ECLI:NL:RBOVE:2019:2420

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 juli 2019
Publicatiedatum
16 juli 2019
Zaaknummer
08/760165-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in plofkraakzaak door gebrek aan bewijs

De rechtbank Overijssel heeft op 16 juli 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 25-jarige man die verdacht werd van het plegen van een plofkraak op een geldautomaat in Schalkhaar op 26 oktober 2018. De rechtbank sprak de verdachte vrij, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevatte om zijn betrokkenheid bij de plofkraak te bevestigen. Verbalisanten hadden die ochtend twee verdachte personen bij de geldautomaat gezien, maar het signalement dat door getuigen was gegeven, was te vaag om de verdachte te identificeren. Er was geen DNA van de verdachte aangetroffen op de helm, de kentekenplaat van de scooter of het explosief dat was gebruikt. De rechtbank concludeerde dat de officier van justitie niet wettig en overtuigend had bewezen dat de verdachte de bijrijder was van de scooter die bij de plofkraak was gebruikt.

Tijdens de zittingen op 7 februari, 2 mei en 2 juli 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. G. Steeghs, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J.O.A.N. de Vries, gehoord. De rechtbank oordeelde dat de aanwezigheid van de verdachte in de buurt van de plaats delict, enkele uren na de plofkraak, niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De rechtbank wees ook de vordering van de benadeelde partij, Rabobank Salland, af, omdat de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De inbeslaggenomen scooter werd niet verbeurd verklaard, omdat de verdachte had verklaard dat deze niet van hem was. De rechtbank gelastte de bewaring van de scooter ten behoeve van de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer : 08/760165-18 (P)
Datum vonnis : 16 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres 1]

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 7 februari 2019, 2 mei 2019 en 2 juli 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G. Steeghs en van wat door verdachte en zijn raadsvrouw mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat in Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een op 2 juli 2019 toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven op neer dat verdachte, met een ander of alleen:
feit 1:een geldautomaat heeft laten ontploffen;
feit 2:een gebouw heeft vernield;
feit 3:heeft geprobeerd geld te stelen door een geldautomaat te laten ontploffen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
feit 1
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Schalkhaar, gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door in/op/aan een geldautomaat in een pand (aan [adres 2] ) een of meerdere explosieven aan te brengen en/of (vervolgens) die geldautomaat te doen/laten exploderen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of dat pand en/of de in dat pand aanwezige inventaris/goederen en/of de nabij gelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoners van omliggende woningen en/of (toevallige) voorbijgangers, in elk geval levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
feit 2
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Schalkhaar, gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een gebouw of een getimmerte, te weten een pand (aan [adres 2] ), opzettelijk heeft vernield of beschadigd door in/op/aan een geldautomaat in dat pand ( [adres 2] ) een of meerdere explosieven aan te brengen en/of (vervolgens) die geldautomaat te doen/laten exploderen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die geldautomaat en/of dat pand en/of de in dat pand aanwezige
inventaris/goederen en/of de nabij gelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar voor een of meer bewoners van omliggende woningen en/of (toevallige) voorbijgangers, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, te duchten was;
feit 3
hij op of omstreeks 26 oktober 2018 te Schalkhaar, gemeente Deventer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan de Rabobank Salland, weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, zich heeft begeven naar een pand aan [adres 2] , waarna verdachte en/of verdachtes mededader(s) een of meerdere explosieven hebben/heeft aangebracht en/of (vervolgens) die geldautomaat hebben/heeft doen/laten exploderen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte een aantal uren na de plofkraak is aangetroffen op een plek die zich bevindt op de route van de plaats delict naar zijn woonplaats in Deventer. Daarbij komt dat verdachte een wondje op de bovenkant van zijn hand had dat zou kunnen passen bij het vallen van de scooter tijdens de vlucht voor de politie. Verdachte heeft daarover verklaard dat hij tijdens het (hard)lopen tegen een tak is gevallen, maar forensisch arts W.E. Dorland vindt het letsel niet passen bij de door verdachte aangegeven toedracht. Verder heeft de officier van justitie gewezen op een proces-verbaal forensisch onderzoek infrarood fotografie, waaruit volgens hem is af te leiden dat de schoenen van verdachte overeenkomen met de schoenen van één van de daders – de bestuurder –, zoals die op camerabeelden van de plofkraak te zien zijn. De officier van justitie heeft tot slot gewezen op de NFI rapporten van 31 oktober 2018 en 19 april 2019, waaruit volgt dat DNA van verdachte is aangetroffen op de bivakmuts, die ten tijde van de plofkraak werd gedragen door één van de daders. Volgens de officier van justitie is van een aannemelijk alternatief scenario hoe het DNA van verdachte in de bivakmuts terecht is gekomen, niet gebleken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de tenlastegelegde feiten, terwijl zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat op 26 oktober 2018 in Schalkhaar de feiten, zoals die onder 1, 2 en 3 ten laste zijn gelegd, zijn gepleegd. Daarover bestaat tussen de procespartijen geen discussie. De vraag is of verdachte daarbij betrokken was. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 26 oktober 2018 om 03.08 uur kregen verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] de melding van twee verdachte personen bij de pinautomaat van de Rabobank in Schalkhaar. Verbalisanten zijn direct naar de Rabobank toegereden. Daar zagen zij een persoon op een scooter zitten (hierna: ‘de bestuurder’). Een ander persoon zat gebukt bij de pinautomaat. Deze man (hierna: ‘de bijrijder’) sprong bij het zien van de verbalisanten achterop de scooter, waarna ze zijn weggereden. Verbalisanten hebben de achtervolging ingezet. De bestuurder heeft zich daarbij klemgereden en is tegen een auto aan gebotst. Als gevolg hiervan zijn de bestuurder en bijrijder van de scooter gevallen. Verbalisant [verbalisant] heeft de bestuurder vastgepakt en heeft in de daarop volgende worsteling de bivakmuts van het hoofd van de bestuurder getrokken. Hierop zag zij heel even zijn gezicht. Het ging om een getint persoon met donker haar. De bestuurder wist uiteindelijk toch te ontkomen. Verbalisant [verbalisant] is achter de bijrijder aangerend, maar ook de bijrijder wist te ontkomen.
Omstreeks 07.55 uur hebben (twee andere) verbalisanten verdachte aangehouden in een nabij de plaats delict gelegen park. Aan verbalisant [verbalisant] is een foto van verdachte getoond. Zij verklaarde dat de man op de foto niet de persoon is wiens gezicht zij tijdens de worsteling heeft gezien nadat zij de bivakmuts van zijn hoofd had getrokken. Verdachte is door zijn tatoeages, waaronder ook in de nek en hals, en zijn gouden tanden, een opvallende verschijning. De rechtbank gaat dan ook niet mee in de veronderstelling van de officier van justitie dat de verbalisant zich heeft vergist dat zij verdachte niet op de aan haar getoonde foto heeft herkend. De rechtbank sluit op basis van het voorgaande dan ook uit dat verdachte de bestuurder was. De constatering dat op de door de bestuurder gedragen bivakmuts DNA-nevenkenmerken van verdachte zijn aangetroffen, maakt dit niet anders.
Vervolgens is de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de bijrijder was.
In dit kader acht de rechtbank van belang dat verschillende getuigen hebben verklaard dat
de bijrijder donkere kleding en handschoenen droeg en een helm op had. Zij hebben de bijrijder verder beschreven als een jonge, slanke, sportieve jongen, die kleiner is dan 1.83 meter. Naar het oordeel van de rechtbank bevat dit signalement te weinig specifieke kenmerken om te concluderen dat verdachte de bijrijder was.
Onderzoeken van het NFI naar de helm, de kentekenplaat van de scooter en het explosief leiden evenmin naar verdachte. Op voornoemde, bij de tenlastegelegde feiten betrokken, voorwerpen is namelijk geen DNA van verdachte aangetroffen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat uit het forensisch onderzoek infrarood fotografie niet is op te maken dat de broek en schoenen die verdachte bij zijn aanhouding droeg, overeenkomen met de broek en schoenen van de bijrijder, zoals die op camerabeelden van de plofkraak zijn te zien.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte de bijrijder was.
Dan blijft over het gegeven dat verdachte zo’n vier en een half uur na de plofkraak in een park in de nabijheid van de plaats delict en met een wond op zijn hand is aangetroffen. De rechtbank stelt voorop dat verdachtes verklaring voor zijn aanwezigheid aldaar, namelijk dat hij aan het hardlopen was, om diverse redenen onaannemelijk is. Zo bevond hij zich in een op dat tijdstip donker bos, was hij niet gekleed op de temperatuur, was hij niet bezweet, had hij nogal ongebruikelijk een aansteker, zijn paspoort en een handdoek bij zich en klopt de tijdlijn van zijn activiteiten die ochtend niet. Het tijdstip waarop hij van huis zou zijn vertrokken om een rondje hard te lopen, de snelheid waarmee hij normaal gesproken rent en het tijdstip en de plaats waar hij is aangehouden, zijn niet met elkaar te rijmen. Wat daarvan ook zij, verdachtes aanwezigheid in de buurt van de plaats delict is onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van de aan verdachte tenlastegelegde feiten. Nu enig ander direct bewijs dat redengevend is voor de betrokkenheid van verdachte aan die feiten ontbreekt, zal de rechtbank verdachte hiervan vrijspreken.

5.De schade van de benadeelde partij

Rabobank Salland heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd. Zij heeft een bedrag van € 35.421,94 aan materiële schade gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de schade is ontstaan.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

6.Beslag

Naar het oordeel van de rechtbank is de inbeslaggenomen scooter, Piaggio 2013, met het kentekennummer [kenteken] niet vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit ervan niet in strijd is met de wet en het algemeen belang, zoals vereist in de artikelen 36c en 36d Sr. Nu verdachte van de tenlastegelegde feiten wordt vrijgesproken kan de scooter ook niet verbeurd worden verklaard, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Op grond van het dossier kan geen persoon als rechthebbende van de scooter worden aangemerkt. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat die scooter niet van hem was. De rechtbank zal daarom de bewaring van dit voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.

7.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- bepaalt dat de benadeelde partij Rabobank Salland in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen scooter, Piaggio 2013, met het kentekennummer [kenteken] , zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst onder nummer 1.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam, voorzitter, mr. V.P.K. van Rosmalen en mr. J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.R. Mulder, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2019.
Mr. J. Mulder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.