ECLI:NL:RBOVE:2019:2246

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 mei 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
C/08/201323 / HA ZA 17-209
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot verschijning van partijen voor inlichtingen en minnelijke regeling in erfrechtelijke procedure

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel, locatie Almelo, is behandeld, gaat het om een erfrechtelijke procedure waarbij de vereffenaar van de nalatenschappen van [B] en [C] betrokken is. De rechtbank heeft op 22 mei 2019 een vonnis gewezen waarin zij een verschijning van partijen heeft bevolen voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling. De procedure is voortgekomen uit een geschil over een geldleningsovereenkomst en een (beweerdelijke) schenking. Tijdens een eerdere comparitie op 29 juni 2018 hebben partijen een schikking getroffen, waarbij [D] zich verplichtte om een bedrag van € 376.000,00 te betalen aan de vereffenaar. Echter, op de roldatum van 3 april 2019 heeft de vereffenaar gesteld dat [D] dit bedrag niet heeft voldaan, wat heeft geleid tot de voortzetting van de procedure. De rechtbank heeft besloten om opnieuw een comparitie te gelasten, zodat partijen hun standpunten kunnen toelichten en de rechtbank kan onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een minnelijke regeling. De rechtbank heeft benadrukt dat zij uit het niet verschijnen van een partij ter comparitie de nodige gevolgtrekkingen kan maken. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 22 mei 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/201323 / HA ZA 17-209
Vonnis van 22 mei 2019
in de zaak van
[A],
in zijn hoedanigheid van vereffenaar in de nalatenschappen van
[B] en
[C],
kantoorhoudende te Borne,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A.J.A. Assink te Enschede,
tegen
[D],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.W. Stegeman te Almelo.
Partijen zullen hierna de vereffenaar en [D] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 april 2018,
- verklaring van depot van 23 april 2018,
- de op 14 juni 2018 ten behoeve van de comparitie van partijen door de vereffenaar overgelegde productie 1 ,
  • het proces-verbaal van comparitie van 29 juni 2018,
  • akte uitlating van de vereffenaar van 3 april 2019.
1.2.
Daarnaast heeft de vereffenaar op 1 april 2019 een brief aan de rechtbank gestuurd, waarin hij heeft verzocht om - ter uitvoering van de grosse van de in het proces-verbaal van 29 juni 2018 vastgelegde tussen partijen gesloten overeenkomst - het certificaat als bedoeld in artikel 53 van de verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna: herschikte EEX-verordening). Bij mailbericht van 17 april 2019 heeft de rechtbank aan de vereffenaar bericht dit certificaat niet te kunnen verstrekken, omdat artikel 53 Herschikte EEX-verordening betrekking heeft op een (gerechtelijke) beslissing en niet op een tussen partijen overeengekomen schikking.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
Eiswijziging, benoeming vereffenaar, gevorderde vereffeningskosten
2.1.
De rechtbank neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 4 april 2018 over het toestaan van de eiswijziging en -vermeerdering, passering standpunten over benoeming vereffenaar en afwijzing bij eindvonnis van de gevorderde vereffeningskosten.
Geldleningsovereenkomst
2.2.
Ten aanzien van het geschil over de geldleningsovereenkomst (vordering I) hebben partijen ter comparitie van 29 juni 2018 een schikking getroffen, inhoudende - kort samengevat - dat [D] op uiterlijk 28 maart 2019 een bedrag van € 376.000,00 betaalt aan de vereffenaar.
(Beweerdelijke) schenking
2.3.
In het tussenvonnis van 4 april 2018 heeft de rechtbank voor de vorderingen die zien op de (beweerdelijke) schenking beslist dat [D] binnen 3 weken na tussenvonnis de volgende stukken diende te deponeren:
- de originele akte van schenking van 3 februari 2011;
- de originele akten van de getekende akkoordverklaring van 31 mei 2013,
12 september 2013, 27 september 2013 en 20 november 2013.
Op 23 april 2018 heeft [D] deze documenten gedeponeerd bij de rechtbank.
2.4.
Voorts heeft de rechtbank in het tussenvonnis overwogen dat een comparitie wordt gelast om partijen de gelegenheid te geven hun standpunten kenbaar te maken over de gedeponeerde schenkingsovereenkomst en akkoordverklaringen, waarbij de rechtbank ter comparitie ook andere inlichtingen over de zaak kon vragen en zou onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens konden worden.
2.5.
