ECLI:NL:RBOVE:2019:2290

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
08-730335-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het aanwezig hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

Op 9 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 26-jarige man uit Almelo, die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van één jaar, en een taakstraf van 100 uur. De zaak kwam aan het licht na een melding van een sterke wietlucht bij een bedrijfspand in Wierden. Bij een onderzoek op 25 mei 2016 troffen verbalisanten 966 hennepplanten aan in het pand, evenals illegale elektriciteitsafname. De verdachte erkende dat hij op de hoogte was van de hennepkwekerij en de illegale stroomafname. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk hennep aanwezig had en dat hij zich schuldig had gemaakt aan diefstal van elektriciteit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het telen van hennep en het medeplegen van de feiten, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank hield rekening met de lange periode tussen de ontdekking van de kwekerij en de uitspraak, en de verdachte's status als first offender.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-730335-16 (P)
Datum vonnis: 9 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 juni 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Blanco, en van hetgeen door verdachte en de raadsman, mr. J.W.E. Luiten, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte aan [adres 2] in Wierden:
feit 1:op 25 mei 2016, opzettelijk, al dan niet samen met anderen, beroepsmatig of bedrijfsmatig een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld;
feit 2:in de periode van 16 maart 2016 tot en met 24 mei 2016, opzettelijk, al dan niet samen met anderen, beroepsmatig of bedrijfsmatig, een grote hoeveelheid hennep heeft geteeld;
feit 3:in de periode van 16 maart 2016 tot en met 24 mei 2016, al dan niet samen met anderen, stroom heeft weggenomen van Enexis.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 25 mei 2016 te Wierden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,- in de uitoefening van een beroep of bedrijf -, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2]
) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 966 hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 966 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 maart
2016 t/m 24 mei 2016 te Wierden tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, (telkens) - in de uitoefening van een beroep en/of
bedrijf - althans opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in
een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer
966 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel, te weten 966 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 maart
2016 t/m 25 mei 2016 te Wierden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand aan de [adres 2] heeft weggenomen (een) hoeveelheid/-heden elektriciteit,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen elektriciteit onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat:
a. vrijspraak dient te volgen van het onder 1 en 2 tenlastegelegde medeplegen van meer of andere handelingen dan het aanwezig hebben van een hennepplantage op 25 mei 2016;
b. indien de rechtbank bij feit 2 komt tot bewezenverklaring van meer dan het aanwezig hebben, vrijspraak dient te volgen van de pleegperiode voorafgaand aan de datum van 1 mei 2016;
c. vrijspraak dient te volgen van het onder 1 en 2 tenlastegelegde bestanddeel “in uitoefening van beroep of bedrijf” nu in het dossier onvoldoende is beschreven waaruit kan worden geconcludeerd dat sprake is geweest van een “bedrijfsmatige teelt”;
d. verdachte van de onder 3 tenlastegelegde periode voorafgaand aan 1 mei 2016 moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Het tenlastegelegde onder 2
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat er weliswaar indicatoren zijn voor een eerdere oogst, maar dat die onvoldoende zijn om zonder verder bewijs, dat ontbreekt, tot een bewezenverklaring te komen.
4.3.2
Het tenlastegelegde onder 2 en 3
Vastelling van de feiten waarover geen discussie bestaat
De rechtbank stelt op basis van de inhoud van het dossier en de behandeling op de terechtzitting de volgende feiten vast.
Op 17 en 18 mei 2016 is door de wijkagent melding gedaan van een sterke wietlucht bij het bedrijfspand aan de [adres 2] te Wierden. Op 25 mei 2016 hebben verbalisanten een onderzoek ingesteld in het pand. Verdachte was ten tijde van het binnentreden in het pand aanwezig. In het achterste gedeelte van het bedrijfspand is een in bedrijf zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 966 hennepplanten verspreid over twee kweekruimten.
Een fraude-inspecteur van elektriciteitsbedrijf Enexis B.V. heeft geconstateerd dat er sprake was van diefstal van stroom. Hij constateerde op 25 mei 2016 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie. Het deksel van de aansluitkast was open geweest. Hiervoor had Enexis geen toestemming verleend. De fraude-inspecteur zag daarbij ook dat de hoofdbeveiliging van de elektrische installatie verzwaard was en dat er een illegale aftakking zat vóór de hoofdzekeringen. Door die manipulatie werd de voor de hennepkwekerij afgenomen elektriciteit niet via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
Op twee afdekdeksels van een bedieningspaneel zijn sporen van verdachte aangetroffen, voor de aanwezigheid waarvan verdachte geen verklaring heeft gegeven. Op de buitenzijde van één van de deksels (met SIN nummer [nummer] ) en op het andere deksel (met SIN nummer [nummer] ) zijn vingerafdrukken aangetroffen van verdachte.
