ECLI:NL:RBOVE:2019:2326

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
10 juli 2019
Zaaknummer
C/08/232314 / KG ZA 19-115
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verdeling van de gemeenschap wegens ontbreken spoedeisend belang

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde eiser [A] in kort geding de verdeling van de gemeenschap, bestaande uit een woning, van hem en gedaagde [B]. De partijen zijn sinds 2008 gescheiden en hebben sindsdien niet tot een afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de woning kunnen komen. [A] stelde dat hij niet langer in een onverdeelde boedel wil blijven en dat er een spoedeisend belang is om de woning te verdelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat [A] niet voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond. De voorzieningenrechter overwoog dat er sinds de echtscheiding tien jaar zijn verstreken zonder dat er een bodemprocedure is gestart voor de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. [A] heeft niet onderbouwd waarom de situatie acuut is geworden, en zijn stelling dat de staat van de woning tot een spoedeisend belang leidt, werd niet aannemelijk gemaakt. Daarom werden de vorderingen van [A] afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De vordering in reconventie van [B] werd niet beoordeeld, omdat de voorwaarde voor deze vordering niet was vervuld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/232314 / KG ZA 19-115
Vonnis in kort geding van 4 juli 2019
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Gerards te Hengelo (O),
tegen
[B],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. T. Geerdink te Borne, ter zitting waargenomen door mr. M. Hasselo te Nijverdal.
Partijen zullen hierna [A] en [B] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 mei 2019 inclusief producties,
  • de mondelinge behandeling op 27 juni 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] en [B] zijn gehuwd geweest onder huwelijkse voorwaarden. Bij beschikking van 19 december 2008 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De beschikking is op 18 juni 2009 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Hengelo (O).
2.2.
De beschikking bepaalt dat, zodra de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, [A] en [B] over dienen te gaan tot verdeling dan wel afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden.
2.3.
[A] en [B] zijn gezamenlijk eigenaar van de woning aan [adres] (hierna te noemen: de woning). [A] en [B] zijn beiden hoofdelijk aansprakelijk voor de aan de woning voornoemd verbonden hypothecaire lening van € 185.000,00.
2.4.
De woning is in 2002 aangekocht voor € 140.000,00. Op 5 februari 2015 is de woning getaxeerd op een waarde van € 150.000,00.
2.5.
[A] en [B] zijn er niet in geslaagd overeenstemming te bereiken over de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de woning en de daaraan verbonden hypotheek.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[A] vordert de rechtbank om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de eenvoudig gemeenschap/afwikkeling huwelijkse voorwaarden vast te stellen, inhoudende dat:
I. het onverdeelde aandeel van [B] in de woning aan [A] zal worden geleverd en haar te veroordelen haar medewerking als volgt te verlenen;
II. een en ander onder de ontbindende voorwaarde dat [B] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hiervoor genoemde hypotheek en waarbij [B] haar deel van de onderwaarde, groot € 17.500,00, voldoet, net als [A] indirect doet, één en ander onder voldoening van 50% van de bijkomende kosten door [B] in verband met hypothecaire wijzigingen en 50% van de notariële kosten en 50% van de kosten groot
€ 1.850,00 is € 925,00 concreet vanwege het verkrijgen van een hypotheekofferte in juni/juli 2017;
III. een en ander binnen veertien dagen na het ten deze te wijzen vonnis dient te geschieden in die zin dat [B] meewerkt aan het door een door [A] aan te wijzen notaris verlijden van de benodigde akten en door de verschuldigde betaling te verrichten.
[A] verzoekt de rechtbank [B] tot het vorenstaande te veroordelen en dat bij gebreke van die medewerking dit vonnis in de plaats zal treden van die medewerking van [B] , waarbij volledigheidshalve wordt bepaald dat het vonnis dat wordt gewezen dan in de plaats treedt van de leveringshandeling van [B] indien en zodra zij niet binnen
14 dagen na het vonnis medewerking verleend heeft aan het opstellen en verlijden van de leveringsakte, zodat de door [A] aan te zoeken notaris de leveringsakte dan zonder haar medewerking kan verlijden, alsmede te bepalen dat de wettelijke rente verschuldigd zal zijn over het bedrag dat [B] aan [A] zal dienen te voldoen.
