedrijf 6] .,
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
5.
de besloten vennootschap [bedrijf 3] ., welke vennootschap op 24 april 2013 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 februari 2013 tot en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en
rechtspersoon, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
1. enig goed aan de boedel heeft onttrokken; en
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 3] .
B. een bedrag van in totaal circa EUR 10.000,00 heeft laten opnemen van haar bankrekeningen, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie; en
C. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden en/of post niet aan
de curator overhandigd;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
6.
de besloten vennootschap [bedrijf 4] , welke vennootschap op
21 augustus 2012 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 15 mei 2012 tot en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en een rechtspersoon, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
1. enig goed aan de boedel heeft onttrokken; en
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van
het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek
3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van
boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 4] ,
A. de betaling vanuit het project [naam 9] ter hoogte van in totaal EUR 15.000,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 5] , zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie doorgestort naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] ; en
B. de betalingen vanuit het project [naam 9] ter hoogte van in totaal EUR 49.000,00 op rekeningnummer [rekeningnummer 6] van [bedrijf 16] laten storten, zonder hiertoe aanwezige rechtsgrond en/of tegenprestatie; en
C. EUR 10.000,00 contant in ontvangst genomen van [naam 9] ten behoeve van de betaling van de door [bedrijf 4] verrichte werkzaamheden en deze EUR 10.000,00 niet verantwoord in een kasboek; en
D. zonder rechtsgrond en/of tegenprestatie EUR 36.500,00 aan inkomsten van debiteuren, doorgestort naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] ; en
E. een Ford Transit verkocht zonder de opbrengst hiervan aan de vennootschap ten goede te laten komen, althans zonder in de administratie inzicht te geven in de verwerking van deze opbrengst; en
F. het restantsaldo op bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] van EUR 1.590,08 overgeschreven naar rekeningnummer [rekeningnummer 6] ; en
G. geen kasboek en/of (volledige) administratie bijgehouden; en
H. op verzoek van de curator niet de zwarte ordner en andere bestaande facturen/kwitanties, bankafschriften, uitgeleverd;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven;
7.
de besloten vennootschap [bedrijf 5] ., welke vennootschap op 28 oktober 2014 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 maart 2014 tot en met 18 november 2014, in Nederland, tezamen en in vereniging met natuurlijke personen en een
rechtspersoon, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van haar schuldeisers,
2. niet voldaan heeft aan de op haar rustende verplichting ten opzichte van het voeren van een administratie ingevolgde artikel 15i, eerste lid van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek, en het bewaren en tevoorschijn brengen van boeken, bescheiden en gegevensdragers in dat artikel bedoeld,
immers hebbende [bedrijf 5] .,
B. ondanks herhaaldelijk verzoek van de curator, op 30 oktober 2014 en 6 november 2014, geen administratie aangeleverd, terwijl tijdens de doorzoeking aan de [adres 1] te Zuidwolde en de [adres 2] te Hoogeveen, ordners en bescheiden zijn aangetroffen die niet aan de curator zijn overlegd;
aan welke bovenomschreven verboden gedragingen verdachte tezamen met anderen, feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 51, 140, 225 en 341 (oud) Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2
het misdrijf: valsheid in geschrift;
feiten 4, 5, 6 en 7
telkens het misdrijf: bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden passend te vinden, maar gelet op de overschrijding van de redelijke termijn heeft zij gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft zij gevorderd dat verdachte wordt ontzet uit het recht het beroep van statutair bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen voor de duur van vijf jaren. Ten slotte heeft de officier van justitie openbaarmaking van het vonnis gevorderd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat, gelet op het tijdsverloop, de eis van de officier van justitie exorbitant hoog en niet passend is en dat een forse onvoorwaardelijke taakstraf meer in de rede ligt. Voorts heeft de raadsman gesteld dat het ontzetten uit het recht van het zijn van statutair bestuurder geen doel meer dient, nu duidelijk is dat verdachte na zijn aanhouding geen strafbare feiten meer heeft gepleegd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het leiden van een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van faillissementsfraude, valsheid in geschrift en bedrog met balans en winst- en verliesrekening. Verdachte presenteerde zichzelf als jurist en als iemand die noodlijdende bedrijven te hulp kon schieten. Verdachte werkte daarbij samen met zijn medeverdachten en ging doelbewust te werk. Op het moment dat zij eenmaal – al dan niet direct – de leiding over de bedrijven in handen hadden werd er niet geïnvesteerd maar werden er juist geldbedragen onttrokken. Verdachte heeft daarnaast telkens nagelaten een deugdelijke administratie te voeren en bij faillissementen heeft hij de oproepen van de curatoren om contact op te nemen genegeerd en geen stukken uitgeleverd.
