ECLI:NL:RBOVE:2019:2222

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
C/08/233525 / KG ZA 19-145
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van onderdelen in het kader van het Ariane 6 project en het beroep op retentierecht

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van het Ariane 6 project, heeft Airbus Defence and Space Netherlands B.V. (hierna: Airbus) een kort geding aangespannen tegen PM Aerotec B.V. en PM B.V. (hierna gezamenlijk: PM c.s.) met als doel de afgifte van onderdelen die in beslag zijn genomen. Airbus, als belangrijke toeleverancier voor de Ariane 6 raket, vordert dat PM c.s. de onderdelen, die zich onder hen bevinden, afgeven. PM c.s. beroept zich op een retentierecht, maar Airbus stelt dat dit beroep onaanvaardbaar is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid.

De procedure begon met een dagvaarding op 11 juni 2019, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 juni 2019. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Airbus een spoedeisend belang heeft bij haar vordering, gezien de strikte leveringsafspraken en de mogelijke boetes bij niet-nakoming. PM c.s. heeft verweer gevoerd en een vordering in reconventie ingesteld, waarin zij onder andere vraagt om opheffing van het conservatoire beslag dat op 28 mei 2019 is gelegd.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat PM c.s. niet kan worden toegestaan zich te beroepen op een retentierecht, omdat de omstandigheden van het geval dit niet rechtvaardigen. De rechter heeft de vordering van Airbus toegewezen en de vordering van PM c.s. in reconventie afgewezen. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van Airbus toegewezen, waarbij PM c.s. als grotendeels in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/233525 / KG ZA 19-145
Vonnis in kort geding van 2 juli 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AIRBUS DEFENCE AND SPACE NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Leiden,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaten: mr. E.C. Netten en mr. J.E.S. Hamster te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PM AEROTEC B.V.,
gevestigd te Hengelo,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PM B.V.,
gevestigd te Dedemsvaart,
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
advocaat: mr. J.T. Stekelenburg te Holten.
Partijen zullen hierna Airbus en PM c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties d.d. 11 juni 2019
  • de akte houdende eis in reconventie, ingekomen op 14 juni 2019
  • de door PM c.s. overgelegde producties 1 t/m 20
  • de mondelinge behandeling op 18 juni 2019
  • de pleitnota van Airbus
  • de pleitnota van PM c.s..
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Airbus ontwerpt en bouwt onderdelen van raketten voor de lancering van satellieten. Zij is op dit moment een belangrijke toeleverancier van onderdelen voor de Ariane 6 raket en zij heeft in dat verband een overeenkomst gesloten met ArianeGroup SAS in Frankrijk, die verantwoordelijk is voor de algehele realisatie van de Ariane 6 raket. De Ariane 6 raket moet het Europese antwoord vormen op de Amerikaanse projecten van SpaceX en Blue Origin. Medio 2020 en voor 70 miljoen euro moet de Ariane 6 raket haar eerste ruimtevlucht maken.
2.2.
Airbus speelt een cruciale rol in de realisatie van het Ariane 6 project; andere onderdelen van de raket kunnen pas worden geïntegreerd als de onderdelen van Airbus gereed zijn.
Er is in het Ariane 6 project sprake van een “top-down” prijsstructuur in de supply chain, waarbij maximum prijzen (ceiling prices) met de leveranciers worden afgesproken.
2.3.
In de overeenkomst tussen ArianeGroup en Airbus zijn strikte prijs- en leveringsafspraken met Airbus gemaakt en zijn er boetes verbonden aan het niet nakomen van leveringsafspraken (10% van de contractswaarden) en in bepaalde gevallen zelfs een recht om de overeenkomst te beëindigen (en bij ontbinding wegens het niet nakomen van leveringsafspraken is ArianeGroup bevoegd van Airbus de totale contractswaarde te vorderen van ongeveer 50 miljoen euro).
2.4.
Airbus heeft op haar beurt de productie van enkele raketonderdelen uitbesteed. Zij heeft op 1 augustus 2017 een overeenkomst gesloten met Spacetec B.V. gevestigd te Hengelo (destijds in oprichting, hierna te noemen: Spacetec).
De bepalingen in de overeenkomst tussen ArianeGroup en Airbus hebben een evenknie in de overeenkomst tussen Airbus en Spacetec.
In artikel 1.1 van de overeenkomst staan de doelstellingen van het Ariane 6 project en de artikelen 9.1 t/m 9.3 van de overeenkomst bevatten afspraken omtrent de ceiling prices voor de Development Phase.
2.5.
De artikelen 18.4 en 18.5 bepalen het volgende:
18.4
Our Goods and information
Goods and information delivered by or on behalf of us remain the property of us or a third party.
If the delivered Goods are incorporated in new Goods, the new Goods will have been made for us, whereby you will be the custodian of the Goods.
You will clearly mark the Goods and information as the property of us or this third party and after receipt will bear the risk of loss, theft and damage.
You are not permitted to use the Goods and information for purposes other than those agreed. You are therefore not entitled to pledge the Goods or encumber the Goods or to (improperly) merge or bind the Goods. You are also not permitted to make arrangements that infringe the ownership right of us and you waive any right of retention (“retentierecht”).
18.5
Our right of acces to remove our Goods
We are permitted on first request to gain acces to the locations where the Goods concerned are situated and to take back, or disassemble or remove these Goods.
2.6.
Artikel 21 bepaalt:
21 Transfer and engagement of third parties
21.1
Transferring this Contract to third parties
You are only permitted to transfer rights and obligations under the Contract to third parties and/or your Employees following our approval in writing.
We can attach conditions to this approval.
21.2
Continuing responsibility after transfer of the Contract
If you transfer rights and obligations to a third party (as described in 18.1) you remain fully responsible for the correct performance of the Contract after transfer, and you indemnify us against all costs, damage and claimsrelated thereto.
Agreements with third parties involved will correspond with the provisions of the Contract.
21.3
Guarantee
You provide the guarantee attached in Appendix 2 to secure that if you are not performing your obligations under this Contract, PM Tec Holding will fulfil your obligations under the Contract.
2.7.
In geval van een geschil bepaalt artikel 22.2 voorts:
Arbitration
If we cannot reach agreement, any disputes between Parties will be settled in accordance with the most recent Rules of Arbitration of the International Chamber of Commerce. The location of arbitration is The Hague.
Parties will continue with the performance of the Contract in anticipation of the decision.
2.8.
Spacetec, niet betrokken in de procedure, is ten behoeve van het Ariane 6 project opgericht. Zij heeft de onderdelen deels laten produceren door PM c.s.
Spacetec en PM c.s. behoren tot hetzelfde concern.
2.9.
Spacetec heeft zich eind 2018 op het standpunt gesteld dat Airbus meerkosten aan haar is verschuldigd, en heeft op deze grond geweigerd raketonderdelen en (verpakkings-) materialen aan Airbus af te geven. Een (aanzienlijk) deel van deze zaken bevonden zich bij PM c.s.
2.10.
Airbus, die vreesde in de knel te komen met de nakoming van haar verplichtingen jegens ArianeGroup SAS, heeft na daartoe verkregen verlof, conservatoir (derden-) beslag tot afgifte laten leggen onder Spacetec en PM c.s., met aanstelling van een bewaarder. De goederen bevinden zich thans in handen van de bewaarder het Nederlands Taxatie- en Adviesbureau. Er is beslag gelegd in Dedemsvaart en in Hengelo.
2.11.
Airbus heeft op 4 juni 2019 de overeenkomst met Spacetec gedeeltelijk ontbonden, ten aanzien van alle toekomstige verplichtingen van partijen. Zij heeft als grondslag voor die ontbinding kort gezegd vermeld continue en ernstige schendingen van de overeenkomst door Spacetec.
2.12.
Uit een e-mail van 5 juni 2019 blijkt dat de zaken waarover Spacetec ten tijde van het beslag de feitelijke macht uitoefende zijn vrijgegeven en ter beschikking van Airbus zijn gesteld.
De e-mail vermeldt verder dat dit niet geldt voor de zaken waarover PM c.s. ten tijde van het beslag de feitelijke macht uitoefende, omdat PM c.s. meent daarop betere rechten te hebben dan Airbus.