[A] verzoekt de rechtbank [B] bij dit alles te veroordelen in de kosten van deze procedure, zomede met veroordeling van haar in de wettelijke rente over de uit te spreken kostenveroordeling indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden.
3.2.
[A] legt aan zijn vordering ten grondslag dat partijen sinds de scheiding van 2008 nog altijd gezamenlijk eigenaar zijn van de woning en dat zowel [A] als [B] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de aan de woning verbonden hypothecaire lening van
€ 185.000,00. Op 5 februari 2015 is de woning getaxeerd voor een bedrag van € 150.000,00, waardoor sprake is van een onderwaarde van € 35.000,00. [A] wenst niet langer in een onverdeelde boedel te blijven. Tot op heden is het partijen niet gelukt om in onderling overleg tot de gewenste afwikkeling en verdeling te komen. [A] wil de woning op naam krijgen onder de ontbindende voorwaarde dat [B] wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheek. [B] weigert haar medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de verdeling.
3.3.
[B] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.5.
[B] vordert – onder de voorwaarde dat het spoedeisend belang aanwezig wordt geacht – dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- bepaalt dat de woning getaxeerd dient te worden;
- bepaalt dat de kosten voor het achterstallig onderhoud volledig voor rekening van [A] dienen te komen;
- bepaalt dat – indien [A] de woning toegescheiden krijgt – [A] binnen twee maanden na dagtekening van dit vonnis [B] dient te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypotheek en de woning op zijn naam te zetten middels een notaris;
- bepaalt dat indien [A] binnen twee maanden na dagtekening van dit vonnis de woning niet kan overnemen en [B] niet heeft laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid, [B] vervangende toestemming voor verkoop van de woning wordt verleend en makelaar [C] uit Hengelo wordt benoemd als verkopende makelaar, waarbij de verkoopprijs door de makelaar wordt bepaald.
[B] vordert eveneens [A] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
3.6.
[A] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[B] heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat [A] geen spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen en dat de vordering daarom moeten worden afgewezen.
4.2.
Artikel 254 lid 1 Rv eist allereerst spoedeisendheid om een onmiddellijke voorziening in kort geding te kunnen verkrijgen.
Bij de beantwoording van de vraag of een eisende partij voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen, dienen de belangen van beide partijen tegen elkaar te worden afgewogen (HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4553). Als de eisende partij lang met procederen heeft gewacht, is dat niet meer dan een mogelijke aanwijzing dat het spoedeisend belang ontbreekt. Wachten kan immers gerechtvaardigd zijn, bijvoorbeeld als er uitzicht bestond op een minnelijke regeling. Een kwestie kan ook ineens acuut worden na een lange tijd sluimerend te zijn geweest.
4.3.
In het onderhavige geval zijn partijen sinds 2009 officieel gescheiden. Inmiddels zijn er tien jaren verstreken waarin niet tot afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is overgegaan. Evenmin is in een bodemprocedure om de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en daarmee de verdeling van de woning en de hypotheek verzocht. In de dagvaarding heeft [A] niet gesteld welk spoedeisend belang hij heeft bij de beoordeling van zijn vorderingen. Ter zitting heeft [A] desgevraagd enkel verklaard lang genoeg te hebben gewacht en dat -gelet op de staat van de woning- tot een verdeling van de woning moet worden gekomen. Nu [A] deze stellingen op geen enkele wijze heeft onderbouwd noch aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie voor hem acuut is geworden, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk geworden dat een onverwijlde voorziening is vereist.
4.4.
De conclusie luidt dan ook dat de vorderingen van [A] , bij gebreke van een spoedeisend belang, moeten worden afgewezen. De overige stellingen van partijen behoeven derhalve geen bespreking.
4.5.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.6.
Met de beslissing dat de vorderingen in conventie bij gebreke van een spoedeisend belang worden afgewezen, komt de voorzieningenrechter aan de beoordeling van de vordering in reconventie niet toe, aangezien door die beslissing de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering was ingesteld, niet wordt vervuld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2019.