Ter comparitie hebben partijen kenbaar gemaakt een schikking te hebben getroffen en hebben zij verzocht hiervan proces-verbaal op te laten maken, hetgeen is gebeurd ter comparitie van 29 juni 2018. In de schikking van partijen is onder andere het volgende vermeld;
(…)
7. De procedure bij de rechtbank Overijssel, locatie Almelo, bekend onder zaaknummer
C/08/201323 / HA ZA 17/209 wordt aangehouden tot 3 april 2019. Indien op 28 maart
2019 het bedrag ad € 376.000,00 door [D] volledig is betaald, dan trekken partijen
hun vorderingen over een weer in en doen zij daarvan dan afstand;
8. De vereffenaar en de erfgenamen doen, op voorwaarde dat op 28 maart 2019 het bedrag
ad € 376.000,00 door [D] is betaald, afstand van de gestelde vorderingen op [D]
uit hoofde van de schenking ad € 200.000,00. De schenking wordt dan niet langer
betwist;
9. [D] doet, op voorwaarde dat op 28 maart 2019 het bedrag ad € 376.000,00 door
hem is betaald, en er door de erfgenamen en de vereffenaar afstand is gedaan van de
vorderingen uit hoofde van de schenking, afstand van het nog niet betaalde deel van de
schenking ad € 12.197,68;
(…)
14. Op voorwaarde dat [D] op uiterlijk 28 maart 2019 een bedrag ad € 376.000,00
heeft betaald aan de vereffenaar, hebben [D] enerzijds en de vereffenaar en de
andere erfgenamen anderzijds over en weer niets meer van elkaar te vorderen en verlenen zij
elkaar vrjjwaring en kwijting ten aanzien van de nalatenschappen van [B]
en mevrouw [C] .
Vanwege deze schikking heeft geen inhoudelijke behandeling van de zaak plaatsgevonden ter comparitie en is de zaak verwezen naar de rolzitting van 3 april 2019 voor uitlating partijen.
2.6.
De vereffenaar heeft op de roldatum 3 april 2019 bij akte gesteld dat [D] het bij schikking overeengekomen bedrag van € 376.000,00 niet heeft voldaan. De vereffenaar persisteert bij zijn stellingen dat de schenking tot stand is gekomen onder misbruik van omstandigheden en dat de schenkingsovereenkomst(en) vernietigd dienen te worden en heeft tussenvonnis verzocht.
2.7.
[D] heeft geen akte genomen of zich anderszins uitgelaten.
2.8.
Nu de procedure wordt voortgezet wegens het niet voldoen van [D] van het in de schikking overeengekomen bedrag en op de comparitie geen inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden van het geschil over de (beweerdelijke) schenkingen, zal de rechtbank
nogmaals een comparitie gelasten om partijen de gelegenheid te geven hun standpunten kenbaar te maken over de gedeponeerde schenkingsovereenkomst en akkoordverklaringen, waarbij de rechtbank ter comparitie ook andere inlichtingen over de zaak kan vragen en zal onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
2.9.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
in reconventie
2.10.
De rechtbank neemt hier over hetgeen is overwogen en beslist in het tussenvonnis van 4 april 2018 over de reconventionele vordering.
2.11.
Iedere (verdere) beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. A.E. Zweers, mr. H. Bottenberg- van Ommeren en mr. A.N. Kok in het gerechtsgebouw te Almelo aan Egbert Gorterstraat 5 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
3.2.
bepaalt dat de partijen dan in persoon aanwezig moeten zijn,
3.3.
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 5 juni 2019voor het bepalen van dag en tijdstip waarop de comparitie van partijen zal plaatsvinden. Partijen hoeven niet aanwezig te zijn bij deze rolzitting. Partijen kunnen tot uiterlijk de vrijdag voordien schriftelijk 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) opgeven voor de drie maanden volgend op genoemde rolzitting;
3.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen, alsmede dat de comparitie zou kunnen worden bepaald op een niet daarvoor opgegeven dagdeel, indien partijen bij hun opgave meer dan 20 verhinderdata (of 40 verhinderingsdagdelen) hebben opgegeven;
3.5.
bepaalt dat de comparitie in beginsel niet zal worden uitgesteld nadat daarvoor dag en tijdstip zijn bepaald;
3.6.
bepaalt dat partijen eventuele nadere stukken ten behoeve van de comparitie uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting aan de rechtbank en de wederpartij(en) moeten toesturen;
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
3.8.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.N. Kok, mr. A.E. Zweers en mr. H. Bottenberg- van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2019.