3.Het geschil

3.1.
Airbus vordert samengevat - PM c.s. te veroordelen:
A: tot afgifte van de onderdelen, zoals weergegeven in productie 5;
B: tot betaling van een dwangsom van € 50.000,00 per dag of dagdeel dat niet of niet volledig aan bovenstaande verplichting onder A wordt voldaan, met een maximum van
€ 5.000.000,00;
C: in de kosten van het geding, waaronder inbegrepen buitengerechtelijke kosten, de kosten van de conservatoire beslagen en de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten in geval van betekening van het vonnis.
3.2.
Airbus heeft het volgende hiertoe aangevoerd, kort samengevat.
De ongefundeerde claim voor meerkosten van Spacetec van € 650.000,00 is de reden voor de onderhavige procedure. Gelet op de uitgangspunten van het Ariane 6 project zijn kwesties als leveringsafspraken met deadlines en plafondprijzen contractueel strak geregeld. Er zijn ernstige consequenties verbonden aan het schenden van die deadlines. Gelet op het prijsplafond is de claim van Spacetec voor meerkosten, die het prijsplafond met
€ 650.000,00 overstijgt, ongefundeerd. Door de ontbinding van de overeenkomst per 4 juni jl. heeft Airbus een vordering op Spacetec van € 935.000,00 uit hoofde van schadevergoeding en een vordering van € 252.575,00 uit hoofde van onverschuldigde vooruitbetalingen.
Airbus is met Spacetec overeengekomen dat Spacetec de onderdelen zou produceren en leveren, met materialen afkomstig van Airbus. Spacetec mocht niet uit eigen beweging derden inschakelen gelet op artikel 21 van de overeenkomst. Dat past ook in de structuur van het project; hele onderdelen van de overeenkomst zouden waardeloos worden als Spacetec naar eigen behoefte onderaannemers kan inschakelen, gelet op de bepalingen over de kwalitatieve eisen waaraan moet worden voldaan, dat Airbus de productiemethode en organisatie mag inspecteren, en de bepaling over het niet mogen beroepen op een retentierecht. Pas eind mei 2019 werd plotseling gesteld dat PM c.s. op grote schaal was ingeschakeld bij de productie van de onderdelen voor Airbus. Airbus heeft hiervoor geen toestemming gegeven. De contracten van (onder)aanneming zijn ook nooit met Airbus gedeeld. Ook PM c.s. kan geen beroep doen op een retentierecht:
- de vordering waarvoor retentierecht wordt ingeroepen is onvoldoende onderbouwd;
- er is niet voldaan aan het samenhangvereiste;
- er is geen retentierecht uitgeoefend;
- Airbus heeft een ouder recht en Spacetec was niet bevoegd overeenkomsten met PM c.s. aan te gaan;
- een beroep op een retentierecht is in de gegeven omstandigheden in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
De vordering in conventie dient daarom te worden toegewezen en de vordering in reconventie te worden afgewezen, aldus Airbus.
3.3.
PM c.s. heeft verweer gevoerd en een vordering in reconventie ingesteld.
Zij vordert in reconventie:
A.
Primair:
het in opdracht van Airbus op 28 mei 2019 ten laste van PM c.s. gelegde conservatoire beslag
per directop te heffen;
Subsidiair:
I. Airbus te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis het op 28 mei 2019 ten laste van PM c.s. gelegde conservatoire beslag op te heffen;
II. Airbus te veroordelen om het ertoe te leiden dat de gerechtelijke bewaring binnen genoemde termijn eindigt;
III. met veroordeling van Airbus tot betaling aan PM c.s. van een dwangsom van EUR
50.000 voor iedere dag of dagdeel dat niet of niet volledig aan onder I) en II) genoemde
verplichtingen wordt voldaan, met een maximum van EUR 5.000.000, althans door de
voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen (maximum)bedragen;
B.
