ECLI:NL:RBOVE:2019:2236

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 juli 2019
Publicatiedatum
3 juli 2019
Zaaknummer
7701105 EJ VERZ 19-134
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing billijke vergoeding wegens onterecht gegeven ontslag op staande voet met betrekking tot arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 1 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] en de besloten vennootschap IkzijnWij B.V. [X] had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd als trajectbegeleider bij IkzijnWij en werd op 1 maart 2019 op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het ontslag op staande voet onterecht was, omdat de werkgever, IkzijnWij, niet kon aantonen dat er sprake was van dringende redenen voor het ontslag. De kantonrechter heeft daarbij gekeken naar de omstandigheden van het geval, waaronder de schending van het geheimhoudingsbeding en het oprichten van een concurrerende onderneming door [X]. De kantonrechter oordeelde dat deze redenen niet voldoende waren voor een ontslag op staande voet. Hierdoor heeft [X] recht op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De kantonrechter heeft de hoogte van deze vergoedingen vastgesteld en IkzijnWij veroordeeld tot betaling binnen veertien dagen na de uitspraak. Tevens is IkzijnWij veroordeeld in de proceskosten van [X].

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknummer: 7701105 EJ VERZ 19-134
Beschikking van de kantonrechter van 1 juli 2019
in de zaak van
[X],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende en verwerende partij,
hierna te noemen: [X] ,
gemachtigde mr. A.A.M. van der Zandt,
tegen
de besloten vennootschap
IKZIJNWIJ B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Kampen,
verwerende en verzoekende partij,
hierna te noemen: IkzijnWij,
gemachtigde mr. J.W. Both.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 18 april 2019
  • het verweerschrift.
1.2.
Op 17 juni 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. [X] is verschenen, bijgestaan door mr. A.A.M. van der Zandt. Namens IkzijnWij is mevrouw [A] , eigenaar, verschenen, bijgestaan door mr. J.W. Both. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.3.
Ten slotte is een datum bepaald voor de beschikking.

2.De feiten

2.1.
[X] is geboren [1976] . Op 1 september 2015 is [X] voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij IkzijnWij in de functie van trajectbegeleider. [X] werkte laatstelijk 24 uur per week tegen een salaris van € 2.312,12 bruto exclusief emolumenten.
2.2.
In artikel 9 van de arbeidsovereenkomst is een geheimhoudingsbeding opgenomen.
2.3.
Voordat [X] bij IkzijnWij in dienst trad, had zij haar eigen onderneming, Wonderkind. [X] heeft bij haar indiensttreding in ieder geval één cliënt van haar eigen onderneming meegenomen, mevrouw [Y] . Bij IkzijnWij heeft [X] steeds [Y] begeleid.
2.4.
Op 1 augustus 2017 hebben [X] , mevrouw [Z] (een vriendin van [X] ) en mevrouw [B] (een andere werknemer van IkzijnWij, hierna: [B] ) de vennootschap onder firma Kracht Zorg en Welzijn (hierna: de VOF) opgericht. Deze onderneming richt zich blijkens het uittreksel uit het Handelsregister op ‘
het bieden van ambulante begeleiding, dagbesteding en huishoudelijke hulp’.
2.5.
Op 1 maart 2019 heeft [Y] bij IkzijnWij geklaagd over het optreden van [X] . De klachten zien vooral op het verzoek tot ondercuratelestelling van [Y] , waar [X] bij betrokken was, en op het delen van (bedrijfs)gevoelige informatie met betrekking tot IkzijnWij en haar directeur, mevrouw [A] . IkzijnWij heeft [X] diezelfde dag op staande voet ontslagen. Zij heeft dit bevestigd per brief. Die brief luidt:
‘Geachte mevrouw [X] ,
Naar aanleiding van ons gesprek in het bijzijn van de heer [C] , lid RVC, hebben wij besloten u per direct op staande voet te ontslaan.
De reden van het ontslag is onder andere de ernstige schendingen van de privacy regels.
Nadere uitleg zal u worden toegezonden door de advocaat.’
2.6.
De gemachtigde van IkzijnWij heeft op 8 maart 2019 een brief gestuurd aan [X] , waarin de ontslagredenen uitvoeriger zijn omschreven. In die brief worden, samengevat, drie redenen genoemd:
  • schenden van de geheimhouding en de bejegening van [A] ;
  • het exploiteren van een concurrerende onderneming;
  • het doen van negatieve uitlatingen over IkzijnWij richting de GGD.

3.Het verzoek en het tegenverzoek

3.1.
[X] heeft – na intrekking van haar primaire verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet – de kantonrechter verzocht om:
IkzijnWij te veroordelen tot betaling van de billijke vergoeding ex artikel 7:681 BW ten bedrage van € 15.000,00 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
IkzijnWij te veroordelen tot betaling van het loon over de opzegtermijn ex artikel 7:672 lid 9 (bedoeld zal zijn: lid 10) BW ten bedrage van € 7.773,84 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
IkzijnWij te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding ten bedrage van € 2.913,27 bruto, onder verstrekking van een deugdelijke bruto/netto-specificatie;
IkzijnWij te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.031,87 aan buitengerechtelijke incassokosten;
alles onder veroordeling van IkzijnWij in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
IkzijnWij heeft de afwijzing van de verzoeken van [X] bepleit. Verder heeft IkzijnWij, na wijzing van haar verzoek ter zitting, de kantonrechter verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
alleen voor het geval de kantonrechter het ontslag op staande voet vernietigt: de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, zonder toekenning van een vergoeding aan [X] ;
[X] te veroordelen om aan IkzijnWij een bedrag te betalen van € 6.560,91 aan schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente;
[X] te verbieden om cliënten van IkzijnWij zakelijk te benaderen, zorgdiensten aan te bieden en/of te (blijven) leveren, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding met een maximum van € 100.000,00, indien [X] na betekening van deze beschikking dit verbod overtreedt;
[X] te veroordelen om aan IkzijnWij € 2.000,00 te betalen als voorschot op de boete/schadevergoeding wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding;
[X] te verbieden om het geheimhoudingsbeding in artikel 9 van de arbeidsovereenkomst te overtreden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per overtreding met een maximum van € 100.000,00, indien [X] na betekening van deze beschikking dit verbod overtreedt;
alles onder veroordeling van [X] in de kosten van de procedure.
3.3.
Op de standpunten van partijen wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

4.De beoordeling

In het verzoek

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat het verzoek tijdig, dat wil zeggen binnen een termijn van twee maanden na het ontslag op staande voet, is ingediend.
4.2.
Tussen partijen is in geschil of het door IkzijnWij aan [X] gegeven ontslag rechtsgeldig is. Vaststaat dat IkzijnWij niet over een ontslagvergunning beschikt en dat [X] niet heeft in- of toegestemd met de beëindiging van het dienstverband.
4.3.
Op grond van artikel 7:677 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is ieder van de partijen bevoegd de arbeidsovereenkomst onverwijld op grond van een dringende reden op te zeggen, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Ingevolge artikel 7:678 lid 1 BW worden voor de werkgever als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet dient de kantonrechter alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang bezien, in aanmerking te nemen.
4.4.
In de ontslagbrief van 1 maart 2019 is in slechts één regel opgenomen wat voor IkzijnWij geldt als dringende reden voor het ontslag, namelijk ‘
onder andere de ernstige schendingen van de privacy regels’. In de brief van 8 maart 2019 zijn meerdere redenen genoemd. Het vereiste dat de dringende reden onverwijld wordt medegedeeld strekt ertoe te waarborgen dat voor de wederpartij onmiddellijk duidelijk is welke eigenschappen of gedragingen de ander aanleiding hebben gegeven tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. De wederpartij moet zich immers na de mededeling erover kunnen beraden of hij de opgegeven reden als juist erkent en als dringend aanvaardt. De betreffende mededeling behoeft weliswaar niet steeds met zoveel woorden te worden gedaan en kan ook in een of meer gedragingen besloten liggen, maar ook dan blijft vereist dat daaruit voor de wederpartij aanstonds duidelijk is welke, door de ander als dringend aangemerkte, reden door deze aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst ten grondslag wordt gelegd, althans dat daaromtrent bij de wederpartij, gelet op de omstandigheden van het geval, in redelijkheid geen enkele twijfel kan bestaan (Hoge Raad 23 april 1993, NJ 1993/504). Hoewel de ontslagbrief van 1 maart 2019 summier is, heeft [X] niet aangevoerd dat het voor haar onduidelijk was welke redenen er aan het ontslag op staande voet ten grondslag hebben gelegen. De kantonrechter zal dan ook alle gronden, zoals genoemd in de latere brief van mr. Both van 8 maart 2019, bespreken.
Schending van het geheimhoudingsbeding en bejegening van [A]
4.5.
IkzijnWij verwijt [X] dat zij zich bij [Y] negatief heeft uitgelaten over IkzijnWij en de privacy van [A] heeft geschonden. Zo heeft [X] details uit het leven van [A] gedeeld met [Y] .
[X] heeft betwist dat zij bedrijfsgevoelige informatie en persoonlijke informatie over [A] heeft gedeeld met [Y] .
4.6.
Gelet op de betwisting door [X] staat naar het oordeel van de kantonrechter niet vast dat [X] persoonlijke informatie over [A] heeft gedeeld met [Y] . Tussen de stukken bevindt zich weliswaar een opsomming van de hand van [Y] , maar daaruit kan niet als vaststaand feit worden afgeleid dat [X] met [Y] sprak over het bedrijf van IkzijnWij en het leven van [A] . Desgevraagd heeft [X] ter zitting verklaard dat ook [A] [Y] bezocht en dat [A] de informatie over haar privéleven zelf heeft gedeeld met [Y] . Hoe de persoonlijke informatie bij [Y] terecht is gekomen, is op dit moment dan ook niet duidelijk. Partijen spreken elkaar op bijna ieder feit tegen. Mocht echter als vaststaand worden aangenomen dat [X] details over het privéleven van [A] heeft gedeeld met [Y] , dan is dat naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende voor het aannemen van een dringende reden. Het kan weliswaar als onbehoorlijk gedrag worden aangemerkt, maar van IkzijnWij mocht worden verwacht dat zij [X] eerst op dergelijk gedrag zou aanspreken, bijvoorbeeld in het kader van een functioneringsgesprek. Functioneringsgesprekken of andere gesprekken waarin het verweten gedrag aan de orde is gesteld, hebben niet plaatsgevonden. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat deze reden geen rechtvaardiging oplevert voor het ontslag op staande voet. Voor zover IkzijnWij nog heeft aangevoerd dat [X] bedrijfsgevoelige informatie heeft opgeslagen op een usb-stick, geldt dat zij deze reden in de brief van 1 maart 2019 noch in de brief van 8 maart 2019 aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd. Dit argument kan dan ook niet meegewogen worden.
Het exploiteren van een concurrerende onderneming
4.7.
IkzijnWij verwijt [X] dat zij, samen met [B] , een onderneming heeft opgericht en heeft ingeschreven in het Handelsregister, alles met het doel om IkzijnWij kapot te maken.
[X] heeft betwist dat zij haar onderneming actief exploiteert. Zij heeft aangevoerd dat zij de onderneming slechts heeft opgericht om werknemers van IkzijnWij, bij een eventueel faillissement van IkzijnWij, over te kunnen nemen. [X] heeft verder aangevoerd dat zij slechts één cliënt gedurende een jaar heeft bijgestaan. De verdiensten (omzet) bedroegen circa € 7.200,00 (12 maanden à € 600,00).
4.8.
Het staat vast dat [X] sinds augustus 2017 een onderneming heeft die zich richt op zorg en maatschappelijke dienstverlening. [X] heeft IkzijnWij daarvan niet op de hoogte gesteld. Hoewel [X] een verwijt kan worden gemaakt dat zij een eigen onderneming is gestart zonder IkzijnWij daarvan in kennis te stellen en met haar te overleggen, rechtvaardigt deze handelwijze in de gegeven omstandigheden geen ontslag op staande voet. De kantonrechter vindt daartoe redengevend dat tussen partijen geen concurrentiebeding is overeengekomen. De enkele afspraak in de arbeidsovereenkomst (artikel 11) dat partijen over en weer geen cliënten van elkaar zullen benaderen en dat door [X] aangebrachte cliënten bij uitdiensttreding van [X] zullen blijven, kan worden aangemerkt als een relatiebeding, maar sluit het mogen verrichten van nevenwerkzaamheden tijdens het dienstverband niet uit. Verder geldt dat [X] parttime werkte, namelijk 24 uren per week, zodat er ruimte was om naast haar werk op grond van de arbeidsovereenkomst andere werkzaamheden te verrichten. IkzijnWij is door bedoelde nevenactiviteit ook niet benadeeld. [X] heeft namelijk onweersproken aangevoerd dat zij slechts één cliënt heeft bijgestaan en dat het een niet-concurrerende activiteit betrof, namelijk ambulante begeleiding in plaats van beschermd wonen, waar IkzijnWij zich op richt.
Het doen van negatieve uitlatingen over IkzijnWij richting de GGD
4.9.
Tot slot maakt IkzijnWij [X] het verwijt dat zij zich bewust negatief heeft uitgelaten over IkzijnWij richting de GGD. [X] deelt ook dit standpunt niet.
4.10.
De kantonrechter oordeelt als volgt. In het verweerschrift heeft IkzijnWij slechts gesteld dat haar uit het rapport van de GGD is gebleken dat het [X] is geweest die verkeerde informatie heeft gedeeld. Ter zitting heeft [A] enkele voorbeelden genoemd. Zo zou [X] de meldcode niet kennen, heeft zij huisregels van internet gehaald en heeft [X] kennelijk met de GGD gepraat over de partner van [A] . Deze voorbeelden, die overigens door [X] zijn betwist, kunnen niet worden aangemerkt als voldoende onderbouwing voor de stelling dat [X] ‘bewust negatieve informatie’ heeft verspreid. IkzijnWij heeft dit verwijt onvoldoende onderbouwd. Van een dringende reden is dan ook geen sprake.
4.11.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven, omdat de dringende redenen ontbreken. [X] heeft ter zitting verklaard te berusten in het ontslag op staande voet en heeft aanspraak gemaakt op de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, de transitievergoeding en de billijke vergoeding. De kantonrechter zal deze onderdelen hierna achtereenvolgens bespreken.
De vergoeding wegens onregelmatige opzegging (artikel 7:672 lid 10 BW)
4.12.
Door [X] op staande voet te ontslaan, heeft IkzijnWij de arbeidsovereenkomst opgezegd zonder inachtneming van de opzegtermijn. De arbeidsovereenkomst bepaalt dat de CAO Sociaal Werk, Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening (hierna: CAO WMD) van toepassing is. Op grond van artikel 2.5 van de CAO WMD geldt in afwijking van de wettelijke regeling een opzegtermijn van twee maanden voor de werkgever, tenzij op grond van artikel 7:672 BW voor de werkgever een langere opzegtermijn geldt. In dit geval doet die uitzondering zich niet voor en bedraagt de opzegtermijn twee maanden. In het geval IkzijnWij de arbeidsovereenkomst op 1 maart 2019 op regelmatige wijze en conform artikel 7:672 BW tegen het einde van de maand zou hebben opgezegd, had de opzegging ingaande 1 juni 2019 moeten plaatsvinden. Op grond van artikel 7:672 lid 10 BW is IkzijnWij voor de periode 1 maart 2019 tot 1 juni 2019 een vergoeding verschuldigd, gelijk aan het loon over die periode. In zoverre wordt de gevorderde vergoeding toegewezen.
4.13.
[X] heeft de vergoeding becijferd op € 7.773,84. IkzijnWij komt op een bedrag van € 7.491,26. De kantonrechter gaat bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding uit van het loon van € 2.312,12 bruto per maand, 8% vakantietoeslag en een eindejaarsuitkering van 8,3%. Die eindejaarsuitkering vloeit voort uit artikel 6.10 van de CAO WMD en dient berekend te worden over het salaris, vermeerderd met de vakantietoeslag. Het bruto maandsalaris bedraagt dan € 2.704,35 (€ 2.312,12 × 1,08 × 1,083). Een en ander resulteert in een vergoeding van € 8.113,05 (€ 2.704,35 × 3). Aangezien de kantonrechter niet meer mag toewijzen dan is gevorderd, zal de vergoeding worden vastgesteld op € 7.773,84. De termijn waarbinnen IkzijnWij dit bedrag dient te voldoen, wordt gesteld op veertien dagen na heden. De wettelijke rente is niet gevorderd door [X] .
De transitievergoeding (artikel 7:673 BW)
4.14.
IkzijnWij is aan [X] de transitievergoeding verschuldigd, omdat de arbeidsovereenkomst langer dan 24 maanden heeft geduurd en de arbeidsovereenkomst door IkzijnWij is opgezegd. [X] heeft de transitievergoeding berekend op een bedrag van € 2.913,27 bruto. De hoogte van dit bedrag is door IkzijnWij erkend. De kantonrechter zal daarom aan transitievergoeding een bedrag van € 2.913,27 bruto toewijzen, te betalen binnen veertien dagen na heden. [X] heeft evenmin de wettelijke rente over de transitievergoeding gevorderd.
De billijke vergoeding (artikel 7:681 BW)
4.15.
Uit artikel 7:681 lid 1 onder a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Voor toekenning van een billijke vergoeding is ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever vereist. Daaraan is reeds invulling gegeven indien de werkgever de voor een rechtsgeldig ontslag geldende voorschriften niet heeft nageleefd en in strijd met artikel 7:671 BW heeft opgezegd (Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, nr. C, pag. 99 en 113).
4.16.
De hoogte van de billijke vergoeding mag niet alleen worden gerelateerd aan de (mate van) ernstige verwijtbaarheid, maar er mag ook rekening worden geworden met het loon en de lengte van het dienstverband, de financiële positie van de werkgever, het loon dat de werknemer zou hebben ontvangen indien in plaats van de billijke vergoeding de vernietiging van de opzegging was verzocht, en een inmiddels elders aanvaard dienstverband. Kortom, met alle omstandigheden van het geval (vgl. Hof Den Haag, 22 maart 2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:715). Dat sluit ook aan bij de aard van de vergoeding; het gaat om een billijke vergoeding die moet worden bepaald nadat de ernstige verwijtbaarheid is vastgesteld. Tot de relevante omstandigheden rekent de kantonrechter ook de transitievergoeding, omdat in die vergoeding, in elk geval gedeeltelijk (zie ook het hiervoor genoemde arrest), de gevolgen zijn verdisconteerd die het ontslag voor de werknemer heeft, en de vergoeding waarop de werknemer aanspraak kan maken ingeval van onregelmatig ontslag (artikel 7:672 lid 10 BW).
4.17.
De kantonrechter acht in deze zaak de volgende bijzondere omstandigheden van belang.
4.18.
De kantonrechter heeft ter zitting vastgesteld dat de arbeidsverhouding tussen partijen ernstig en duurzaam is verstoord. Die verstoring is niet enkel het gevolg van het ontslag op staande voet. Al in 2017 is de arbeidsverhouding verstoord geraakt, zo is ter zitting vastgesteld. Partijen verschillen van mening over de oorzaak van die verstoring, maar dat zij al langere tijd niet meer goed door één deur konden, is genoegzaam komen vast te staan. De kantonrechter weegt daarom vooral mee wat de lengte van het dienstverband zou zijn, indien IkzijnWij in plaats van ontslag op staande voet te geven, aan de kantonrechter om de ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou hebben verzocht. Aannemelijk is dat IkzijnWij een dergelijk verzoek in maart 2019 had kunnen doen. Gelet op de gebruikelijke tijd die een ontbindingsprocedure in beslag neemt, de lengte van de opzegtermijn (twee maanden) en de mogelijkheid om de proceduretijd op de opzegtermijn in mindering te brengen, is redelijkerwijs te verwachten dat de arbeidsovereenkomst bij ontbinding op 1 augustus 2019 zou zijn geëindigd. [X] zou dan nog recht hebben op loon (inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering) ten bedrage van € 13.521,75. Niet aannemelijk is dat [X] in geval van ontbinding met recht aanspraak op een billijke vergoeding zou hebben kunnen maken, omdat niet aannemelijk is dat van ernstig verwijtbaar handelen – het ontslag op staande voet uiteraard weggedacht – in dat geval sprake zou zijn geweest.
4.19.
Bij uitdiensttreding op 1 augustus 2019 zou de transitievergoeding gelijk zijn aan de transitievergoeding bij uitdiensttreding op 1 maart 2019. Er is, vanwege de aanvang van het dienstverband per 1 september 2015, geen extra half jaar verstreken. Met een wijziging in de hoogte van de transitievergoeding hoeft de kantonrechter dus geen rekening te houden.
4.20.
Ten aanzien van de financiële positie van IkzijnWij weegt de kantonrechter mee dat IkzijnWij heeft gesteld dat zij nog circa € 400.000 aan inkomsten verwacht. Dat zij op dit moment er financieel minder gunstig voorstaat wegens onder andere het vertrek van mevrouw [Y] , is dan ook geen reden om te betrekken bij de hoogte van de billijke vergoeding.
4.21.
Gesteld noch gebleken is dat [X] ander werk heeft gevonden.
4.22.
Het voorgaande brengt de kantonrechter tot de volgende rekensom:
  • verondersteld loon tot 1 augustus 2019 € 13.521,75
  • af: transitievergoeding € 2.913,27
  • af: loon over de opzegtermijn
billijke vergoeding € 2.834,64.
IkzijnWij dient de billijke vergoeding binnen veertien dagen na heden te betalen. Over de billijke vergoeding is evenmin rente gevorderd.
Specificaties
4.23.
De vordering tot het verstrekken van deugdelijke bruto/netto-specificaties over de toe te kennen vergoedingen is niet betwist en zal eveneens worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.24.
[X] heeft aanspraak gemaakt op een vergoeding voor de door haar gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 1.031,87. Deze vordering is op geen enkele wijze onderbouwd en nader toegelicht en zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.25.
IkzijnWij is overwegend in het ongelijk gesteld en zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De kantonrechter begroot die kosten als volgt:
  • € 720,00 aan salaris gemachtigde
  • € 486,00 aan griffierecht.
Totaal: € 1.206,00.
De door [X] verzochte wettelijke rente over de proceskostenveroordeling zal worden toegewezen nu hiertegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd. Deze rente zal worden toegewezen vanaf veertien dagen na heden.
In het tegenverzoek
4.26.
Gelet op de uitkomst van het verzoek van [X] komt de kantonrechter niet meer toe aan de beoordeling van het verzoek (voor zover vereist) van IkzijnWij tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst en het verzoek van IkzijnWij om [X] te veroordelen tot betaling van het loon over de opzegtermijn.
Verbod benaderen cliënten en aanbieden zorgdiensten
4.27.
IkzijnWij heeft verder gevorderd dat het [X] wordt verboden om cliënten van IkzijnWij zakelijk te benaderen, zorgdiensten aan te bieden en/of te blijven leveren. Partijen zijn een relatiebeding overeengekomen. In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst is vermeld dat partijen over en weer geen cliënten van elkaar benaderen. IkzijnWij kan [X] echter niet aan een dergelijk beperkend beding houden, indien het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van IkzijnWij (artikel 7:653 lid 4 BW). Een relatiebeding als het onderhavige valt onder artikel 7:653 BW (HR 3 maart 2017, ECLI:NL: HR:2017:364). Door het opzeggen in strijd met de geldende voorschriften voor ontslag is sprake van ernstig verwijtbaar handelen. IkzijnWij kan [X] dan ook niet houden aan dit beding. Een verbod, zoals door IkzijnWij gevorderd, zal niet worden toegewezen.
Verbod op overtreden geheimhoudingsbeding + voorschot schadevergoeding/boete
4.28.
IkzijnWij wil dat het [X] wordt verboden om artikel 9 van de arbeidsovereenkomst te overtreden (het geheimhoudingsbeding). [X] moet geheimhouding betrachten over het bedrijf, de bedrijfsvoering en de klanten van IkzijnWij.
4.29.
Naar het oordeel van de kantonrechter is de vordering op dit onderdeel onvoldoende onderbouwd. IkzijnWij noemt in het kader van de overtreding van het geheimhoudingsbeding vooral de uitlatingen die [X] zou hebben gedaan jegens derden over [A] en haar privésituatie. Nog los van het feit dat niet is komen vast te staan dat [X] dergelijke uitlatingen heeft gedaan, ziet het geheimhoudingsbeding niet op uitlatingen over het privéleven van [A] . Het moet gaan om het ‘
op enigerlei wijze aan derden gegevens of bijzonderheden bekend te maken of mededelingen te doen met betrekking tot de zaken van cliënten en/of relaties van werkgever of werkgever zelf’. [A] zelf is niet de werkgever. En dat [X] uitlatingen over IkzijnWij heeft gedaan of mogelijk gaat doen, is niet voldoende gesteld of gebleken. De kantonrechter wijst de vordering op dit punt af. Voor de goede orde: dit betekent niet dat [X] het geheimhoudingsbeding wel mag schenden. Het betekent alleen dat er geen of onvoldoende belang is bij een veroordeling tot de naleving ervan.
4.30.
De gevorderde boete dan wel een voorschot op schadevergoeding wegens overtreding van het geheimhoudingsbeding zal ook worden afgewezen. Immers is niet gebleken dat [X] het geheimhoudingsbeding heeft overtreden.
Proceskosten
4.31.
IkzijnWij is de in het ongelijk gestelde partij en zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Voor [X] zijn geen extra werkzaamheden voortgevloeid uit het tegenverzoek. De kantonrechter begroot de kosten daarom op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in het verzoek
5.1.
veroordeelt IkzijnWij om binnen veertien dagen na heden aan [X] te betalen:
een vergoeding wegens de onregelmatige opzegging ten bedrage van € 7.773,84 bruto;
een transitievergoeding ten bedrage van € 2.913,27 bruto;
een billijke vergoeding ten bedrage van € 2.834,64 bruto;
5.2.
veroordeelt IkzijnWij tot het overleggen aan [X] van deugdelijke bruto/netto-specificaties met betrekking tot de hiervoor toegewezen bedragen binnen veertien dagen na de dag van de betekening aan IkzijnWij van deze beschikking;
5.3.
veroordeelt IkzijnWij in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de kant van [X] begroot op € 1.206,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tenzij het bedrag binnen deze termijn is betaald;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
in het tegenverzoek
5.6.
wijst de verzoeken af;
5.7.
veroordeelt IkzijnWij in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [X] begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2019.