ECLI:NL:RBOVE:2019:2340

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
08-730343-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling tijdens Kingdance Festival in Zwolle met voorwaardelijke taakstraf

Op 11 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling tijdens het Kingdance Festival in Zwolle op 27 april 2017. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uur met een proeftijd van één jaar. De zaak kwam voort uit een ruzie tussen de verdachte en de nieuwe vriend van zijn ex-vriendin, waarbij de verdachte de nieuwe vriend op het hoofd sloeg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zittingen op 5 april 2018 en 27 juni 2019 zijn de vordering van de officier van justitie en de verdediging van de verdachte besproken. De officier van justitie stelde dat de openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in vereniging geweld had gepleegd, maar wel schuldig was aan mishandeling. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals met de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit. De rechtbank legde een voorwaardelijke werkstraf op, omdat de zaak lang had geduurd en de verdachte zich schuldig had gemaakt aan een inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-730343-17 (P)
Datum vonnis: 11 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 april 2018 en 27 juni 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en de raadsvrouw mr. J.J.M. Pinners, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] dan wel (samen met anderen) [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 april 2017 in de gemeente Zwolle openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de "Blaloweg", in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats (te weten het "Kingdance Festival") of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- het (onverhoeds) aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer] en/of
- het duwen/trekken tegen/op het lichaam van die [slachtoffer] en/of - het vasthouden/

omstrengelen van het lichaam van die [slachtoffer] (zodat hij geen kant uit kon en/of zich niet kon verdedigen) en/of

- (vervolgens) met kracht slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer]
ALTHANS, voor voer het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 april 2017, in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer]
- (met kracht) beet te pakken/vast te pakken en/of
- vervolgens (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of stompen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard nu uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte aangever [slachtoffer] één keer heeft geslagen en medeverdachte [medeverdachte 1] aangever [slachtoffer] hierna nog één keer heeft geslagen.
Weliswaar is aannemelijk geworden dat aangever [slachtoffer] ook geweld heeft gebruikt maar niet is gebleken dat het noodzakelijk was om zich hier tegen te verdedigen. Een eventueel beroep op noodweer gaat dan ook niet op.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken, omdat uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangever [slachtoffer] verdachte uit het niets een vuistslag tegen zijn oor heeft gegeven en dat verdachte hierop aangever [slachtoffer] in een reflex ergens op de bovenkant van het hoofd heeft teruggeslagen.
Nadat verdachte zich had terug getrokken heeft [medeverdachte 1] aangever [slachtoffer] een vuistslag in het gezicht gegeven.
Gelet hierop is niet gebleken van een in vereniging plegen van geweld, dan wel van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten.
Evenmin kan worden bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft mishandeld, zoals subsidiair ten laste is gelegd, aangezien niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde gewelddadige gedragingen heeft verricht. Hij heeft aangever [slachtoffer] niet in het gezicht geslagen of gestompt. Verdachte heeft slechts in een reflex aangever [slachtoffer] ergens op de bovenkant van het hoofd teruggeslagen.
Bovendien was sprake van noodweer, dan wel noodweerexces.
Bij de beoordeling dient verder in aanmerking te worden genomen dat de zaak van [medeverdachte 1] is geseponeerd omdat zijn aandeel gering was.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er een ruzie is ontstaan tussen verdachte en aangever [slachtoffer] .
Verdachte heeft aangever [slachtoffer] hierbij één keer met de vuist op het hoofd geslagen.
Vervolgens heeft de broer van verdachte, medeverdachte [medeverdachte 2] , geprobeerd om de ruzie te stoppen door verdachte en aangever [slachtoffer] uit elkaar te halen. Daarbij heeft medeverdachte [medeverdachte 2] aangever [slachtoffer] twee keer geduwd om hem weg te houden.
Vervolgens heeft [medeverdachte 1] aangever één keer met de vuist in het gezicht geslagen.
Uit voorgaande volgt dat de gedragingen van [medeverdachte 1] en verdachte los van elkaar staan.
Daarom is geen sprake geweest van het voor artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) vereiste in vereniging plegen van geweld, zoals primair ten laste is gelegd.
Evenmin kan worden bewezen dat sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking, zodat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het medeplegen van mishandeling, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft mishandeld. Verdachte heeft zelf bij de politie verklaard dat hij aangever [slachtoffer] één keer met zijn linkervuist op het hoofd heeft geslagen.
Weliswaar zijn er in het dossier aanwijzingen te vinden dat aangever [slachtoffer] zich tijdens de ruzie niet geheel onbetuigd heeft gelaten maar niet aannemelijk is geworden dat diens handelingen dusdanig van aard waren dat deze zijn aan te merken als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van het lijf van verdachte waartegen noodzakelijke verdediging was geboden.
Gelet hierop komt verdachte geen beroep op noodweer en noodweerexces toe.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
Subsidiair:
hij op 27 april 2017 in de gemeente Zwolle [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer]
eenmaal op het hoofd te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 300 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair:
het misdrijf:
mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren met een proeftijd van één jaar.
Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de omstandigheden dat de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] onterechte is geseponeerd en dat de zaak lang heeft geduurd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging rekening te houden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling op het “Kingdance Festival” in Zwolle. Nadat hij zijn ex vriendin wilde aanspreken op haar gedrag ontstond een ruzie tussen hem en de nieuwe vriend van zijn ex vriendin die is geëscaleerd. Hierbij heeft verdachte hem één maal op het hoofd geslagen. Hierdoor heeft verdachte inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt.
Verdachte is in 2016 eerder voor een soortgelijk feit met justitie in aanraking gekomen. De rechtbank acht om die reden geen boete, maar een werkstraf een passende straf. Vanwege het tijdsverloop in deze zaak ziet de rechtbank aanleiding om deze werkstraf voorwaardelijk op te leggen, met een beperkte proeftijd van een jaar.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair:
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
20 (twintig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
10 dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de proeftijd van 1 (één) jaar de navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Vegter, voorzitter, mr. M.J.C.M. Manders en mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2019.
Mr. M.J.C.M. Manders is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Zwolle, met nummer PL0600-2017201768. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal ter terechtzitting van 27 juni 2019, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 27 april 2017 heb ik [slachtoffer] op het Kingdance festival te Zwolle één keer een vuistslag gegeven.
2.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 30 mei 2017, pagina’s 68 tot en met 27, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van [verdachte] :
Op 27 april 2017 was ik op het Kingdance festival te Zwolle. Met mijn vuisten sloeg ik [slachtoffer] op zijn hoofd. Ik sla met mijn linker vuist. Ik raakte zijn hoofd maar volgens mij bij de haargrens. Ik heb één keer geslagen.
3.
Een proces-verbaal van aangifte d.d.4 mei 2019, pagina’s 7 tot en met 9, inhoudende de door [slachtoffer] afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op 27 april 2017 was ik op het Kingdance festival te Zwolle. Ik kreeg een stomp tegen mijn rechterslaap. Ik voelde meteen een knarsende pijn. Deze stomp werd uitgedeeld door [verdachte] .