Airbus te veroordelen om het ertoe te leiden dat binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis de beslagen zaken, die op 28 mei 2019 in haar opdracht zijn afgevoerd, bij PM c.s. worden terugbezorgd, met veroordeling van Airbus tot betaling aan PM c.s. van een dwangsom van EUR 50.000 voor iedere dag of dagdeel dat niet of niet volledig aan bovenstaande verplichting wordt voldaan, met een maximum van EUR 5.000.000,
althans door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen (maximum)bedragen;
C.
In conventie en in reconventie:
Airbus te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten, binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, onder bepaling dat Airbus de wettelijke rente hierover verschuldigd zal zijn tot de dag van algehele voldoening, indien betaling binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis uitblijft.
3.4.
PM c.s. heeft het volgende aangevoerd, kort samengevat.
Spacetec is een project-vennootschap en is exclusief opgericht voor het Ariane 6 project. Zij heeft geen personeel in dienst en geen eigen website. Voor de uitvoering van haar contractuele verplichtingen in relatie tot Airbus is/was Spacetec totaal afhankelijk van derden, te weten PM c.s. (en in hun kielzog: anderen). Airbus weet dat ook en wist dat van aanvang af. Spacetec bezit, behalve één machine, geen productiemiddelen. Airbus heeft van aanvang af rechtstreeks contact gehad met medewerkers van PM c.s. en zij heeft zaken opgehaald op de locaties van PM c.s. in Dedemsvaart en Hengelo (O).
3.5.
Anders dan Airbus stelt heeft PM c.s. een retentierecht dat aan Airbus kan worden tegengeworpen. In deze gaat het niet over het geschil tussen Airbus en Spacetec, Spacetec is geen partij bij het onderhavige geding. De uiteenzetting van Airbus over het niet nagekomen zijn van afspraken door Spacetec dient te worden aangemerkt als zinloze stemmingmakerij. Het gaat slechts om het retentierecht van PM c.s. Wat Airbus heeft gezegd over Spacetec is niet relevant en wordt betwist; uit de overgelegde e-mail van de heer [Y] blijkt al dat de zaak heel anders in elkaar zit dan door Airbus bij dagvaarding wordt beweerd.
Als eenmaal is vastgesteld dat er sprake is van een retentierecht dat aan de derde-eigenaar kan worden tegengeworpen, rest die derde-eigenaar niets anders dan of te berusten in zijn lot of de vordering van de retentor te voldoen om zodoende weer de beschikking te krijgen over de zaak. Aan de elementen voor het uitoefenen van een retentierecht is voldaan. PM c.s. oefende de feitelijke macht uit over de zaak ten aanzien waarvan retentie wordt gepleegd, er bestaat een vordering van de retentor op de schuldenaar, en, omdat er in het onderhavige geval sprake is van een derde met een ouder recht, er is ook voldaan aan de eis dat de vordering van de retentor op de schuldenaar voortspruit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan of dat de retentor geen reden had om aan die bevoegdheid te twijfelen. In het contract tussen Airbus en Spacetec staat geen verbod op de inschakeling van derden, waartoe gerekend PM c.s..
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en in reconventie gezamenlijk worden behandeld. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het in deze procedure gaat om beantwoording van de vraag of voldoende vastgesteld kan worden dat PM c.s. een vordering op Spacetec heeft en of PM c.s. zich in dat verband jegens Airbus kan beroepen op een retentierecht ten aanzien van de bij haar in beslag genomen zaken.
4.2.
Airbus heeft gelet op de gestelde inbreuk op haar eigendomsrecht door uitoefening van het retentierecht door PM c.s. in samenhang hetgeen zij heeft gesteld over haar leveringsverplichtingen en het tijdschema van het Ariane 6 project voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vordering. Van Airbus kan niet worden verlangd dat zij een bodemprocedure afwacht. PM c.s. heeft de spoedeisendheid ook niet betwist.
4.3.
Een retentierecht is de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een schuldeiser toekomt, om de nakoming van een verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldeiser op te schorten totdat de vordering wordt voldaan (art. 3: 290 BW).
De schuldeiser kan het retentierecht ook inroepen tegen derden met een ouder recht, indien zijn vordering voortspruit uit een overeenkomst die de schuldenaar bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan, of hij geen reden had om aan de bevoegdheid van de schuldenaar te twijfelen (art. 3: 291 lid 2 BW). De ratio van deze bepaling is dat er geen reden is om de retentor de bescherming van het retentierecht tegenover een ouder gerechtigde te onthouden wanneer het gaat om een vordering uit een overeenkomst die de schuldenaar jegens de derde bevoegd was te sluiten of ten aanzien waarvan de schuldeiser zich redelijkerwijs niet in die bevoegdheid hoefde te verdiepen, omdat de overeenkomst met een normale exploitatie van de zaak in overeenstemming was. In beginsel dient de derde met een ouder recht het retentierecht derhalve tegen zich te dulden, ongeacht overigens of de vordering waarvoor het retentierecht is ingeroepen al dan niet in verhouding staat tot de waarde van de teruggehouden zaak.
4.4.
Vordering van PM c.s.
PM c.s. stelt dat PM B.V. van Spacetec te vorderen heeft een bedrag van € 165.735,70 aan onbetaald gelaten facturen en een bedrag van € 491.050,44 in verband met een lening. Voor wat betreft PM Aerotec B.V. gaat het om een bedrag van € 350.590,94. PM c.s. verwijst in dit verband naar het rekeningoverzicht in productie 15, naar de geldleningsovereenkomst, productie 16, ineens opgeëist bij brief van 29 mei 2019 (productie 17) en naar facturen en order confirmations aan Spacetec.
Airbus is van mening dat de vordering van PM c.s. onvoldoende is onderbouwd; onderliggende overeenkomsten tussen Spacetec en PM c.s. zijn niet overgelegd zodat een en ander niet verifieerbaar is. Airbus houdt er sterk rekening mee dat de order confirmations en mogelijk ook de facturen pas recent zijn opgesteld. Airbus heeft namelijk geconstateerd dat alle prijzen in de order confirmations gelijk zijn aan de prijzen die Spacetec in februari 2019 met Airbus heeft gecommuniceerd, vermeerderd met 10%. Die prijzen waren vóór februari 2019 nog helemaal niet bekend. Volgens Airbus is een en ander achteraf geconstrueerd.
4.5.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft PM c.s. in het kader van deze procedure voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een vordering op Spacetec heeft, al is de omvang hiervan onvoldoende onderbouwd en thans niet te verifiëren. Een vordering van substantiele omvang is aannemelijk omdat de gang van zaken na het sluiten van het contract met Spacetec B.V. i.o. anders is geweest dan Airbus voorstond. PM c.s. heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij werkzaamheden heeft verricht voor Spacetec; zij heeft er onder meer op gewezen dat Spacetec een project-vennootschap is (geworden), geen personen in dienst heeft en slechts één machine had, waarmee niet alle onderdelen gemaakt konden worden. Spacetec was vanaf het begin afhankelijk van derden, waaronder PM c.s.
Daarbij komt dat door Airbus niet is betwist dat zij onderdelen heeft opgehaald niet alleen bij Spacetec in Hengelo maar ook bij PM c.s. in Hengelo en Dedemsvaart. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er ook voldoende samenhang als bedoeld in art. 6: 52 BW tussen de vordering van PM c.s. en de zaken waarop PM c.s. het retentierecht wil uitoefenen als bedoeld in art. 6: 52 BW.
4.6.
Feitelijke macht
De in beslag genomen zaken zijn aangetroffen in hallen in Hengelo en Dedemsvaart. Voor wat betreft de hal in Hengelo, waar Spacetec en PM c.s. zijn gevestigd is niet duidelijk geworden welke zaken precies in de macht van PM c.s. moeten worden geacht danwel in de macht van Spacetec (in welk geval geen retentierecht kan worden uitgeoefend). In Dedemsvaart bevonden de zaken zich in een hal die enkel in gebruik was bij PM c.s. Hieruit concludeert de voorzieningenrechter dat in elk geval de zaken in Dedemsvaart onder de feitelijke macht van PM c.s. vielen en de zaken in Hengelo voor een vooralsnog onbekend deel. Er is derhalve geen sprake van de situatie dat de vordering van Airbus moet worden toegewezen omdat PM c.s. niet de feitelijke macht over de zaken had (maar Spacetec).
