In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 juli 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, Plukon Goor BV. De werknemer vorderde voorlopige voorzieningen met betrekking tot zijn re-integratie na een periode van arbeidsongeschiktheid. De werknemer was sinds 24 maart 2008 in dienst bij Plukon en had een salaris van € 2.708,88 bruto per maand. Na een re-integratieadvies van de bedrijfsarts, waarin werd geadviseerd om de werkzaamheden te hervatten, ontstond er onenigheid over de afdeling waar de werknemer zijn re-integratie moest starten. De werknemer weigerde te re-integreren op de afdeling Aanvoer, zoals door Plukon was voorgesteld, en eiste toegang tot zijn eigen afdeling, de afdeling Filet.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de werknemer voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij een spoedeisend belang had bij zijn vordering. De rechter stelde vast dat zowel de afdeling Aanvoer als de afdeling Filet geschikt waren voor de re-integratie van de werknemer, maar dat de werknemer eerder op de afdeling Filet had gewerkt en daar bekend was met de procedures. De voorzieningenrechter oordeelde dat Plukon ten onrechte de re-integratie op de afdeling Filet had geweigerd en dat de loonbetaling aan de werknemer vanaf 15 mei 2019 onterecht was gestaakt. De rechter heeft Plukon bevolen om de werknemer toe te laten tot de afdeling Filet en heeft de dwangsom gematigd tot € 250,00 per dag, met een maximum van € 5.000,00. Daarnaast werd Plukon veroordeeld tot betaling van het salaris van de werknemer, vermeerderd met vakantietoeslag en wettelijke verhoging, en in de proceskosten.