ECLI:NL:RBOVE:2019:2425

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
08.069787.19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor brandstichting in een zorginstelling met volledige ontoerekeningsvatbaarheid

Op 16 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 33-jarige man die beschuldigd werd van brandstichting in een zorginstelling in Almelo. De rechtbank oordeelde dat de man volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict. De verdachte had op 23 maart 2019 opzettelijk brand gesticht in zijn kamer bij Aveleijn De Wonde, wat leidde tot gemeen gevaar voor de aanwezige goederen en de omliggende woningen. Tijdens de zitting op 2 juli 2019 werd de vordering van de officier van justitie, mr. C.Y. Huang, besproken, evenals de verdediging door raadsman mr. R. Oude Breuil. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en forensisch onderzoek. De rechtbank oordeelde dat de verdachte lijdt aan een ongespecificeerde psychotische stoornis en dat hij niet in staat was om zijn gedrag te overzien. De deskundigen, waaronder GZ-psycholoog L. Vermeulen en psychiater De Vries, concludeerden dat de verdachte niet strafbaar was en dat hij een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst moest worden voor behandeling.

De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en gelast dat hij voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis wordt geplaatst, in plaats van een zwaardere maatregel zoals terbeschikkingstelling met dwangverpleging. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de psychiatrische problematiek van de verdachte en het advies van de deskundigen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.069787.19 (P)
Datum vonnis: 16 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [woonplaats] ,
momenteel gedetineerd in de P.I. Haaglanden (PPC).

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van wat door verdachte en de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte brand heeft gesticht in zijn kamer bij Aveleijn De Wonde.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op 23 maart 2019 te Almelo, in elk geval in Nederland, in een woning aan de Wondedwarsweg 5, opzettelijk brand heeft gesticht door een aansteker en/of (een) vlam(men) en/of open vuur in aanraking te brengen met een doek, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan een deur en/of de vloer en/of muur van de gang en/of keuken van voornoemde woning, althans één of meerdere goederen in voornoemde woning zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan
- gemeen gevaar voor de in de woning aanwezige goederen en/of de omliggende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel aanwezig was voor de bewoners van de woning aan de Wondedwarsweg 5 en de omliggende woningen, in geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - omdat verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
  • het proces-verbaal ter terechtzitting van 2 juli 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal forensisch onderzoek woning (Wondedwarsweg 5 Almelo) van 25 maart 2019, met bijlagen, inhoudende de verklaring van verbalisant R.W.P.J. Hiele,
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 23 maart 2019 te Almelo, in een woning aan de Wondedwarsweg 5, opzettelijk brand heeft gesticht door een aansteker in aanraking te brengen met een doek ten gevolge waarvan een deur en de vloer van de gang van voornoemde woning zijn verbrand en daarvan
- gemeen gevaar voor de in de woning aanwezige goederen en de omliggende woningen en
- levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van de woning aan de Wondedwarsweg 5 en de omliggende woningen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

6.De strafbaarheid van verdachte en de op te leggen maatregel

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht voor het ten laste gelegde feit. Vanwege het beperkte onderzoek dat heeft kunnen plaatsvinden en het hoog ingeschatte recidivegevaar, in combinatie met het beperkte ziekte-inzicht van verdachte, heeft de officier van justitie oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens bepleit dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard voor het bewezenverklaarde en dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsman heeft ten aanzien van een eventueel op te leggen maatregel aangevoerd dat de argumenten die de officier van justitie gebruikt om haar vordering tot oplegging van tbs dwang te onderbouwen, al bekend waren bij het opstellen van de rapportages door de GZ-psycholoog en psychiater. Deze deskundigen hebben evenwel geadviseerd tot de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Zij hebben in hun advies de mogelijkheid om de tbs-maatregel op te leggen, betrokken. De raadsman ziet daarom niet in waarom de officier van justitie de kans op recidive zo hoog acht dat oplegging van de tbs-maatregel noodzakelijk zou zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid houdt de rechtbank rekening met de rapportages die over verdachte zijn opgemaakt.
GZ-psycholoog L. Vermeulen heeft in het rapport van 26 juni 2019 beschreven dat verdachte functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau. Ook is bij verdachte sprake van inhoudelijke denkstoornissen (wanen), namelijk achtervolgingswanen en grootheidsideeën. De paranoïde wanen gaan gepaard met veel angst en lijdensdruk. Niet goed is vast te stellen of sprake is van schizofrenie. In ieder geval kan worden gezegd dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis. Ook is sprake van problematisch gebruik van cannabis en amfetamine (speed). Alle beschreven problematiek was aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte dacht dat hij bedreigd werd en dat het personeel van de instelling zijn hoofd eraf wilde hakken en voelde zich daarbij zeer angstig. Hij hoorde stemmen en was zijn leven voor zijn gevoel niet zeker. In de nacht van het ten laste gelegde dacht verdachte dat hij aangevallen zou worden. Hij had zijn meubilair tegen een wand gezet om Kalasjnikovkogels te vangen en hoorde mensen zowel boven als onder zijn woning met elkaar praten. Verdachte was boos en gefrustreerd omdat hij het idee had dat men hem dood wilde maken. Deze gedachten maakten hem bang en gefrustreerd. Verdachte beschikte, mede ook vanuit zijn verstandelijke beperking, niet over adequate manieren om zijn spanningen te laten afvloeien. Hij is niet goed in staat overzicht te creëren en heeft niet om hulp gevraagd, omdat hij niemand vertrouwde. Mogelijk zijn de gebruikte middelen nog van luxerende invloed geweest.
De GZ psycholoog komt tot de conclusie dat verdachte niet vrij was in zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde en dat het bewezenverklaarde verdachte niet kan worden toegerekend.
Op 19 juni 2019 heeft psychiater De Vries over verdachte gerapporteerd. Volgens de psychiater is bij verdachte sprake van ernstige psychiatrische problematiek en van doorwerking vanuit de ongespecificeerde psychotische stoornis en zijn beperkte intellectuele vermogens. Zo zijn er diverse aanwijzingen dat er sprake is geweest van sterke vertekening van de realiteit ten tijde van het ten laste gelegde. De psychiater meent dat verdachtes verstandelijke beperking, naast de psychotische klachten, het voor hem nog moeilijker maken om zijn daden te overwegen. Ook is daarbij sprake van een mogelijk verder de-escalerend effect van amfetamine op zijn impulscontrole en agressie- en emotieregulatie. Ook de psychiater concludeert dat het bewezenverklaarde verdachte niet is toe te rekenen.
De rechtbank volgt de conclusies van de GZ-psycholoog en de psychiater en legt die ten grondslag aan haar oordeel. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een strafbare dader, nu verdachte op grond van de rapportages volledig ontoerekeningsvatbaar is. De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Beide deskundigen hebben de kans op recidive hoog ingeschat als er geen adequate psychiatrische behandeling volgt. Zij achten een intensieve klinische behandeling nodig, die het best kan worden vormgegeven door plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis. In het rapport van de GZ-psycholoog is te lezen dat zij een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling heeft overwogen, maar heeft ingeschat dat een jaar verplichte klinische behandeling, gevolg door behandeling binnen de BOPZ het recidiverisico voldoende kan reduceren. Beide deskundigen zijn daarnaast van mening dat verdachte behandeld kan worden in een setting met een laag beveiligingsniveau.
De rechtbank is op basis van de adviezen van de deskundigen van oordeel dat een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging een brug te ver is. De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen over dat een klinische behandeling noodzakelijk is en dat het gevaar dat verdachte vormt voor de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis vergt. De rechtbank zal aldus voor de bewezenverklaarde feiten plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gelasten.

7.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel en op artikel 37 Sr.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 4.4 bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 (één) jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.H.W. Teekman, voorzitter, mr. M.J.C.M. Manders en
mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2019.
Mr. S.K. Huisman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019126542. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.