De voorzieningenrechter laat dit punt verder rusten gelet op het volgende.
4.7.
Derde met ouder recht
Partijen zijn het er over eens dat Airbus een ouder recht (het eigendomsrecht) heeft op de in beslag genomen zaken. Gelet op art. 3: 291 lid 2 BW kan PM c.s. het retentierecht ook inroepen tegen Airbus, als de vordering van PM c.s. voortspruit uit een overeenkomst die Spacetec bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan, of PM c.s. geen reden had om aan de bevoegdheid van Spacetec te twijfelen.
Volgens Airbus is aan deze voorwaarden niet voldaan. Spacetec was niet bevoegd de overeenkomst met PM c.s. aan te gaan gelet op art. 21 lid 2 van de overeenkomst en bovendien was er voor PM c.s. reden om aan de bevoegdheid van Spacetec te twijfelen.
PM c.s. en Spacetec zijn zusterondernemingen en delen medewerkers, functionarissen, bestuurders, locaties en machines. Het is onmogelijk dat medewerkers van PM c.s. niet op de hoogte waren van de bepalingen in de overeenkomst tussen Spacetec en Airbus. Zo is de heer [X] gelet op het proces-verbaal directeur van PM Aerotec terwijl hij bij Spacetec verantwoordelijk is voor de communicatie met Airbus over alle formele stappen die de overeenkomst voorschrijft, de MRR, de DRB etc. Ook was hij aanwezig bij recente onderhandelingsgesprekken tussen Airbus en Spacetec. Hij is dan ook op de hoogte van de bepalingen in de overeenkomst en dit geldt ook voor de heer [Y] , die van alle betrokken vennootschappen de (indirect) bestuurder is en in feite de gehele PM groep in zijn eentje leidt, aldus Airbus.
4.8.
Volgens PM c.s. was Spacetec wel degelijk bevoegd om de overeenkomst met PM c.s. aan te gaan. Het gaat slechts om de vraag of de opdrachtgever (Spacetec) bevoegd was de overeenkomst aan te gaan en niet om de vraag of de opdrachtgever bevoegd was de overeenkomst aan te gaan zonder dat hij daarin een bepaling opneemt dat de opdrachtnemer afstand moet doen van zijn retentierecht. Er is hoogstens sprake van wanprestatie van Spacetec jegens Airbus door niet contractueel overeen te zijn gekomen dat PM c.s. afstand doet van het retentierecht, aldus PM c.s..
4.9.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter ziet artikel 21 van de overeenkomst, opgenomen onder 2.6., op overdracht van rechten en verplichtingen, contractsovername, en niet op het onderhavige geval waarin Spacetec derden/andere tot haar groep behorende ondernemingen heeft ingeschakeld om aan haar verplichtingen jegens Airbus te voldoen. In dat artikel leest de voorzieningenrechter geen verbod om derden als onderaannemer in te schakelen bij het productieproces. Airbus heeft bovendien nooit eerder geprotesteerd toen zij bemerkte dat PM c.s. was ingeschakeld bij de productie, PM c.s. heeft onbetwist gesteld dat Airbus producten heeft opgehaald rechtstreeks bij PM c.s. in Hengelo en in Dedemsvaart zodat zij van de inschakeling van PM c.s. had moeten/kunnen weten.
4.10.
Een andere vraag is of Spacetec derden/andere tot haar groep behorende ondernemingen als onderaannemer in mocht schakelen zonder daarbij te bedingen dat deze op hun beurt ook afstand moesten doen van retentierechten. Het contract tussen Airbus en Spacetec is wat betreft eigendom en retentierecht helder. Het contract vermeldt dat en waarom Airbus te allen tijde bij haar eigendommen wil kunnen, kort gezegd om de voortgang van het gehele project en haar rol daarin niet in gevaar te brengen, en dat Spacetec daarom uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van haar retentierecht.
4.11.
