ECLI:NL:RBOVE:2019:2343

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
C/08/233708 / KG ZA 19-153
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een vordering in kort geding wegens niet verschijnen van de eiser

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 3 juli 2019, is een kort geding aanhangig gemaakt door de eiser, wonende in Turkije, vertegenwoordigd door advocaat mr. N. Türkkol. De eiser had een vordering ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen de gedaagden, die ook in Turkije wonen en vertegenwoordigd worden door advocaat mr. F. Yildiz. Tijdens de zitting op 3 juli 2019 is de eiser echter niet verschenen, noch zijn advocaat. Dit leidde tot de conclusie dat de eiser zich had vergist in de datum van de zitting.

De gedaagden hebben de vordering van de eiser weersproken en producties overgelegd ter ondersteuning van hun verweer. Aangezien de eiser geen nadere toelichting heeft gegeven op zijn vordering en de gedaagden de vordering hebben betwist, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat de vordering onvoldoende aannemelijk is geworden. Hierdoor is de vordering afgewezen.

De eiser is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden zijn begroot op een totaal van € 2.579,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A.E. Zweers op dezelfde datum als de zitting.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/233708 / KG ZA 19-153 (lm)
Vonnis in kort geding van 3 juli 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] , Turkije,
eiser,
advocaat mr. N. Türkkol te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] , Turkije,
2. [gedaagde 2] ,
wonende te [woonplaats 3] ,
gedaagden,
advocaat mr. F. Yildiz te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna ‘ [eiser] ’ en ‘ [gedaagde] c.s.’ genoemd worden.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.1.
De namens [eiser] betekende dagvaarding van 26 juni 2019, waarbij [eiser] een vordering heeft ingesteld tot het treffen van een voorlopige voorziening en [gedaagde] c.s. heeft opgeroepen ter zitting in kort geding te verschijnen.
1.2.
Zowel [eiser] als [gedaagde] c.s. heeft ter voorbereiding van de mondelinge behandeling nog producties in het geding gebracht.
1.3.
De vordering is behandeld ter zitting van 3 juli 2019. [eiser] noch zijn advocaat is verschenen, terwijl van zijn zijde ook geen bericht is ontvangen. Navraag door de bode heeft doen blijken dat de advocaat van [eiser] zich heeft vergist in de datum van de mondelinge behandeling van het namens zijn cliënt aanhangig gemaakte kort geding.
Namens [gedaagde] c.s. is mr. Yildiz verschenen, die tegen de vordering verweer heeft gevoerd.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[gedaagde] c.s. heeft de door [eiser] tegen hem ingestelde vordering weersproken en producties overgelegd. Nu tegenover deze betwisting van de vordering een nadere toelichting van de zijde van [eiser] van het door hem gevorderde en hetgeen daaraan ten grondslag ligt is uitgebleven, is de (grondslag van de) vordering onvoldoende aannemelijk geworden, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
2.2.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 1.599,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 2.579,00.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
wijst de vorderingen af,
3.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] c.s. tot op heden begroot op € 2.579,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2019. [1]

Voetnoten

1.type: