ECLI:NL:RBOVE:2019:2245

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
08-217840-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van moeder en zus door verdachte in Kampen

Op 4 juli 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 24-jarige man, die beschuldigd werd van mishandeling van zijn moeder en zus. De mishandelingen vonden plaats op 2 november 2018 in hun woning te Kampen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 20 juni 2019 heeft de officier van justitie, mr. M.J. van Dijck, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. P.L.E.M. Krauth, hun verdediging hebben gevoerd. De tenlastelegging omvatte meerdere geweldsdelicten, waaronder het slaan en vastpakken bij de keel van zowel de moeder als de zus van de verdachte.

De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, die elkaar ondersteunden, als overtuigend beschouwd. De moeder verklaarde dat de verdachte haar had geslagen en bij de keel had gegrepen, terwijl de zus bevestigde dat zij ook door de verdachte was mishandeld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verklaring van een buurvrouw die getuige was van de paniek na het incident. De verdachte heeft gedeeltelijk bekend, maar ontkende de ernst van zijn daden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-217840-18 (P)
Datum vonnis: 4 juli 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende aan [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 juni 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.J. van Dijck en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 20 november 2018 te Kampen zijn zus en zijn moeder heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 2 november 2018 te Kampen, althans in Nederland, zijn moeder, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] :
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen en/of te slaan, en/of
- (met kracht) bij de keel/nek/hals vast te pakken en/of te grijpen, en/of
- (met kracht) te duwen tegen het lichaam (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op grond is gevallen/ terecht is gekomen);
2
hij op of omstreeks 2 november 2018 te Kampen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] :
- (met kracht) bij de keel/nek/hals vast te pakken en/of te grijpen en/of

(vervolgens) de keel/nek/hals dicht te knijpen, en/of

- (met kracht) te duwen tegen het lichaam (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] op grond is gevallen/ terecht is gekomen), en/of
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen en/of te slaan.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 2 november 2018 was verdachte samen met zijn moeder en zijn zus in de woning aan [adres 2] te Kampen.
Daar is het tot een handgemeen gekomen tussen verdachte, zijn moeder en zijn zus.
Zowel zijn zus alsook zijn moeder hebben verklaard dat verdachte hen bij de keel heeft gegrepen en hen heeft geslagen c.q. gestompt. Daarnaast hebben zij verklaard dat verdachte hen zodanig heeft geduwd dat zij op de grond terecht zijn gekomen.
Verdachte heeft erkend dat er ruzie is ontstaan waarna hij zijn zus en zijn moeder heeft geduwd. Bij de politie heeft verdachte bekend dat hij zijn zusje ook heeft geslagen. De overige verweten handelingen heeft hij ontkend. Zijn moeder zou hij alleen bij een arm hebben gepakt.
Ter terechtzitting d.d. 20 juni jl. heeft verdachte verklaard dat hij zijn zus slechts heeft geduwd en niet geslagen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Zij heeft haar standpunt onder meer gebaseerd op de aangiften, de verklaringen van verdachte alsook de verklaring van de buurvrouw, [getuige] .
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting vrijspraak van beide feiten bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de feiten wettig bewezen kunnen worden verklaard maar dat het maar de vraag is of de feiten overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Hij heeft verder aangevoerd dat zijn cliënt ter terechtzitting heeft ontkend dat hij zijn zus heeft geslagen. De raadsman heeft zich voor wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Daartoe is het volgende van belang.
De aangifte van de moeder houdt in dat verdachte haar op haar rechter wang heeft geslagen, bij de keel heeft grepen en naar de grond heeft geduwd en dat hij ook haar dochter met twee handen bij de keel pakte. Dit wordt ondersteund door de aangifte van de zus van verdachte. De zus van verdachte heeft verklaard dat zij door verdachte is geslagen, bij de keel is gegrepen en naar de grond is geduwd en dat zij zag dat hij haar moeder bij de keel greep en dat moeder op de grond was gevallen. Hun verklaringen ondersteunen elkaar dus.
Daarnaast heeft de buurvrouw, [getuige] , verklaard dat de zus van verdachte, vlak na het incident, bij haar aan de deur was gekomen en dat zij in paniek was. De buurvrouw is vervolgens met haar meegelopen en heeft in de woning de partijen uit elkaar gehaald. Verdachte kwam erg verward op haar over.
Verder is van belang dat in het dossier een foto van de hals van de zus zit waarop een grote rode plek zichtbaar is.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij ineens erg boos kan worden en dat op het moment in kwestie ook werd omdat zijn moeder in de keuken haar haren wilde wassen terwijl hij aan het koken was. Hij had al meerdere malen aan haar verteld dat hij dat niet fijn vond en dat hem dat irriteerde.
De rechtbank is van oordeel dat er met bovenstaande voldoende wettig bewijs is voor het tenlastegelegde feit. Gelet op de gedetailleerde verklaringen van beide aangeefsters direct na het incident, de foto in het dossier en de verklaring van verdachte over zijn soms plots opkomende boosheid, ontbreekt het de rechtbank ook niet aan overtuiging.
Dit maakt dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend is bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 2 november 2018 te Kampen, althans in Nederland, zijn moeder, te weten [slachtoffer 1] , heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] :
- meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het gezicht en het hoofd te stompen en te slaan, en
- (met kracht) bij de keel vast te pakken en te grijpen, en
- (met kracht) te duwen tegen het lichaam (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] op grond is gevallen/ terecht is gekomen);
2
hij op 2 november 2018 te Kampen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] :
- (met kracht) bij de keel vast te pakken en te grijpen en (vervolgens) de keel dicht te knijpen, en
- (met kracht) te duwen tegen het lichaam (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] op grond is gevallen/ terecht is gekomen), en
- in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd te stompen en/of te slaan.
Indien in de bewezenverklaring taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat
feit 2
het misdrijf:
mishandeling