Verdachte heeft er zodoende een gewoonte van gemaakt zich te bezondigen aan faillissementsfraude. Hij kan worden bestempeld als beroepsfraudeur, voor wie het faillissement doelbewust een instrument is op onrechtmatige wijze vermogen aan de boedel te onttrekken of zich te verrijken ten koste van anderen. Dit doet verdachte door BV’s die in het zicht van een faillissement zijn, over te nemen, zich daarvoor te laten betalen en vervolgens niets meer van zich te laten horen, zodat de schuldeisers met lege handen blijven staan. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen getoond, schuift de schuld in de schoenen van anderen en heeft zich respectloos getoond ten aanzien van de zakelijke belangen van anderen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Uit het vijftien pagina’s tellende uittreksel Justitiële Documentatie van 29 oktober 2018 van verdachte blijkt dat hij reeds meerdere malen – onder meer wegens valsheid in geschrift en oplichting – is veroordeeld.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en het strafblad van verdachte waarop de nodige veroordelingen voor valsheid in geschift en oplichting prijken, is in beginsel een gevangenisstraf van 36 maanden een passende en ook geboden reactie.
De rechtbank overweegt dat de Hoge Raad als uitgangspunt heeft geformuleerd dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is begonnen en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat verdachte op 9 september 2015 is aangehouden in verband met de ten laste gelegde feiten. Dit geldt als startpunt van de redelijke termijn. De zaak is voor het eerst op zitting behandeld op 10 oktober 2016. Het vonnis wordt gewezen op 18 juli 2019, ongeveer drie jaren en tien maanden na aanvang van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is overschreden met één jaar en tien maanden. Een deel van die overschrijding is te verklaren door de omvang en gecompliceerdheid van de zaak, nu het gaat om feiten die naar hun aard lastig te onderzoeken zijn en verdachte geen inlichtingen verschafte maar juist een rookgordijn optrok.
Alles afwegende en gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden. Zij zal daarvan een deel van zes maanden voorwaardelijk doen zijn en aan dat deel als bijzondere voorwaarde verbinden dat verdachte zich gedurende de proeftijd onthoudt van elke vorm van bedrijfsadvisering.
De rechtbank is daarbij met de officier van justitie van oordeel dat verdachte voor een periode van vijf jaren moet worden ontzet van het recht statutair bestuurder van een rechtspersoon te zijn.
De rechtbank zal tevens de openbaarmaking van dit vonnis gelasten. Hierbij weegt, gelet op aard en de ernst van de bewezen strafbare feiten en de gewoonte van verdachte dergelijke misdrijven te plegen, zoals in de strafmotivering weergegeven, mee dat de maatschappij tegen verdachte moet worden beschermd. De openbaarmaking van dit vonnis dient te geschieden door middel van toezending van dit vonnis aan de Kamer van Koophandel. Door registratie van dit vonnis bij de Kamer van Koophandel wordt beoogd voornoemde ontzetting van verdachte van het recht om bestuurder ven een rechtspersoon te zijn daadwerkelijk te effectueren. Aangezien hiermee geen of verwaarloosbare kosten gemoeid zijn, zal de rechtbank de kosten van openbaarmaking op nihil schatten en kan dientengevolge artikel 36 lid 3 juncto artikel 24c Sr buiten beschouwing blijven.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
W.M. Limberger(in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf 1] .) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 28.382,57, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
J.M. Sprangers(in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf 3] .) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 51.552,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
A. Grollé(in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [bedrijf 5] ) heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 359.187,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van alle drie de benadeelde partijen op het standpunt gesteld dat zij niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering, nu de vorderingen zo complex zijn dat het te ver voert deze in het strafgeding te behandelen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat alle drie de benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling en beoordeling van de vorderingen leidt, gelet op de complexiteit ervan, tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank om die reden alle drie de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaart. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 31, 36 en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tot en met 7 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 4 tot en met 7 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf:als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
feit 2
het misdrijf:valsheid in geschrift;
feiten 4, 5, 6 en 7
telkens het misdrijf:bedrieglijke bankbreuk, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 4 tot en met 7 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
33 (drieëndertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarden niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd onthoud van iedere vorm van advisering inzake bedrijfsmatige aangelegenheden van derden;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de veroordeelde voor een periode van
5 (vijf) jarenvan het recht om bestuurder te zijn van een rechtspersoon
wordt ontzet;
- gelast de
openbaarmaking van dit vonnisna het onherroepelijk worden daarvan, met vermelding van de personalia van verdachte,
door toezendingervan aan de Kamer van Koophandel ten behoeve van de effectuering van voornoemde ontzetting;
- veroordeelt de verdachte in de kosten die voor de openbaarmaking van het vonnis in redelijkheid gemaakt dienen te worden, waarbij deze kosten voorlopig worden geschat op nihil;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij:
W.M. Limberger, (feit 3): in het geheel niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij:
J.M. Sprangers, (feit 5): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij:
A. Grollé, (feit 7): in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. R.M. van Vuure en mr. G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2019.
Buiten staat
Mr. Meijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.V-04-01, pagina 3.
2.DOC-146.
3.DOC-137; DOC-146.
4.DOC-054.
5.AMB-016.
6.AMB-038; DOC-110.
7.V04-01, pagina 8.
8.DOC-112;
9.DOC-166.
10.AG-003.
11.DOC-168; DOC-095.
12.DOC-015.
13.DOC-011; DOC-353.
14.DOC-354.
15.V10-01, pagina 5.
16.DOC-003.
17.DOC-605.
18.DOC-004; V03-06, pagina 2.
19.DOC-169.
20.DOC-378; DOC-499.
21.DOC-511;
22.V06-01, pagina 4.
23.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
24.DOC-066; DOC-170.
25.Pagina 292, laatste alinea.
26.DOC-101; DOC-464; DOC-107.
27.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
28.V01-08, pagina 1533.
29.DOC-602.
30.V03-07, pagina 3.
31.DOC-173.
32.DOC-239; V07-01, pagina 6 en 7; DOC-234.
33.DOC-515; V07-01, pagina’s 13 en 14.
34.V07-01, pagina’s 13 en 14.
35.DOC-026; DOC-027; AG-005.
36.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juli 2019, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 2] .
37.V01-08, pagina’s 7 en 8.
38.DOC-516.
39.DOC-012a.
40.V03-03, pagina 2.
41.DOC-174.
42.AG-006.
43.DOC-440.
44.DOC-440.
45.DOC-250.
46.G-001, pagina 4.
47.V08-02, pagina 9.
48.G-015, pagina 4.
49.DOC-442; V08-02, pagina 11.
50.DOC-208; V08-03, pagina 4
51.V03-03, pagina 3.
52.DOC-494 tot en met DOC-496 en DOC 541 tot en met DOC-543
53.G-015, pagina 4.
54.DOC-261.
55.DOC-294
56.DOC-524.
57.AG-01.
58.V-03-02; Het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2019, inhoudende de verklaring van [verdachte] .
59.A-08-01-003 tot en met A-08-01-009.
60.AMB-032; C-02-02-003; C-02-03-001; C-02-03-003.
61.V03-06, pagina 2; V03-01, pagina 2, laatste alinea en pagina 3.