Gelet op het gehele project en de positie van Airbus was het ongetwijfeld de bedoeling dat bedingen over het eigendomsrecht en het afstand doen van retentierecht zouden worden opgenomen in contracten met onderaannemers, anders zouden diverse onderdelen van het contract voor niets zijn opgenomen en zou de voortgang van het project en de rol van Airbus hierin alsnog gevaar lopen daar waar onderaannemers worden ingeschakeld.
4.12.
Contracten tussen Spacetec en PM c.s. zijn er niet, althans zijn deze niet overgelegd, zodat er van uit wordt gegaan dat Spacetec niet met PM c.s. is overeengekomen dat zij afstand doet van haar retentierecht, zodat zij dit recht in beginsel heeft.
Desalniettemin is de vordering van Airbus toewijsbaar, omdat het beroep van PM c.s. op een retentierecht onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het betreft in het bijzonder de volgende omstandigheden:
- Spacetec/PM c.s. wisten eind 2018 al dat Airbus de meerkosten betwist en zij hebben nagelaten om die vordering voor meerkosten aanhangig te maken.
- De mensen achter PM c.s. weten dat en waarom hun projectvennootschap Spacetec met Airbus afspraken heeft gemaakt over het eigendomsrecht van Airbus en over uitdrukkelijk afstand doen van retentierecht. De kennis van die personen kan ook worden toegerekend aan PM c.s. De positie van PM c.s. verschilt wat dat betreft van een van Spacetec los staande derde, die mogelijk wel een beroep zou kunnen doen op een retentierecht.
- De belangen van andere derden (ArianeGroup) worden in belangrijke mate geschaad door de uitoefening van het retentierecht.
- Gesteld noch gebleken is dat Airbus onvoldoende verhaal biedt voor het geval de vordering voor meerkosten van Spacetec/PM c.s. in de toekomst wordt toegewezen.
4.13.
De vordering van Airbus zal daarom worden toegewezen (met dien verstande dat PM c.s. de onderdelen pas kan afgeven na opheffing van het beslag en vrijgave door de bewaarder, zoals partijen ook eerder hebben gehandeld op 5 juni 2019) en de vordering van PM c.s. in reconventie zal worden afgewezen. Volledigheidshalve overweegt de voorzieningenrechter dat dit oordeel niets zegt over de gegrondheid van de vordering van PM c.s. op Spacetec en de vordering van Spacetec op Airbus. Er wordt hier slechts geoordeeld dat PM c.s. zich in dat kader niet kan beroepen op een retentierecht.
4.14.
De voorzieningenrechter ziet verder aanleiding de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren gelet op de wederzijdse belangen en de omstandigheden van het geval. Gelet op hetgeen Airbus heeft gesteld over het Ariane 6 project, de ambities, de deadlines en de boetes, weegt het belang van Airbus om de beschikking te krijgen over de zaken niettegenstaande hoger beroep, zwaarder dan het belang aan de zijde van PM c.s. bij behoud van de bestaande toestand tot op het hoger beroep is beslist. Ook in dit verband is van belang dat gesteld noch gebleken is dat Airbus onvoldoende verhaal zal bieden voor het geval enige vordering tegen haar zal worden toegewezen.
4.15.
PM c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, inclusief beslagkosten (voor zover deze betrekking hebben op PM c.s.). De kosten aan de zijde van Airbus worden in reconventie begroot op € 490,00 salaris advocaat en in conventie begroot op:
- dagvaarding € 172,80
- griffierecht € 639,00
- beslagkosten € 2390,83
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 4182,63
4.16.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie:
veroordeelt PM c.s.:
A: tot afgifte van de onderdelen, zoals weergegeven in productie 5;
B: tot betaling van een dwangsom van € 50.000,00 per dag of dagdeel dat niet of niet volledig aan bovenstaande verplichting onder A wordt voldaan, met een maximum van
€ 5.000.000,00;
veroordeelt PM c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Airbus tot op heden begroot op een bedrag van € 4182,63. Veroordeelt PM c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat PM c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie:
wijst de vorderingen in reconventie af;
veroordeelt PM c.s. in de kosten van de procedure in reconventie, aan de zijde van Airbus begroot op € 490,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2019. [1]

Voetnoten

1.type: