Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
- het proces verbaal van terechtzitting van 27 juni 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen van 21 juli 2016, dossierpagina 010;
- het proces-verbaal van doorzoeking van 21 juli 2016, dossierpagina 017;
- het proces-verbaal van bevindingen van 26 juli 2016, dossierpagina 054.
- het proces verbaal van terechtzitting van 27 juni 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van aantreffen hennepplantage van 11 april 2017, dossierpagina’s 081 en 082.
- het proces verbaal van terechtzitting van 27 juni 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van aangifte namens Enexis, dossierpagina 116.
- het proces-verbaal van terechtzitting van 27 juni 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 062.
- het proces-verbaal van terechtzitting van 27 juni 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 068-069.
- het proces-verbaal van terechtzitting van 27 juni 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
- het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 066.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelden
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
140 (honderdveertig) uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van 7
0 dagen;
Enexis B.V.(feit 3) van een bedrag van € 4.591,58 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2016);
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het onder feit 3 bewezenverklaarde tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 4.591,58,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2016 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 55 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;