Vaststelling van de betrokkenheid van verdachte
Verdachte heeft ter zitting op 25 juni 2019 verklaard dat het juist is dat op 25 mei 2016 in het door hem gehuurde pand aan [adres 2] in Wierden een hennepkwekerij met 966 hennepplanten is aangetroffen. Hij heeft ter zitting verder verklaard dat hij met zijn bus goederen ten behoeve van de kwekerij heeft vervoerd. Hij heeft ook verklaard dat hij de hennepkwekerij heeft gezien. Hij wist naar het oordeel van de rechtbank dus dat er in het door hem gehuurde pand een kwekerij werd opgebouwd en in stand werd gehouden. Ook wist hij, zoals hij ter zitting heeft verklaard, dat de stroom voor de kwekerij illegaal werd afgenomen. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte opzettelijk hennep aanwezig heeft gehad, omdat de hennep zich in de machtssfeer van de verdachte heeft bevonden en hij wetenschap had van de aanwezigheid.
Niet aannemelijk geworden bedreigingsverhaal
Verdachte heeft verklaard dat hij bij de opbouw en overige tenlastegelegde uitvoeringshandelingen niet betrokken is geweest. Dat zou alles het werk van andere personen zijn geweest. De namen van die personen wil hij niet noemen, zelfs nu, drie jaar na ontdekking van de kwekerij, niet. Hij zegt dat hij destijds door deze naamloze derden is bedreigd, vernederd en geïntimideerd. Sedertdien heeft hij niks meer van hen vernomen. Hij zou die personen, in groepjes met wisselende samenstelling, telkens naar de kwekerij vervoerd hebben en van die groepjes maakte ook een agent in dienstkleding deel uit.
Voor dit bedreigingsverhaal is naar het oordeel van de rechtbank in het dossier geen enkele aanwijzing te vinden. Zolang verdachte geen namen noemt, kan verder onderzoek daarnaar ook niet plaatsvinden. De geschetste gang van zaken is dan ook niet aannemelijk geworden. (Overigens heeft verdachte noch zijn raadsman juridische consequenties verbonden aan dit dreigingsverhaal, bijvoorbeeld met betrekking tot de hierna te bespreken vragen naar strafbaarheid van het feit en verdachte.)
Uitvoeringshandelingen en beroep of bedrijf
De rechtbank heeft echter evenmin aanwijzingen, laat staan bewijs, gevonden voor meer dan het op 25 mei 2016 aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet voldoende wettig en overtuigend bewijs bieden voor betrokkenheid van verdachte bij, kort gezegd, het kweken van de hennepplanten. Om die reden acht de rechtbank de onderdelen telen, bereiden, verwerken, bewerken en vervaardigen, niet bewezen. Om dezelfde reden acht de rechtbank medeplegen en bedrijfsmatig uitoefenen niet bewezen.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte op 25 mei 2016 opzettelijk 966 hennepplanten aanwezig heeft gehad.
Diefstal elektriciteit
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat ten behoeve van de kwekerij illegaal stroom werd afgetapt. Het contract met Enexis stond op naam van zijn timmerbedrijf, zoals uit de aangifte blijkt. Op grond van verdachtes verklaring, de aangifte van Enexis en het proces-verbaal van dactyloscopisch onderzoek, waaruit blijkt dat de vingerafdrukken van verdachte zijn aangetroffen op deksels van de elektriciteitsinstallatie, stelt de rechtbank vast dat hij de tenlastegelegde diefstal heeft gepleegd.
De rechtbank acht medeplegen niet bewezen, omdat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting daarvoor niet voldoende wettig en overtuigend bewijs bieden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
hij 25 mei 2016 te Wierden opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres 2] ) 966 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel;
3.
hij in de periode van 16 maart 2016 t/m 25 mei 2016 te Wierden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand aan de [adres 2] heeft weggenomen elektriciteit toebehorende aan Enexis, waarbij verdachte die weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid;
feit3
het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de door haar geachte bewezenverklaarde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en tot het verrichten van 180 uren werkstraf, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de redelijke termijn is overschreden, hetgeen in de strafmaat dient te worden verdisconteerd. Hij bepleit dat kan worden volstaan met oplegging van een korte voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van één jaar. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte first offender is en zich sinds het tenlastegelegde niet heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Verweer overschrijding redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte door de politie heeft niet steeds als zodanige handeling te gelden. Wel dienen de inverzekeringstelling van de verdachte en de betekening van de dagvaarding als een zodanige handeling te worden aangemerkt.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Verdachte is op 25 mei 2016 in verzekering gesteld en diezelfde dag heengezonden. Vervolgens is hij gedagvaard voor de zitting van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank op 19 mei 2017. Van die dagvaarding was hij bij brief van 18 april 2017 op de hoogte gebracht en in diezelfde brief werd hem geadviseerd een advocaat te raadplegen. Bij brief van 20 april 2017 stelde zich vervolgens verdachtes vorige advocaat. Bij brief van 3 mei 2017 werd daarna de dagvaarding ingetrokken; uit het dossier blijkt niet waarom. Vlot daarna werd verdachte gedagvaard voor de zitting van 26 juli 2017. Op die zitting werden door de raadsman gedane getuigenverzoeken toegewezen en werd de zaak naar de rechter-commissaris verwezen. De verhoren van de wel vindbare getuigen vonden plaats in oktober 2017. De speurtocht naar de door verdachte verzochte onvindbaar gebleven getuige [getuige] , van wie verdachte geen concrete contactgegevens had, heeft daardoor geruime tijd in beslag genomen. De rechtbank merkt daarover op dat uit het proces-verbaal van bevindingen en verrichtingen van de rechter-commissaris van 25 oktober 2018 de conclusie getrokken zou kunnen worden dat het bestaan van die getuige twijfelachtig is.
Na afronding van het onderzoek door de rechter-commissaris op 25 oktober 2018 is verdachte opgeroepen voor de zitting van 25 juni 2019. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken, op 9 juli 2019.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel, gelet op de bijzondere omstandigheid in deze zaak, te weten de tijdrovende speurtocht naar een door verdachte verzochte getuige, dat de redelijke termijn niet is overschreden.
Strafmaatoverwegingen
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij in het bijzonder het volgende van belang.
De rechtbank heeft bij haar overwegingen de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud (LOVS) als uitgangspunt genomen. Ook heeft de rechtbank gelet op wat doorgaans in vergelijkbare gevallen wordt opgelegd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennepplanten. Hij heeft daardoor bijgedragen aan de illegale hennepteelt, een industrie waarin grote illegale winsten worden behaald en die allerlei criminele neveneffecten met zich mee pleegt te brengen. Verdachte is daaraan voorbijgegaan en ook aan de gezondheidsrisico’s voor gebruikers.
Daarnaast is voor die hennepkwekerij een illegale aansluiting gemaakt in de meterkast, waardoor illegaal stroom is afgenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat daardoor het risico van brand ontstaat. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij dat risico heeft genomen.
In het voordeel van verdachte is meegewogen dat hij, blijkens een op zijn naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 mei 2019, niet eerder voor Opiumwetfeiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt ook, hoewel van undue delay geen sprake is, rekening met de lange periode tussen de ontdekking van de kwekerij en de datum van dit vonnis.
Verder weegt in zijn voordeel dat verdachte een betalingsregeling met Enexis B.V. heeft getroffen, opdat het door hem veroorzaakte nadeel aan Enexis B.V. wordt vergoed.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft geëist, tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde komt, zal aan verdachte een lagere straf worden opgelegd dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank zal aan verdachte ter inperking van het gevaar op herhaling van strafbare feiten, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden opleggen. De proeftijd zal worden bepaald op één jaar.
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf van 100 uren passend en geboden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht volgens de maatstaf dat per dag die in verzekering is doorgebracht, twee uur van de taakstraf zal worden afgetrokken.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] is inmiddels verkocht en de officier van justitie vordert verbeurdverklaring van de tegenwaarde daarvan van € 3.500,00.
De raadsman heeft zich over dit beslag niet uitgelaten.
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde voertuig moet worden verbeurdverklaard, omdat het een voorwerp betreft met behulp van welke het is begaan of voorbereid. Dat het voertuig inmiddels vervreemd zou zijn, staat aan die verbeurdverklaring niet in de weg.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24, 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1,het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid;
feit 3,het misdrijf: diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf in zijn geheel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 1 (één) jaarde navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
100 (honderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de in verzekering doorgebrachte dagen, twee uren per dag aftrek plaatsvindt;
het inbeslaggenomen voorwerp
- verklaart verbeurd: de Volkswagen Transporter 2007 met kenteken [kenteken] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.G. Ellenbroek, voorzitter, mr. J.H. Olthof en mr. A.A. Smit, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2019.