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor de bewezenverklaarde feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft een persoonlijkheidsonderzoek naar zijn cliënt, zoals door de Reclassering geadviseerd, bepleit. Hij heeft de rechtbank verzocht als bijzondere voorwaarde Reclasseringstoezicht op te leggen zodat de Reclassering een rol kan spelen in het opzetten van voornoemd onderzoek en dat de Reclassering eventueel kan bepalen of verdachte ten behoeve van dat onderzoek een kortdurende klinische opname zal moeten ondergaan.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Daarbij is het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn moeder en zus in hun eigen woning zoals boven weergegeven. Door op deze manier te handelen heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de aangeefsters.
Uit het rapport van de Reclassering van 6 juni 2019 kan worden opgemaakt dat er zorgen zijn rondom het functioneren van verdachte. Momenteel is er hulpverlening/ambulante begeleiding vanuit ProAmbu. Verdachte woont nu zelfstandig en de dreigende situatie is geweken. Het contact met zijn familie heeft hij verbroken en het lijkt er niet op dat dit op korte termijn hersteld zal worden, maar ProAmbu is bereid daarbij ondersteunend en bemiddelend op te treden. Vanuit ProAmbu is de wens ontstaan, naar aanleiding van het niet slagen van integratie op de arbeidsmarkt, een persoonlijkheidsonderzoek te laten afnemen om de persoonlijkheid van [verdachte] te kunnen duiden en inzicht te krijgen in zijn (on)mogelijkheden. De Reclassering ziet echter momenteel weinig actuele aanknopingspunten voor begeleiding. De reeds ingezette hulp is passend en tot op heden verleent verdachte zijn medewerking. Een forensisch kader zal volgens hen niet bijdragen aan vermindering van het recidiverisico, maar zal dan enkel ingezet worden als middel voor als het dreigt mis te gaan. Daarbij staat verdachte negatief jegens begeleiding en behandeling gericht op agressieregulatie.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard geen hulp nodig te hebben en wenst niet mee te werken aan een agressietraining. Hij heeft, na enige aarzeling, verklaard wel mee te willen werken aan een persoonlijkheidsonderzoek in het kader van de arbeidsmarkt.
Uit de stukken valt verder op te maken dat met hulp van ProAmbu verdachte positief bezig is met het opbouwen van zijn leven. Daarnaast ziet de Reclassering momenteel weinig actuele aanknopingspunten voor begeleiding naast de begeleiding door ProAmbu.
De rechtbank zal gelet op dit advies en het standpunt van verdachte dat hij reeds goede hulpverlening krijgt en niet openstaat voor een agressietraining, afzien van de door de raadsman verzochte bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, meewerken aan persoonlijkheidsonderzoek en eventueel een klinische behandeling.
De rechtbank komt ten slotte, gezien het voorgaande, tot een lagere straf dan door de officier van justitie ter terechtzitting geëist en acht voor deze mishandelingen een werkstraf voor de duur 80 uren waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren op zijn plaats.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat;
feit 2
mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
80 (tachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van 4
0 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
40 (veertig) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. H.M. Braam voorzitter en door mr. drs. H. Vegter en
mr. C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2019.
Mr. C.H. Dijkstra en de griffier mr. S.A. van den Hoek zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018498970 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 2 november 2018, pagina 17 tot en met 19.
(..)
Ik vroeg aan hem 'wat is er aan de hand?' Hij gaf geen antwoord, maar sloeg hierop direct in mijn gezicht. Ik voelde dat hij mij op mijn rechterwang raakte. Ik voelde door de klap pijn aan mijn rechterwang. Ik zag dat hij mij met zijn vlakke, rechterhand sloeg. Vervolgens pakte hij een ijzeren vergietlepel en wilde mij hiermee slaan. Ik kon nog net het slaan afweren, door de vergietlepel vast te pakken.
Ik voelde dat hij mij hierna met beide handen in mijn keel vastpakte. Ik kon nog wel
ademen, maar ik kreeg wel pijn op mijn borst. Ik weet niet meer hoe lang hij mij bij de keel vastpakte. Gelukkig kwam al snel mijn dochter [slachtoffer 2] aangelopen en zij kwam tussen [verdachte] en mij in. Hierop duwde [verdachte] mij met kracht, waardoor ik op de grond kwam te vallen. Ik zag dat [verdachte] vervolgens [slachtoffer 2] met twee handen bij de keel vastpakte. Ik zei nog 'niet doen'.
(..)
Ik zag dat [verdachte] de trap op wilde lopen en dat [slachtoffer 2] naar buiten liep via de voordeur. Ik liep de gang in en zag dat [verdachte] op de trap naar boven stond. Ik zag dat hij mij ook zag en hij kwam naar mij toegerend. Ik zag en voelde, dat hij met een gebalde vuist van zijn rechterhand mij opnieuw op mijn rechterwang sloeg. Ik voelde wederom pijn aan mijn rechterwang en kort daarna viel ik flauw.
(..)

Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 2 november 2018, pagina’s 14 en 15.
(..)
Op vrijdag 2 november 2018, omstreeks 11.00 uur zat ik in de woonkamer in onze woning. Mijn broer stond in de keuken te koken. Op een moment liep mijn moeder naar de keuken toe om een glas water te pakken. Ik hoorde dat mijn broer tegen mijn moeder begon te schelden. Ik liep naar boven toe, en op het moment dat ik op de gang stond zag ik dat mijn broer mijn moeder bij haar keel greep. Ik zag dat mijn broer beide handen om de keel van mijn moeder had. Ik wilde ze uit elkaar halen. Mijn broer pakte mij vervolgens ook om mijn keel vast. Ik voelde dat zijn handen met kracht mijn keel dicht kneep. Ik zag dat mijn moeder op de grond gevallen was. Ik voelde dat mijn broer mij met kracht naar de grond duwde, waardoor ik boven op mijn moeder viel. Ik zag dat mijn moeder weer opstond en zei dat er geen ruzie gemaakt moest worden. Ik zag en voelde dat mijn broer mij plots met zijn vlakke hand in mijn gezicht sloeg, ter hoogte van mijn neus. De klap deed mijn pijn op de plek waar ik geraakt ben.
Vervolgens zag ik dat mijn broer een ijzeren lepel pakte. Ik zag dat hij deze omhoog
hield en de intentie had mij hiermee te slaan. Ik zag dat mijn moeder de lepel tegen
hield waardoor er niet geslagen is met de lepel. Ik zag dat mijn broer mijn moeder
met zijn hand in het gezicht sloeg. Ik zag dat mijn broer daarna naar boven liep,
waardoor ik hulp bij de buurvrouw kon halen.
(..)

Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 3 november 2018, pagina’s 21 en 22.
(..)
Gisteren was ik thuis. Ik zat op de bank. Op een gegeven moment zag ik het buurmeisje
voor mijn deur staan. Ik zag dat ze in paniek was. Normaal gesproken is ze niet zo snel in paniek. Ik hoorde dat ze riep dat ze een telefoon moest hebben. Ik zag dat moeder en [verdachte] in de deuropening van hun woning staan. [verdachte] stond achter zijn moeder. Ik vroeg aan het buurmeisje wat er aan de hand was. Ze vertelde dat [verdachte] haar en haar moeder had geslagen en dat hij haar moeder op de grond had gegooid. Ik ben vervolgens mee gelopen met haar en heb in de woning de partijen uit elkaar gehaald.
(..)

Foto hals [slachtoffer 2] , pagina 16.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 2 november 2018, pagina 23 tot en met 27.
(..)
V: Uit de aangifte blijkt verder dat jij vervolgens plotseling met je vlakke hand sloeg in het gezicht van je zus en daarna een ijzeren lepel pakte en deze omhoog hield en de intentie had om te slaan. Dit werd tegengehouden door jullie moeder.
A: ik heb mijn zusje wel geduwd en die viel. Ze kwam er zo snel bij en ik werd gekrabd door mijn moeder en mijn zus. ik heb nog krabben op mijn arm. Ik was aan het koken dus ik had een lepel maar die heb ik neergelegd, ik heb mijn zusje wel geslagen. Om mijn zusje rustig te houden.
(..)