ECLI:NL:RBOVE:2019:2277

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 juli 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
08/952001-19
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek ter terechtzitting in een strafzaak wegens onvoldoende informatie over de verdachte

Op 8 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een tussenvonnis uitgesproken in de strafzaak met parketnummer 08/952001-19. De rechtbank oordeelt dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest en moet worden hervat. Dit besluit is genomen naar aanleiding van de openbare terechtzittingen op 5 april 2019 en 24 juni 2019, waarbij de rechtbank kennis heeft genomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M. Zwartjes, en de inbreng van de verdachte en zijn raadsman, mr. J.B.A. Kalk.

De rechtbank heeft vastgesteld dat zij zich onvoldoende voorgelicht acht over de persoon van de verdachte, gezien de ernst van de ten laste gelegde feiten en de behandeling ter terechtzitting. Daarom heeft de rechtbank besloten het onderzoek ter terechtzitting te heropenen. Dit houdt in dat de officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman opnieuw gehoord zullen worden, zoals voorgeschreven in artikel 317 van het Wetboek van Strafvordering.

Tevens heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting geschorst voor onbepaalde tijd, tot een nader te bepalen tijdstip in overleg met de officier van justitie, maar niet later dan drie maanden na de uitspraak. De reden voor deze schorsing is dat er momenteel geen zittingsruimte beschikbaar is. De rechtbank heeft de oproeping van de verdachte en de raadsman bevolen, zodat het onderzoek kan worden voortgezet zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08/952001-19
Datum uitspraak: 8 juli 2019
Tussenvonnis in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
nu verblijvende in Zwolle PPC te Zwolle.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 5 april 2019 en 24 juni 2019. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Zwartjes en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest en moet worden hervat.

2.Nader onderzoek

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. Het onderzoek ter terechtzitting is op 24 juni 2019 gesloten. Bij de beraadslaging in raadkamer is echter gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest.
Gezien de inhoud van het dossier, de ernst van de ten laste gelegde feiten en de behandeling ter terechtzitting acht de rechtbank zich thans onvoldoende voorgelicht over de persoon van verdachte. De rechtbank overweegt daarom een observatie van verdachte in het kader van artikel 317 van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De rechtbank zal het onderzoek heropenen om de officier van justitie, de verdachte en haar raadsman – zoals is voorgeschreven in artikel 317 Sv – ter zake te horen.

3.Schorsing onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd

De rechtbank zal het onderzoek ter terechtzitting in verband hiermee schorsen tot een in overleg met de officier van justitie nader te bepalen tijdstip niet later dan drie maanden na heden. De klemmende reden voor de duur van deze schorsing is dat er niet eerder zittingsruimte beschikbaar is.

4.De beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek ter terechtzitting;
- schorst het onderzoek tot een in overleg met de officier van justitie nader te bepalen
tijdstip, niet later dan drie maanden na heden;
- beveelt de oproeping van de verdachte en de raadsman.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. S.K. Huisman en mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2019.