Buiten staat
Mr. A.A. Smit, is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PL0600-2016242091. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 25 juni 2019, inhoudende:
Sinds november 2015 huurde ik het bedrijfspand op de [adres 2] te Wierden.
Op 25 mei 2016 is in dit pand een hennepkwekerij met 966 hennepplanten aangetroffen. Ik heb spullen vervoerd die werden gebruikt voor de plantage. Ik heb wel in de kwekerij gekeken. Ik wist dat de stroom werd afgetapt voor de hennepkwekerij omdat ik had gezien dat de elektriciteitsmeter geprepareerd was.
2.
Het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij (pagina 39 t/m 43) inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 25 mei 2016 stelde ik een onderzoek in op het adres [adres 2] in Wierden. De toegangsdeur werd geopend door een man die later [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , bleek te zijn. In een afgetimmerde ruimte in de bedrijfshal bevond zich een gang met daarnaast kweekruimte 1 en kweekruimte 2. Na het binnentreden zag ik het volgende.
Kweekruimte 1
In totaal stonden er 498 hennepplanten.
Kweekruimte 2
In totaal stonden er 468 hennepplanten.
Vaststelling hennep
Ik constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Ik constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen. Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door de fraude-inspecteur van de netwerkbeheerder Enexis, in aanwezigheid van mij, verbalisant. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat de stroom onder de hoofdzekering werd afgetakt bij alle drie fasen.
3.
Het proces-verbaal van politie (pagina 92 tot en met 94), inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 25 mei 2016 werd door mij assistentie in verband met het aantreffen van een in werking zijnde hennepkwekerij in het perceel [adres 2] te Wierden. Tijdens het ingestelde onderzoek werden een aantal sporendragers aangetroffen en veiliggesteld voor een nog uit te voeren forensisch onderzoek.
Aangetroffen werden: 2 witte kunststof deksels van de elektriciteitsinstallatie in de kweekruimtes. De deksels zijn gedemonteerd van het schakelpaneel.
Goederen:
PL0600-2016242091-1145171: deksel, aangetroffen op schakelbord kweekruimte 1
PL0600-2016242091-1145173: deksel, aangetroffen op schakelbord in kweekruimte 1.
4.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek (pagina 95 tot en met 97), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Op 6 juni 2016 werd door mij verbalisant als forensisch onderzoeker onderzoek naar sporen verricht. Ik zag dat het 2 afdekdeksels van een bedieningspaneel betroffen.
Er werd door mij één geschikt spoor op de buitenzijde van het deksel met SIN nummer [nummer] aangetroffen.
Op het andere deksel met SIN nummer [nummer] trof ik zes geschikte dactyloscopische sporen aan.
De hierna genoemde sporen/sporendragers werden omschreven, gewaarmerkt en veiliggesteld.
Dactysporen
Spoornummer : PL0600-2016242091-75170
SIN : [nummer]
Relatie met SIN : [nummer]
Spooromschrijving : Vingerafdruk
Plaats veiligstellen : Buitenzijde deksel met sin [nummer]
Spoornummer : PL0600-2016242091-75173
SIN : [nummer]
Relatie met SIN : [nummer]
Spooromschrijving : Vingerafdruk
Plaats veiligstellen : Binnenzijde deksel met sin [nummer]
Spoornummer : PL0600-2016242091-75175
SIN : [nummer]
Relatie met SIN : [nummer]
Spooromschrijving : Vingerafdruk
Plaats veiligstellen : Binnenzijde deksel met sin [nummer]
Spoornummer : PL0600-2016242091-75176
SIN : [nummer]
Relatie met SIN : [nummer]
Spooromschrijving : Vingerafdruk
Plaats veiligstellen : Binnenzijde deksel met sin [nummer]
Spoornummer : PL0600-2016242091-75177
SIN : [nummer]
Relatie met SIN : [nummer]
Spooromschrijving : Vingerafdruk
Plaats veiligstellen : Buitenzijde deksel met sin [nummer]
Goednummer : PL0600-2016242091-1145171
SIN : [nummer]
Relatie met SIN : [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer] , [nummer]
Object : Deksel
Bijzonderheden : Aangetroffen op schakelbord kweekruimte 1
Goednummer : PL0600-2016242091-1145173
SIN : [nummer]
Relatie met SIN : [nummer]
Object : Deksel
Bijzonderheden : Aangetroffen op schakelbord in kweekruimte 1
6.
Het proces-verbaal van individualisatie n.a.v. dactyloscopische sporen nummer PL0600-2016242091-27 en de daarbij gevoegde bijlagen (pagina 102 tot en met 110), inhoudende als relaas van de verbalisant:
Uit een door mij ontvangen rapport Dactyloscopisch Onderzoek van de Landelijke Eenheid Dactyloscopie, blijkt dat een vergelijkend onderzoek met een dactyloscopisch spoor heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon, geregistreerd in de landelijke vinger- en handpalmafdrukken verzameling [naam 1] , onder de volgende personalia:
Betrokkene
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [adres 1]
Delictinformatie forensisch onderzoek
Spoornummer PL0600-2016242091-75170
SIN [nummer]
Spooromschrijving: Vingerafdruk
plaats veiligstellen : Buitenzijde deksel met sin [nummer]
7.
Het proces-verbaal van individualisatie n.a.v. dactyloscopische sporen nummer PL0600-2016242091-27 en de daarbij gevoegde bijlagen (pagina 111 van de doorgenummerde bijlagen), -.inhoudende als relaas van de verbalisant/en of één van hen:
Betrokkene
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [adres 1]
Delictinformatie forensisch onderzoek
Spoornummer: PL0600-2016242091-75173
SIN [nummer]
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Plaats veiligstellen : Binnenzijde deksel met sin [nummer]
8.
Het proces-verbaal van individualisatie n.a.v. dactyloscopische sporen nummer PL0600-2016242091-27 en de daarbij gevoegde bijlagen (pagina 120 van de doorgenummerde bijlagen), -.inhoudende als relaas van de verbalisant/en of één van hen:
Betrokkene
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [adres 1]
Delictinformatie forensisch onderzoek
Spoornummer: PL0600-2016242091-75175
SIN [nummer]
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Plaats veiligstellen : Binnenzijde deksel met sin [nummer]
9.
Het proces-verbaal van individualisatie n.a.v. dactyloscopische sporen nummer PL0600-2016242091-27 en de daarbij gevoegde bijlagen (pagina 129 van de doorgenummerde bijlagen), -.inhoudende als relaas van de verbalisant/en of één van hen:
Betrokkene
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [adres 1]
Delictinformatie forensisch onderzoek
Spoornummer: PL0600-2016242091-75176
SIN [nummer]
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Plaats veiligstellen : Binnenzijde deksel met sin [nummer]
10.
Het proces-verbaal van individualisatie n.a.v. dactyloscopische sporen nummer PL0600-2016242091-27 en de daarbij gevoegde bijlagen (pagina 134 van de doorgenummerde bijlagen), -.inhoudende als relaas van de verbalisant/en of één van hen:
Betrokkene
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [adres 1]
Delictinformatie forensisch onderzoek
Spoornummer: PL0600-2016242091-75177
SIN [nummer]
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Plaats veiligstellen : Buienzijde deksel met sin [nummer]
11.
Het proces-verbaal van aangifte Enexis (pagina 12 tot en met 29), inhoudende als verklaring van [naam 2] :
Aangever: Enexis B.V., vestigingsadres: [adres 3] .
Betreft
Pleegplaats: WIERDEN
Adres; [adres 2]
Postcode: [adres 2]
Namens Enexis B.V.ben ik bevoegd om aangifte te doen bij de politie.
Enexis B.V. transporteert en distribueert energie naar particulieren en bedrijven, waaronder naar de contractant van bovengenoemd perceel. Enexis B.V. heeft met een persoon/bedrijf genaamd [bedrijf] een overeenkomst betreffende aansluiting en transport van elektriciteit naar bovengenoemd perceel. Op verzoek van politiekorps Eenheid Oost-Nederland is op 25 mei 2016 door fraude-inspecteur [naam 3] van Enexis B.V., een onderzoek ingesteld naar de meetinrichting in bovengenoemd perceel.
Bij dit onderzoek is het volgende geconstateerd:
De fraude-inspecteur constateerde op 25 mei 2016 verboden handelingen aan de elektriciteitsinstallatie en trof het volgende aan:
Het deksel, van de aansluitkast, is open geweest. Hiervoor heeft Enexis geen toestemming verleend.
Illegale aansluiting op onderzijde zekeringhouders.
De eerdergenoemde fraude-inspecteur zag dat er nu een illegale aftakking zat voor de hoofdzekeringen. Door voorstaande werd schade en hinder veroorzaakt aan Enexis
B.V. omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepast. Voorts was het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie.
Door de manipulatie werd afgenomen elektriciteit ten behoeve van de hennepplantage niet correct via de elektriciteitsmeter geregistreerd.
De aangetroffen teelt was tenminste 14 dagen oud. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Enexis B.V. ingestelde onderzoek is door mij een berekening
gemaakt waaruit blijkt dat er illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage en eventueel huishoudelijk verbruik.