ECLI:NL:RBOVE:2019:2339

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 juli 2019
Publicatiedatum
11 juli 2019
Zaaknummer
08-730342-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van geweldpleging

De rechtbank Overijssel heeft op 11 juli 2019 uitspraak gedaan in de zaak tegen een 23-jarige man, die werd verdacht van openlijke geweldpleging tegen een slachtoffer tijdens het Kingdance Festival in Zwolle op 27 april 2017. De verdachte had verklaard dat hij probeerde het geweld te stoppen door zijn broer en het slachtoffer uit elkaar te halen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte als geloofwaardig beoordeeld en geconcludeerd dat zijn intentie gericht was op het beëindigen van het geweld, niet op het plegen ervan.

De officier van justitie had gevorderd om de verdachte vrij te spreken, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk geweld had gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Na het horen van de getuigen en de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging, kwam de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte niet de opzet had om geweld te plegen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat niet bewezen kon worden dat de verdachte de tenlastegelegde gewelddadige gedragingen had verricht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen, omdat de handelingen die hij had verricht niet als openlijk geweld of mishandeling konden worden gekwalificeerd. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank Overijssel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-730342-17 (P)
Datum vonnis: 11 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 april 2018 en 27 juni 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van wat door verdachte en de raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] dan wel (samen met anderen) [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 april 2017 in de gemeente Zwolle openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de "Blaloweg", in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats (te weten het "Kingdance Festival") of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon genaamd [slachtoffer] , welk geweld bestond uit: - het (onverhoeds) aanvallen van en/of indringen op die [slachtoffer] en/of - het duwen/trekken tegen/op het lichaam van die [slachtoffer] en/of - het vasthouden/
omstrengelen van het lichaam van die [slachtoffer] (zodat hij geen kant uit kon en/of zich niet kon verdedigen) en/of - (vervolgens) met kracht slaan en/of stompen in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer]
ALTHANS, voor voer het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 april 2017, in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] - (met kracht) beet te pakken/vast te pakken en/of - vervolgens (met kracht) meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht/hoofd te slaan en/of stompen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van wat hem ten laste is gelegd, omdat hij op grond van de bewijsmiddelen niet de overtuiging heeft gekregen dat verdachte aangever [slachtoffer] heeft geslagen.
Weliswaar heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij aangever [slachtoffer] twee keer heeft geduwd, maar het is geloofwaardig dat hij dit heeft gedaan om zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] en aangever [slachtoffer] uit elkaar te halen.
Gelet hierop kunnen de handelingen van verdachte niet worden beschouwd als een significante bijdrage aan het geweld tegen aangever [slachtoffer] en levert dit dan ook geen openlijk geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, dan wel mishandeling op.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen enkel blijkt dat verdachte aangever [slachtoffer] twee keer heeft geduwd om zijn broer en aangever [slachtoffer] uit elkaar te krijgen.
De handelen van verdachte zijn dus niet in het kader van geweld verricht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Verdachte heeft verklaard dat hij geprobeerd heeft het geweld te stoppen door zijn broer en aangever [slachtoffer] uit elkaar te halen en dat hij aangever [slachtoffer] daarbij twee keer heeft geduwd om hem weg te houden.
De rechtbank acht deze verklaring geloofwaardig en is op basis hiervan van oordeel dat de intentie van verdachte gericht was op het doen stoppen van het geweld.
Daarom is niet komen vast te staan dat de verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het door de medeverdachten uitgeoefende geweld en dus dat sprake is geweest van in vereniging plegen van geweld.
Dat betekent dat evenmin kan worden bewezen dat de verdachte al dan niet ‘in vereniging’ met de medeverdachten aangever [slachtoffer] heeft mishandeld, zoals subsidiair aan hem is ten laste gelegd.
De rechtbank zal verdachte ook hiervan vrijspreken en overweegt hierbij dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte de tenlastegelegde gewelddadige gedragingen zelf heeft verricht en dat het duwen niet aan hem ten laste is gelegd.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Vegter, voorzitter, mr. M.J.C.M. Manders en mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2019.
Mr. M.J.C.M. Manders is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.